(Nieuw) BW
Titel 1. Nalatenschappen en wettelijke erfopvolging
Ondertitel 1. Algemene bepalingen
Art. 4.1. Openvallen van de nalatenschap
Nalatenschappen vallen open door het overlijden.
Art. 4.2. Erfgerechtigden en erfgenamen
Erfgerechtigden hebben roeping tot de nalatenschap krachtens de wet, of hebben een algemene roeping of een roeping onder algemene titel tot de nalatenschap door de wil van de erflater.
Door de aanvaarding van de nalatenschap neemt de erfgerechtigde de hoedanigheid aan van erfgenaam, of erfopvolger.
Art. 4.3. Bezit van de erfgenamen
De door de wet aangeduide erfgenamen treden van rechtswege in het bezit van de goederen, rechten en rechtsvorderingen van de erflater, onder verplichting om alle lasten van de nalatenschap te voldoen.
Ondertitel 2. Hoedanigheden vereist om te erven
Art. 4.4. Bestaansvoorwaarde
Om erfgerechtigd te zijn moet men bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt.
Zijn dus niet erfgerechtigd:
1° het kind dat nog niet verwekt is;
2° het kind dat niet levensvatbaar geboren is.
Art. 4.5. Overlevingsvoorwaarde
Om erfgerechtigd te zijn moet men de erflater overleven.
Wanneer de volgorde waarin twee of meer personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen geacht gelijktijdig te zijn overleden.
Indien een belanghebbende ten gevolge van omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend, moeilijkheden ondervindt bij het bewijs van de volgorde van overlijden, kan de rechter hem een of meer malen uitstel verlenen, voor zover redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het bewijs binnen de termijn van het uitstel kan worden geleverd.
Ondertitel 3. Onwaardigheid om te erven
Art. 4.6. Onwaardigheid
§ 1. Onwaardig om krachtens de wet tot de nalatenschap te komen, en dus van de nalatenschap uitgesloten is:
1° hij die als dader, mededader of medeplichtige schuldig is bevonden om op de persoon van de erflater een feit te hebben gepleegd dat zijn dood heeft veroorzaakt, als bedoeld in de artikelen 376, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van het Strafwetboek; zo ook hij die schuldig is bevonden aan de poging om een dergelijk feit te plegen;
2° hij die onwaardig is verklaard omdat hij een in de bepaling onder 1° bedoeld feit heeft gepleegd, of gepoogd heeft te plegen, maar die, omdat hij ondertussen overleden is, voor dat feit niet werd veroordeeld;
3° hij die onwaardig is verklaard omdat hij als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden om op de persoon van de erflater een feit te hebben gepleegd als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5, en 422bis van het Strafwetboek.
§ 2. De in paragraaf 1, 1°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die uitwerking heeft door het louter feit dat de erfgerechtigde schuldig werd bevonden.
De in paragraaf 1, 2°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die door de rechtbank wordt uitgesproken op vordering van de procureur des Konings.
De in paragraaf 1, 3°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die kan worden uitgesproken door de strafrechter die de erfgerechtigde schuldig bevindt aan een van de daarin vermelde feiten. De strafrechter kan deze burgerlijke sanctie ook uitspreken ten aanzien van hem die schuldig bevonden is wegens de poging om een dergelijk feit te plegen.
Art. 4.7. Vergiffenis
Er is geen onwaardigheid indien de erflater, in de in artikel 4.6, § 1, 3°, bedoelde gevallen de dader, mededader of medeplichtige, de feiten heeft vergeven. Vergiffenis kan enkel worden geschonken in een geschrift dat van de erflater uitgaat, en dat na de feiten is opgemaakt in de vorm die voor een testamentaire beschikking is vereist.
Art. 4.8. Gevolgen van de onwaardigheid
De wegens onwaardigheid van de nalatenschap uitgesloten erfgerechtigde wordt geacht nooit enig recht in de nalatenschap te hebben gehad, zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten van derden die te goeder trouw handelden.
De onwaardige is gehouden tot teruggave van alle vruchten en inkomsten die hij sinds het openvallen van de nalatenschap genoten heeft.
Het aandeel van de onwaardige komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt. Zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad. Indien de onwaardige alleen is in zijn graad, vervalt het aan de overige erfgerechtigden die tot deze nalatenschap geroepen zijn.
