Gebruik als advocaat, magistraat, notaris steeds de termen “gelijkmatig verdeelde huisvesting” en dit met uitsluiting van elke andere terminologie, zoals bilocatie, week-weekregeling, alternerend verblijf.
Sinds de wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind (B.S. 04.09.2006), werd het zogenaamd “alternerend verblijf” voor kinderen de norm.
Deze wet gaf aanleiding tot wijziging van artikel 132 bis van het Wetboek van Inkomstenbelasting, hetgeen gebeurde bij de Wet diverse bepalingen (I) d.d. 27.12.2006 (B.S. 28.12.2006).
Artikel 279 van voornoemde wet heeft het, bij de Wet van 4 mei 1999, ingevoegde artikel 132bis van het Wetboek van Inkomstenbelasting als volgt vervangen:
“De toeslagen bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, worden verdeeld over twee belastingplichtigen die geen deel uitmaken van hetzelfde gezin maar samen het ouderlijk gezag uitoefenen over één of meer kinderen ten laste die recht geven op de bovenvermelde toeslagen en waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld over de beide belastingplichtigen:
- hetzij op grond van een geregistreerde of door een rechter gehomologeerde overeenkomst waarin uitdrukkelijk is vermeld dat de huisvesting van die kinderen gelijkmatig is verdeeld over beide belastingplichtigen en dat zij bereid zijn de toeslagen op de belastingvrije som voor die kinderen te verdelen;
- hetzij op grond van een rechterlijke beslissing waarin uitdrukkelijk is vermeld dat de huisvesting van die kinderen gelijkmatig is verdeeld over beide belastingplichtigen.
In dat geval worden de toeslagen bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 5°, waarop die kinderen recht geven, en die worden vastgesteld ongeacht of er al dan niet andere kinderen zijn in het gezin waarvan ze deel uitmaken, voor de helft toegekend aan elk van de belastingplichtigen.
In het geval bedoeld in het eerste lid wordt de in artikel 132, eerste lid, 6° bedoelde toeslag, voor de helft toegekend aan de belastingplichtige die geen aftrek vraagt van de uitgaven voor kinderoppas bedoeld in artikel 104, 7°.
Een afschrift van de rechterlijke beslissing of de overeenkomst bedoeld in het eerste lid, moet ter beschikking van de administratie worden gehouden zolang minstens één van de kinderen waarover het ouderlijk gezag gezamenlijk wordt uitgeoefend en waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld, recht geeft op de in dit artikel bedoelde toeslagen.
Dit artikel is slechts van toepassing indien uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar de in het eerste lid bedoelde overeenkomst is geregistreerd of gehomologeerd of de in het eerste lid bedoelde rechterlijke beslissing is genomen.
Dit artikel is niet van toepassing op de in de eerste lid bedoelde toeslagen met betrekking tot een kind waarvoor onderhoudsuitkeringen als bedoeld in artikel 104, 1°, worden afgetrokken door één van de hierboven bedoelde belastingplichtigen.”
Naar aanleiding van deze wijziging werd de circulaire Ci.RH.331/598.621 (AOIF 37/2010) van 26 april 2010 uitgevaardigd. Deze circulaire stelt als algemene regel op aan alle ambtenaren:
Art. 14
De fiscale co-ouderschapsregeling die is opgenomen in art. 132bis, WIB 92, is slechts van toepassing voor zover de ouders gezamenlijk het ouderlijke gezag over hun gemeenschappelijke kinderen uitoefenen.
Art. 17
De fiscale co-ouderschapsregeling is van toepassing voor de hierboven bedoelde gemeenschappelijke kinderen wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de ouders maken geen deel uit van hetzelfde gezin (zie nr. 18);
de huisvesting van de kinderen is gelijkmatig verdeeld over de ouders op grond van een overeenkomst of een rechterlijke beslissing die voldoet aan een aantal voorwaarden (zie nrs. 19 tot 23);
geen van de ouders trekt voor die kinderen onderhoudsuitkeringen als bedoeld in art. 104, 1°, WIB 92 af (zie nr. 34).
Art. 19
De gelijkmatig verdeelde huisvesting moet blijken:
ofwel uit een geregistreerde of door een rechter gehomologeerde overeenkomst;
ofwel uit een rechterlijke beslissing.
Art. 20
De overeenkomst of de rechterlijke beslissing moet uitdrukkelijk vermelden dat de huisvesting van de kinderen gelijkmatig is verdeeld.
Die voorwaarde is ingevoerd om te vermijden dat de taxatieambtenaren moeten oordelen of een tussen de ouders overeengekomen verblijfsregeling al dan niet als een gelijkmatig verdeelde huisvesting kan worden beschouwd (Kamer, 2006-2007, doc 51 2760/001, blz. 169).
Art. 21
In geval van een gelijkmatig verdeelde huisvesting die blijkt uit een overeenkomst, moet bovendien uitdrukkelijk in de overeenkomst zijn vermeld dat de belastingplichtigen bereid zijn om, voor de kinderen voor wie een gelijkmatig verdeelde huisvesting van toepassing is, de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste te delen.
