Uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
Art. 1408. <W 14-07-1976, art. 2> Gemeenschappelijk zijn :
- de schulden aangegaan door beide echtgenoten, gezamenlijk of hoofdelijk;
- de schulden aangegaan door een der echtgenoten ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen;
- de schulden door een der echtgenoten aangegaan in het belang van het gemeenschappelijk vermogen;
- de schulden ten laste van giften, aan de twee echtgenoten gezamenlijk of aan een van hen gedaan onder beding dat de gegeven of vermaakte goederen gemeenschappelijk zullen zijn;
- de interesten die een bijzaak vormen van de eigen schulden van een der echtgenoten;
- de onderhoudsschulden jegens bloedverwanten in de nederdalende lijn van een der echtgenoten;
- de schulden waarvan niet bewezen is dat zij aan een der echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling.
Toepassingen:
De intrestlasten van een lening aangegaan ter financiering van een (eigen onroerend goed) gezinswoning is een gemeenschappelijke schuld, hetzij bij toepassing van artikel 1408 burgerlijk wetboek, hetzij omdat deze schuld dient aanzien te worden als een last van de huishouding (de aangekochte woning dienstdoende de als voornaamste gezinswoning). Kapitaalschuld in dit voorbeeld blijft een eigen schuld.
Vergelijk: ART. 222 burgerlijk wetboek:
[Iedere schuld die door een der echtgenoten wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, verbindt de andere echtgenoot hoofdelijk. Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn. ]
Commentaar: enkel de hoofdelijkheid van de schuld in verhouding van de schuldeisers vervalt, maar een buitensporige schuld ten behoeve van de huishouding blijft gemeenschappelijk. en schuld ten behoeve van de huishouding dient niet noodzakelijk te zijn om een gemeenschappelijk karakter te hebben. Het volstaat louter dat de schuld ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen werd aangegaan.
Vergelijk: ART. 1414 Burgerlijk wetboek:
Gemeenschappelijke schulden kunnen zowel verhaald worden op het eigen vermogen van elk der echtgenoten als op het gemeenschappelijk vermogen.
Op het eigen vermogen van de niet-contracterende echtgenoot mogen echter niet worden verhaald:
1. de schulden door een der echtgenoten aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, wanneer zij lasten meebrengen die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn;
2. de interesten die een bijzaak vormen van de eigen schulden van een der echtgenoten.
Deze regel behelst het verhaalrecht een van de derde schuldeisers en niet het eigen of gemeenschappelijk karakter van de schuld, waardoor artikel 1408 van het burgerlijk wetboek onverkort blijft gelden. De interesten van eigen schulden maken wel degelijk gemeenschappelijke schulden uit. Volgens het hof van beroep te Gent 30 juni 1987, T. Not 1987,482 , zijn alleen de verwijlsinteresten gemeenschappelijk en niet de vergoedende intresten. Over het eigen karakter van de kapitaalsaflossingen van een eigen schuld bestaat geen discussie. Deze zijn en blijven hoe dan ook eigen.