Art. 4.9. Kinderen van de onwaardige
De kinderen van de onwaardige zijn niet van de nalatenschap uitgesloten wegens de schuld van hun ouder. Ze kunnen bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen.
De onwaardige heeft geen wettelijk genot op de goederen die zijn kinderen ten gevolge van zijn onwaardigheid vererven, en kan deze goederen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks van deze kinderen vererven.
Wanneer de door een kind van de onwaardige aldus vererfde goederen bij overlijden van dit kind nog in natura in zijn nalatenschap aanwezig zijn, is de onwaardige voor deze goederen van de nalatenschap van het kind uitgesloten. Zijn deze goederen niet meer in natura aanwezig, dan is de onwaardige uit de nalatenschap gesloten ten belope van de waarde ervan, tenzij en in de mate deze goederen zijn verbruikt en dus ook hun tegenwaarde niet meer in de nalatenschap aanwezig is. De waarde van die goederen wordt bepaald op het ogenblik waarop het kind ze verkregen heeft.
Ondertitel 4. Wettelijke erfopvolging
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4.10. Erfrechtelijke roeping
§ 1. De nalatenschappen komen toe aan de kinderen en afstammelingen van de erflater, aan zijn noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot, aan zijn verwanten in de opgaande lijn, aan zijn verwanten in de zijlijn, en aan zijn wettelijk samenwonende binnen de grenzen van de rechten die hem zijn toegekend, overeenkomstig de regels die hierna worden bepaald.
§ 2. De erfrechtelijke roeping wordt vastgesteld volgens de eventuele aanwezigheid van een langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende, en van een van de vier mekaar opvolgende erfrechtelijke situaties, in de hierna vermelde volgorde:
1° aanwezigheid van afstammelingen die de eerste erfrechtelijke orde vormen;
2° afwezigheid van afstammelingen, en aanwezigheid van nauwe zijverwanten, in voorkomend geval samen met vader en moeder, die de tweede erfrechtelijke orde vormen;
3° afwezigheid van afstammelingen en van nauwe zijverwanten, en aanwezigheid van ascendenten die de derde erfrechtelijke orde vormen, met toepassing, in voorkomend geval, van de regels van de kloving;
4° afwezigheid van afstammelingen, van nauwe zijverwanten en van ascendenten, en aanwezigheid van gewone zijverwanten die de vierde erfrechtelijke orde vormen, met toepassing van de regels van de kloving, en met behoud van de toepassing van artikel 4.30, eerste lid.
Art. 4.11. Lijnen en graden
§ 1. De erfopvolging is in rechte lijn wanneer ze plaatsvindt tussen personen die van elkaar afstammen. Men onderscheidt in die lijn de rechte neerdalende lijn en de rechte opgaande lijn. De eerste verbindt de stamouder met de personen die van hem afstammen; de laatste verbindt een persoon met degenen van wie hij afstamt.
§ 2. De erfopvolging is in de zijlijn, wanneer ze plaats vindt tussen personen die niet van elkaar, maar van een gemene stamouder afstammen. Broers en zussen en hun afstammelingen worden ook de nauwe zijverwanten genoemd. De overige verwanten in de zijlijn worden de gewone zijverwanten genoemd.
§ 3. De afstand in verwantschap wordt bepaald door het aantal generaties. Elke generatie wordt een graad genoemd.
§ 4. In de rechte lijn zijn er zoveel graden als er generaties zijn tussen de personen in die lijn.
Zo staat het kind in de eerste graad tegenover zijn vader of zijn moeder, en staat het kleinkind in de tweede graad. Dit geldt ook wederkerig voor de vader of de moeder tegenover hun kind, en voor de grootvader of de grootmoeder tegenover hun kleinkinderen.
§ 5. In de zijlijn worden de graden bepaald door het aantal generaties, te rekenen van een van de verwanten tot aan de gemene stamouder, en vervolgens van deze stamouder tot aan de andere verwant.
Zo staan broer en zus tegenover elkaar in de tweede graad; oom of tante tegenover neef of nicht, in de derde graad; volle neven en nichten onderling, in de vierde graad; en zo verder.
§ 6. Verwanten van verder dan de vierde graad erven niet, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden.
Art. 4.12. Erfrechtelijke roeping na gewone adoptie
In geval van gewone adoptie behouden de geadopteerde en zijn afstammelingen al hun erfrecht in hun oorspronkelijke familie.
