Reeds meermaals werd het bestaan van ontwerpvonnissen gehekeld zoals deze voorkomen in de bundels die op de zitting aanwezig zijn.
Blijkt dat meer dan één rechter nog vóór het in beraad nemen van het vonnis reeds een ontwerpvonnis heeft opgemaakt.
In het verleden verdedigde de rechterlijke macht zich door te stellen dat deze ontwerpteksten geen enkele vooringenomenheid inhouden maar slechts een eerste draft, een vrijblijvende en privaat werkdocument zonder enige relevantie.
Vanzelfsprekend is dit klinkklare onzin en dit werd ook bevestigd door het Hof van Cassatie in haar arrest van 13.03.2011, NJW 268, 597.
Ter zake stond niet de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid of de onvooringenomenheid van de rechter centraal maar wel de schending van het beroepsgeheim.
Het Hof oordeelde dat artikel 458 van het Sw. personen bestraft die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hen zijn toevertrouwd en deze geheimen bekend maken buiten het geval dat zij herroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken. Behalve in de wettelijk bepaalde uitzonderingen, moeten rechters het geheim bewaren over het beraad waaraan zij hebben deelgenomen.
De niet-naleving van deze geheimhoudingsplicht wordt bestraft volgens artikel 458 Sw.
Tot het geheim van het beraad behoren de opgestelde ontwerpen van beslissingen en de standpunten die de rechters omtrent de te nemen beslissing hebben ingenomen, ook als over die ontwerpen of standpunten nog niet collegiaal werd beraadslaagd.
Zo kan onder geen enkel beding een dergelijk ontwerparrest bekend gemaakt worden aan een derde, zelfs niet voor een taalkundig onderzoek, evenmin mag een dergelijk ontwerp van een vonnis in eens strafbundel zitten waardoor het door honderden personen kan worden ingezien.
Een persoon die tot een beroepsgeheim is gehouden overtreedt het strafwetboek (artikel 458) niet wanneer de onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt meegedeeld aan derden die eveneens gehouden zijn tot geheimhouding.
In de Fortiszaak oordeelde het Hof van Cassatie dat er geen sprake kon zijn van een zogenaamd gedeeld of toevertrouwd beroepsgeheim wanneer de overdracht van gegevens hoegenaamd niet noodzakelijk was voor de uitoefening van de vertrouwensopdracht, namelijk de behandeling, het beraad en het maken van een ontwerparrest.