Art. 22
Op 1.1.2008 bestaande gehomologeerde of geregistreerde overeenkomsten die de in nr. 21 bedoelde verplichte fiscale clausule bevatten, maar waarin de term ”(verblijfs)co-ouderschap”, “gedeeld hoederecht” of “bilocatie” wordt gebruikt in plaats van het recent ingevoerde begrip “gelijkmatig verdeelde huisvesting” mogen voor de gewijzigde fiscale co-ouderschapsregeling als geldig verantwoordingsstuk worden overgelegd. Hetzelfde geldt voor de bestaande rechterlijke beslissingen waarin sprake is van een “co-ouderschapsregeling”, een “regeling gedeeld hoederecht” of “bilocatie”.
Tengevolge van bovenstaande worden heel wat rechtzoekenden geconfronteerd met beslissingen van de Administratie welke systematisch de toepassing van het gedeeld fiscaal voordeel overeenkomstig artikel 132bis WIB92 verwerpen wanneer een van de ouders zich hiertegen verzet en dit omwille van de hiernavolgende overwegingen:
“Overeenkomstig art.132bis, eerste lid, WIB '92 is de verdeling van de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste over beide inzonderheid afhankelijk van de voorwaarde dat in een (geregistreerde of door een rechter gehomologeerde) overeenkomst of rechterlijke beslissing "uitdrukkelijk is vermeld dat de huisvesting van die kinderen gelijkmatig is verdeeld" over beide ouders.
Uit de Memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat tot de W 27.12.2006 houdende diverse bepalingen (I) heeft geleid, blijkt dat die voorwaarde is ingevoerd "om te vermijden dat ambtenaren moeten oordelen of een tussen de ouders overeengekomen verblijfsregeling wel als gelijkmatig verdeelde huisvesting kan worden beschouwd" (Kamer, doc 51 2760/001, blz 169).
Op die voorwaarde voorziet diezelfde Memorie slechts één uitzondering, nl. bestaande gehomologeerde of geregistreerde overeenkomsten en rechterlijke beslissingen "waarin de term (verblijfs)co-ouderschap, gedeeld hoederecht ofbilocatie wordt gebruikt in plaats van het recent ingevoerde begrip gelijkmatig verdeelde huisvesting". Die overeenkomsten en beslissingen "kunnen voor de gewijzigde fiscale co-ouderschapsregeling (eveneens) als geldig verantwoordingsstuk worden voorgelegd" (Kamer, doc 51 2760/001, blz 169).
Uit samenlezing van art. 132bis, eerste lid, WIB '92 en bovenvermelde verduidelijkingen in de Memorie van toelichting kan worden besloten dat de wetgever de toepassing van art. 132 bis WIB '92 heeft willen voorbehouden voor overeenkomsten en rechterlijke beslissingen waarin het begrip "gelijkmatig verdeelde huisvesting" expliciet is vermeld, met dien verstande dat voor de (op 1.1.2008) reeds bestaande overeenkomsten en beslissingen ook de termen "(verblijfs)co-ouderschap", "gedeeld hoederecht" en "bilocatie" in aanmerking mogen worden genomen.
Aangezien de andere ouder het fiscaal co-ouderschap betwist, dienen wij aldus art. 132 WIB '92 strikt te gaan interpreteren. Aangezien het begrip "gelijkmatig verdeelde huisvesting' niet uitdrukkelijk in de tekst van de geregistreerde of gehomologeerde overeenkomst of van de rechterlijke beslissing is vermeld, moet art. 132 WIB '92 niet worden toegepast.
Het is immers niet aan de taxatieambtenaar om te oordelen of een door de ouders overeengekomen of door de rechter opgelegde verblijfsregeling voor de kinderen als een gelijkmatig verdeelde huisvesting kan worden beschouwd.”
Dergelijke visie tart werkelijk alle verbeelding maar is nu eenmaal de realiteit en geeft aanleiding tot aanzienlijke problemen ingeval één van de ouders de toepassing van artikel 132bis van het Wetboek van Inkomstenbelasting weigert en de andere ouder een vonnis bezit welke niet uitdrukkelijk de vermelding “gelijkmatig verdeelde huisvesting” bevat.
Deze al te strakke zienswijze zal voor de rechtzoekende welke reeds een bestaande overeenkomst of rechterlijke uitspraak bezit, doch welke niet aan bovenstaande voorwaarde voldoet, aanleiding geven tot bijkomende kosten tengevolge van het indienen van bezwaarschriften en het voeren van fiscale procedures, maar het zal eveneens een bijkomende belasting voor de rechtbanken uitmaken. Aldus zal de magistratuur in deze eveneens overbelast worden met bijkomende procedures waarin dient geoordeeld te worden ten aanzien van de strakke standpunten van de Administratie maar wellicht ook met het opstellen van verbeterende vonnissen in functie van de einduitspraak met betrekking tot de administratieve discussie.
Gebruik dus als advocaat, magistraat, notaris steeds de termen “gelijkmatig verdeelde huisvesting” en dit met uitsluiting van elke andere terminologie, zoals bilocatie, week-weekregeling, alternerend verblijf edm., wil men toekomstige fiscale problemen voor de rechtzoekenden vermijden.