Ze verkrijgen op de nalatenschap van de adoptant of adoptanten dezelfde rechten als een kind of zijn afstammelingen daarop zouden hebben.
Ze verkrijgen geen enkel recht op de nalatenschap van de verwanten van de adoptant of adoptanten.
Hoofdstuk 2. Plaatsvervulling
Art. 4.13. Principe van de plaatsvervulling
§ 1. Door plaatsvervulling nemen de afstammelingen van een erfgerechtigde zijn plaats in en worden zij in zijn graad tot de nalatenschap geroepen.
Plaatsvervulling heeft, volgens de hierna vermelde regels, plaats in geval van vooroverlijden, van gelijktijdig overlijden, van verwerping en van onwaardigheid van een erfgerechtigde.
§ 2. Men kan de plaats vervullen van hem wiens nalatenschap men verworpen heeft.
Art. 4.14. Toepassingen
In de rechte neerdalende lijn is er plaatsvervulling tot in het oneindige.
In de rechte opgaande lijn is er geen plaatsvervulling; de naaste in elk van beide lijnen sluit altijd de verdere uit.
In de zijlijn is er plaatsvervulling ten voordele van de afstammelingen van broers en zussen, ooms en tantes van de erflater.
Plaatsvervulling is er niet ten voordele van de afstammelingen van de echtgenoot of van de wettelijk samenwonende.
Art. 4.15. Graden en staken bij plaatsvervulling
Er is ook plaatsvervulling wanneer geen van de erfgerechtigden in dezelfde graad tot de nalatenschap komen, hetzij omdat ze voor of gelijktijdig met de erflater overleden zijn, dan wel de nalatenschap verworpen hebben of onwaardig zijn. Ze heeft plaats ongeacht of de afstammelingen onder elkaar in gelijke of in ongelijke graden staan.
In alle gevallen van plaatsvervulling geschiedt de verdeling bij staken. Indien een zelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht, geschiedt de onderverdeling in elke tak eveneens bij staken en delen de leden van dezelfde tak onder elkaar per hoofd.
Hoofdstuk 3. Aanwezigheid van afstammelingen
Art. 4.16. Rechte neerdalende lijn
De kinderen of hun afstammelingen erven van hun ouders, grootouders of verdere verwanten in de opgaande lijn, ook al hebben zij niet dezelfde ouders, en ongeacht de wijze waarop hun afstamming is vastgesteld.
De nalatenschap komt toe aan de afstammelingen die de naaste in graad zijn. Zij erven voor gelijke delen en per hoofd, wanneer zij allen in de eerste graad staan en uit eigen hoofde geroepen worden. Zij erven bij staken, wanneer zij allen of een gedeelte van hen bij plaatsvervulling opkomen.
Hoofdstuk 4. Erfrechtelijke roeping van de echtgenoot en de wettelijk samenwonende
Afdeling 1. De langstlevende echtgenoot
Art. 4.17. Erfrecht van de langstlevende echtgenoot
§ 1. Wanneer de erflater afstammelingen, geadopteerde kinderen of afstammelingen van deze achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap.
§ 2. Wanneer de erflater verwanten in de opgaande lijn of nauwe zijverwanten achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot:
1° de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en
2° het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen.
3° het vruchtgebruik op de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer waarvan sprake in artikel 4.24 of in artikel 4.25, tenzij in de akte van schenking of in het testament anders is bepaald.
§ 3. Wanneer de erflater andere erfgenamen of geen erfgenamen achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van de gehele nalatenschap.
Art. 4.18. Vruchtgebruik op geschonken goederen
Bij overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt het vruchtgebruik van de goederen die de schenker heeft geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, op voorwaarde dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid heeft en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
Bij het overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, op voorwaarde dat de schenker zich bij de schenking van die goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking met de schenker wettelijk samenwoonde en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
De echtgenoot kan afstand doen van dat vruchtgebruik. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op die afstand wanneer hij plaatsvindt bij leven van de schenker.
Art. 4.19. Uitoefening van erfrechtelijk vruchtgebruik
Wanneer de langstlevende echtgenoot recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap, wordt dat vruchtgebruik vastgesteld zoals bepaald in de volgende leden.
Het vruchtgebruik zoals bedoeld in het eerste lid bezwaart de goederen die op de dag van het overlijden aanwezig waren, na aftrek van de legaten.
Het bezwaart eveneens:
1° onder de voorwaarden bepaald in artikel 4.18, de goederen die door de erflater zijn geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik had voorbehouden;
2° onder de voorwaarden en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in titel 2, ondertitel 3, hoofdstuk 2, en in afwijking van het tweede lid, de door de erflater gelegateerde goederen voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten;
3° onder de voorwaarden en overeenkomstig de nadere regels bepaald in titel 2, ondertitel 3, hoofdstuk 2, de door de erflater geschonken goederen voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten.
Art. 4.20. Recht op huur
De langstlevende echtgenoot verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de erflater het gezin tot voornaamste woning diende.
Art. 4.21. Boedelbeschrijving en belegging
Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat voor alle met vruchtgebruik belaste goederen een boedelbeschrijving van de roerende en een staat van de onroerende worden opgemaakt, en dat de geldsommen worden belegd.
Art. 4.22. Uitsluiting of verval
§ 1. De langstlevende echtgenoot kan van zijn erfrecht geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten of daarvan vervallen worden verklaard indien hij geheel of gedeeltelijk is ontzet uit het ouderlijk gezag over de kinderen geboren uit zijn huwelijk met de erflater.
§ 2. De rechtsvordering wordt door de afstammelingen ingesteld binnen een jaar te rekenen hetzij van het openvallen van de nalatenschap, hetzij van de ontzetting uit het ouderlijk gezag.
Het vonnis heeft gevolg met ingang van de datum waarop de vordering is ingesteld.
§ 3. Indien het vruchtgebruik reeds is omgezet in de volle eigendom van een goed of in een geldsom, of indien de blote eigendom van de goederen bedoeld in art. 4.61, § 7, reeds is overgedragen, levert de uitsluiting of de vervallenverklaring grond op tot vergoeding.
Die vergoeding wordt vastgesteld door de rechtbank en stemt overeen met de waarde van het vruchtgebruik, mede gelet op de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker bij het instellen van de rechtsvordering.
Is het vruchtgebruik omgezet in een lijfrente, dan werkt het vonnis terug tot hetzelfde tijdstip.
Afdeling 2. De langstlevende wettelijk samenwonende
Art. 4.23. Erfrecht en recht op huur van de langstlevende wettelijk samenwonende
§ 1. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt, met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de erflater het gezin tot voornaamste woning diende, en van het daarin aanwezige huisraad.
Dit recht oefent de langstlevende wettelijk samenwonende ook uit indien de in het eerste lid vermelde goederen voorwerp zijn van een recht van wettelijke terugkeer waarvan sprake in artikel 4.24 of in artikel 4.25.
§ 2. De langstlevende wettelijk samenwonende die tot de nalatenschap komt ontvangt bij overlijden van de schenker het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, indien de schenker zich bij de schenking van deze goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, en op voorwaarde dat de wettelijk samenwonende op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid had en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
De wettelijk samenwonende kan afstand doen van het in het eerste lid bedoelde vruchtgebruik. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op die afstand wanneer hij plaatsvindt bij leven van de schenker.
§ 3. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk samenwonende het gezin tot voornaamste woning diende, en verkrijgt het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad.
§ 4. De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de langstlevende wettelijk samenwonende een afstammeling is van de vooroverleden wettelijk samenwonende.
§ 5. Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat een boedelbeschrijving van het huisraad en een staat van het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning diende wordt opgemaakt.
§ 6. De regels inzake het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot die zijn opgenomen in de artikelen 4.22 en 4.60 tot 4.64 zijn van overeenkomstige toepassing op het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende.
Hoofdstuk 5. Recht van wettelijke terugkeer
Art. 4.24. Recht van wettelijke terugkeer ten voordele van ascendenten
§ 1. De verwanten in de opgaande lijn erven, met uitsluiting van alle anderen, de goederen door hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen die zelf overleden zijn zonder afstammelingen achter te laten, wanneer de geschonken goederen nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden.
§ 2. Wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien de prijs nog niet betaald is of er nog geen vermenging plaats vond in het vermogen van de begiftigde.
Zij erven ook de vordering tot terugneming die de begiftigde mocht hebben.
Art. 4.25. Recht van terugkeer na gewone adoptie
§ 1. In geval van gewone adoptie geldt artikel 4.24 niet. De goederen die door de verwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde of door de adoptanten geschonken dan wel uit hun nalatenschap verkregen zijn en nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van de geadopteerde die overleden is zonder afstammelingen na te laten, keren terug naar die verwanten in de opgaande lijn of adoptanten of naar hun afstammelingen, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden.
§ 2. Wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet is betaald of er nog geen vermenging in het vermogen van de geadopteerde plaats vond.
De verwanten in opgaande lijn van de geadopteerde en de adoptanten verkrijgen ook de rechtsvordering tot terugneming die de geadopteerde mocht hebben.
Hoofdstuk 6. Afwezigheid van afstammelingen en aanwezigheid van nauwe zijverwanten
Art. 4.26. Nauwe zijverwanten, eventueel samen met vader en moeder
Indien de erflater geen afstammelingen heeft achtergelaten, worden zijn nauwe zijverwanten tot de nalatenschap geroepen, in voorkomend geval samen met zijn vader en moeder, volgens de regels bepaald in de volgende paragrafen.
Indien de erflater, in het geval vermeld in het eerste lid, een langstlevende echtgenoot achterlaat, zijn de rechten van de nauwe zijverwanten, en in voorkomend geval die van vader en moeder, evenwel beperkt tot de blote eigendom van de overige goederen van het eigen vermogen van de erflater zoals in artikel 4.17, § 2, 2°, omschreven.
Indien beide ouders van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, hem hebben overleefd, en hij broers en zussen of hun afstammelingen achtergelaten heeft, wordt de nalatenschap in twee helften gesplitst, waarvan een helft aan de ouders toekomt, die ze onder elkaar gelijk verdelen. De andere helft komt toe aan de nauwe zijverwanten.
Indien enkel de vader of moeder van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, vooroverleden is, wordt het gedeelte dat hem of haar, overeenkomstig het derde lid, zou zijn te beurt gevallen, gevoegd bij de helft die toekomt aan de nauwe zijverwanten.
In geval van vooroverlijden van vader en moeder van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, komt de nalatenschap uitsluitend toe aan de nauwe zijverwanten met uitsluiting van de overige ascendenten en van de overige zijverwanten.
Art. 4.27. Rechten van de nauwe zijverwanten onderling
Nauwe zijverwanten erven, ofwel uit eigen hoofde, ofwel bij plaatsvervulling, overeenkomstig hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald.
Indien broers en zussen dezelfde ouders hebben, erven zij in gelijke delen.
Indien zij niet dezelfde ouders hebben, wordt een onderscheid gemaakt tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn van de erflater. Het gedeelte van de nalatenschap dat toekomt aan de nauwe zijverwanten wordt voor de helft aan elke lijn toegewezen. Volle broers en zussen erven in beide lijnen; halfbroers en halfzussen van vaderszijde erven slechts in de vaderlijke lijn; halfbroers en halfzussen van moederszijde erven slechts in de moederlijke lijn. Zijn er enkel broers of zussen van één zijde, dan erven ze alles, met uitsluiting van alle andere verwanten van de andere lijn.
Hoofdstuk 7. Afwezigheid van afstammelingen en van nauwe zijverwanten
Art. 4.28. Kloving
Indien de erflater geen afstammelingen, en geen nauwe zijverwanten heeft achtergelaten, wordt de nalatenschap, als gevolg van kloving, in twee helften gesplitst tussen de verwanten in de vaderlijke lijn en de verwanten in de moederlijke lijn. Binnen elke lijn wordt ze toegewezen volgens de in dit hoofdstuk bepaalde regels.
Is deze eerste splitsing tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn gedaan, dan heeft geen verdere splitsing plaats tussen de verschillende takken.
Zijn er in de ene lijn geen verwanten in erfelijke graad, dan erven de verwanten van de andere lijn de gehele nalatenschap.
Art. 4.29. Verwanten in rechte opgaande lijn
§ 1. Wanneer er na kloving, zoals bepaald in artikel 4.28, in beide lijnen verwanten in de opgaande lijn bestaan, dan erft in elke lijn de naaste verwant in graad, ook als de erflater een langstlevende echtgenoot achterlaat. In elke lijn erven verwanten in opgaande lijn in gelijke graad, per hoofd.
§ 2. Indien er slechts in één lijn verwanten in opgaande lijn bestaan, en de erflater een langstlevende echtgenoot achterlaat, vindt evenwel geen kloving plaats. Alleen de verwanten in opgaande lijn komen in dat geval tot de nalatenschap. In die lijn komt de naaste in graad tot de nalatenschap en erven de verwanten in opgaande lijn in gelijke graad per hoofd.
§ 3. In het geval bepaald in paragraaf 1, indien de erflater ook een langstlevende echtgenoot nalaat, en in het geval bepaald in paragraaf 2, worden de rechten van de verwanten in opgaande lijn, beperkt tot de blote eigendom van de overige goederen van het eigen vermogen van de erflater zoals in artikel 4.17, § 2, 2°, omschreven.
§ 4. Indien er in een van beide lijnen geen verwanten in opgaande lijn bestaan, en de erflater geen langstlevende echtgenoot achterlaat, dan is er wel kloving, en komen in die lijn de gewone zijverwanten tot de nalatenschap, volgens de regels bepaald in artikel 4.30.
In dat geval heeft de overlevende vader of moeder het vruchtgebruik van het derde gedeelte van de goederen die hij of zij niet in eigendom erft.
Art. 4.30. Gewone zijverwanten
Gewone zijverwanten worden niet tot de nalatenschap geroepen indien de erflater een langstlevende echtgenoot nalaat.
Indien er slechts in één lijn verwanten in de opgaande lijn zijn, wordt de andere helft toegewezen aan de gewone zijverwanten van de andere lijn, en in die lijn aan de naaste in graad.
Indien er in geen van beide lijnen verwanten in de opgaande lijn zijn, wordt de nalatenschap toegewezen aan de gewone zijverwanten, in iedere lijn aan de naaste in graad.
Indien er, in één lijn, verschillende gewone zijverwanten van dezelfde graad samen opkomen, delen zij per hoofd, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden, voor zover plaatsvervulling toegelaten is.
Hoofdstuk 8. Nalatenschap van de kinderloos overleden geadopteerde
Art. 4.31. Kloving in de nalatenschap van de geadopteerde
In geval van gewone adoptie worden, na uitoefening van het recht van terugkeer zoals bepaald in artikel 4.25 de overige goederen van de geadopteerde die overleden is zonder afstammelingen na te laten, in twee gelijke helften gesplitst tussen de oorspronkelijke en de adoptieve familie.
In de oorspronkelijke familie is die ene helft van de nalatenschap onderworpen aan de regels van artikelen 4.10 tot 4.30.
In de adoptieve familie komt de andere helft van de nalatenschap uitsluitend toe aan de adoptant of bij helften aan ieder van de adoptanten of aan hun afstammelingen, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de overlevende echtgenoot of van de langstlevende wettelijk samenwonende. Indien een van de adoptanten overleden is zonder afstammelingen achter te laten, erven de andere adoptant of zijn afstammelingen deze helft van de nalatenschap.
Indien in een van deze families niemand tot de helft van de nalatenschap geroepen is, of de erfgenamen allen de nalatenschap verwerpen, vallen alle overige goederen van de geadopteerde aan de andere familie toe.
Artikel 4.24 is niet van toepassing, ten aanzien van de oorspronkelijke familie van de geadopteerde, op de nalatenschap van zijn kinderen die na hem overleden zijn zonder afstammelingen achter te laten. Het aandeel van de nalatenschap van de langstlevende van die kinderen, dat volgens artikel 4.29 wordt toegekend aan de verwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde, wordt verdeeld overeenkomstig het eerste tot het vierde lid.
Ondertitel 5. Rechten van de Staat
Art. 4.32. Erfloze nalatenschap
Bij gebreke van erfgenamen vervalt de nalatenschap aan de Staat, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 4.33. Formaliteiten
Wanneer de Staat aanspraak maakt op de nalatenschap, moet hij de zegels doen leggen en een boedelbeschrijving doen opmaken in de vorm die is voorgeschreven voor de aanvaarding van nalatenschappen onder voorrecht van boedelbeschrijving.
De Staat moet de inbezitstelling vragen bij de familierechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de nalatenschap is opengevallen. De rechtbank kan over de eis geen uitspraak doen dan na drie bekendmakingen en aanplakkingen in de gebruikelijke vorm, en na de procureur des Konings te hebben gehoord.
Indien de Staat de voorgeschreven formaliteiten niet heeft vervuld, kan hij worden veroordeeld tot schadevergoeding aan de erfgenamen die zich zouden aanmelden.
Ondertitel 6. Erfkeuze
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4.34. Vrije keuze
Een nalatenschap kan of zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard worden.
Niemand is gehouden een hem opgekomen nalatenschap te aanvaarden.
Art. 4.35. Overgang van erfkeuze
Wanneer hij aan wie een nalatenschap is opgekomen, overleden is zonder zijn erfkeuze te hebben uitgeoefend, gaat deze erfkeuze op zijn erfgenamen over.
Indien deze erfgenamen omtrent deze erfkeuze van mening verschillen, moet de nalatenschap worden aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Art. 4.36. Tijdstip voor de uitoefening van de erfkeuze
Men kan omtrent de nalatenschap van een persoon die nog in leven is, geen erfkeuze maken, tenzij de wet anders bepaalt.
Het recht om een erfkeuze te maken verjaart door verloop van dertig jaar, te rekenen van de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.
Art. 4.37. Opschortende exceptie van boedelbeschrijving en beraad
§ 1. Gedurende de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, kan een erfgerechtigde niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan te nemen, en kan tegen hem geen veroordeling worden verkregen.
§ 2. De termijn voor het opmaken van de boedelbeschrijving is drie maanden, te rekenen van de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.
De termijn om zich omtrent de erfkeuze te beraden, is veertig dagen, te rekenen van de dag dat de voor het opmaken van de boedelbeschrijving verleende drie maanden verstreken zijn, of van de dag van het sluiten van de boedelbeschrijving, indien deze vóór het verstrijken van de drie maanden is beëindigd.
§ 3. Na verloop van de hierboven bepaalde termijnen, kan de erfgerechtigde, indien tegen hem een vervolging wordt ingesteld, een nieuwe termijn aanvragen, die door de familierechtbank waarvoor het geschil aanhangig is, naar gelang van de omstandigheden wordt toegestaan of geweigerd.
§ 4 De kosten van de vervolging, in het geval van paragraaf 3, komen ten laste van de nalatenschap, indien de erfgerechtigde bewijst dat hij van het overlijden geen kennis heeft gedragen, of dat de termijnen onvoldoende zijn geweest, hetzij wegens de ligging van de goederen, hetzij wegens de gerezen geschillen; indien hij daarvan het bewijs niet levert, blijven de kosten te zijnen laste.
De kosten van opneming en andere waarschuwingen blijven ten laste van de nalatenschap als gerechtskosten.
Art. 4.38. Erfkeuze na verloop van de toegestane termijnen
Na verloop van de bij artikel 4.37, § 2, verleende, en zelfs van de door de rechter overeenkomstig artikel 4.37, § 3, toegestane termijnen, behoudt de erfgerechtigde niettemin het recht om de boedelbeschrijving alsnog te doen opmaken, en zijn erfkeuze uit te oefenen, tenzij hij reeds een daad van erfgenaam verricht heeft, of tegen hem een vonnis bestaat dat in kracht van gewijsde is gegaan en hem als zuiver erfgenaam veroordeelt.
Indien de erfgerechtigde de nalatenschap verwerpt, nadat de termijnen zijn verstreken of vroeger, komen de kosten, door hem tot dan toe wettig gemaakt, ten laste van de nalatenschap.
Art. 4.39. Gevolgen van de gemaakte erfkeuze
De erfkeuze werkt terug tot op de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.
De erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt, wordt geacht nooit erfgerechtigde te zijn geweest.
Art. 4.40. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
§ 1. Omtrent nalatenschappen die aan minderjarigen toekomen, kan de erfkeuze slechts rechtsgeldig worden uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van artikel 410, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek.
§ 2. De fondsen en waarden die zij verkrijgen, worden geplaatst op een rekening geopend op hun naam en worden onbeschikbaar gemaakt tot de meerderjarigheid, zonder afbreuk te doen aan het recht op wettelijk genot, en met behoud van de toepassing van het bepaalde in artikel 410, § 1, 14°, van het oud Burgerlijk Wetboek.
§ 3. Ingeval minderjarigen of personen die overeenkomstig artikel 492/1, § 2, derde lid, 5°, van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om een nalatenschap te verwerpen, tot een nalatenschap bedoeld in artikel 4.44, derde lid, geroepen zijn, ook indien dit slechts in ondergeschikte graad of orde is, kan de vrederechter, voor het geheel of een deel van deze personen, worden verzocht om een gezamenlijke machtiging om deze nalatenschap te verwerpen.
Het verzoek kan gezamenlijk worden ingediend door de respectievelijke wettelijke vertegenwoordigers, overeenkomstig artikel 1185 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hoofdstuk 2. Zuivere aanvaarding van de nalatenschap
Art. 4.41. Uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding
§ 1. De zuivere aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden.
§ 2. Zij geschiedt uitdrukkelijk, wanneer de erfgerechtigde in een authentieke of een onderhandse akte de titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt.
§ 3. Zij geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgerechtigde een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaam bevoegd zou zijn te verrichten.
§ 4. Daden die alleen dienen tot bewaring, toezicht of voorlopig beheer, zijn geen daden van aanvaarding van de nalatenschap, indien daarbij de titel of de hoedanigheid van erfgenaam niet is aangenomen.
Indien echter in de nalatenschap zaken aanwezig zijn die kunnen bederven, of waarvan de bewaring grote kosten vergt, kan de erfgerechtigde zonder dat men daaruit een aanvaarding van zijn zijde mag afleiden, zich door de rechter doen machtigen om die zaken te verkopen. De bepalingen van boek IV, hoofdstuk V, van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 4.42. Overdracht die aanvaarding inhoudt
De schenking, de verkoop of de overdracht van zijn erfrecht door een van de erfgenamen gedaan, hetzij aan een vreemde persoon, hetzij aan al zijn mede-erfgenamen, hetzij aan enkelen onder hen, heeft voor hem aanvaarding van de nalatenschap ten gevolge.
Hetzelfde geldt:
1° voor de verwerping, zelfs om niet, door een van de erfgenamen gedaan ten voordele van een of meer van zijn mede-erfgenamen;
2° voor de verwerping door hem gedaan, zelfs ten voordele van al zijn mede-erfgenamen zonder onderscheid, wanneer hij voor de verwerping een prijs ontvangt.
Art. 4.43. Bedrog of benadeling bij aanvaarding
Een meerderjarige kan tegen de door hem uitdrukkelijk of stilzwijgend gedane aanvaarding van een nalatenschap slechts opkomen ingeval die aanvaarding het gevolg mocht zijn geweest van een jegens hem gepleegd bedrog.
Hij kan er nooit tegen opkomen onder voorwendsel van benadeling, tenzij de nalatenschap mocht zijn teniet gedaan of met meer dan de helft verminderd, door de ontdekking van een testament dat op het ogenblik van de aanvaarding onbekend was.
Hoofdstuk 3. Verwerping van de nalatenschap
Art. 4.44. Uitdrukkelijke keuze vereist
De verwerping van een nalatenschap wordt niet vermoed: zij moet worden gedaan door middel van een verklaring afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte.
Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de verwerping, door toedoen van de notaris en op kosten van de verwerpende erfgerechtigde, ingeschreven in het centraal erfrechtregister.
Ingeval de verwerper of verwerpers op eer verklaren in de akte dat volgens hun kennis het netto actief van de nalatenschap niet meer bedraagt dan 5 000 euro, wordt de verklaring van verwerping bedoeld in het eerste lid, kosteloos verleden en geregistreerd en wordt zij vrijgesteld van de betaling van recht op geschriften en bekendmakingskosten. Elke drie jaar, op 1 augustus, wordt het bedrag van 5 000 euro van rechtswege aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die aan de aanpassing voorafgaat. Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de maand juli 2017.
Art. 4.45. Gevolgen van de verwerping
Het aandeel van hem die de nalatenschap verwerpt, komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt.
Zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad.
Indien de verwerper alleen is in zijn graad, vervalt het aan de overige erfgerechtigden die tot deze nalatenschap geroepen zijn.
Art. 4.46. Schuldeisers
De schuldeisers van hem die met benadeling van hun rechten een nalatenschap verwerpt, kunnen zich door de rechter doen machtigen om de nalatenschap uit hoofde van hun schuldenaar in zijn plaats te aanvaarden.
In dit geval is de verwerping alleen ten voordele van de schuldeisers en slechts tot het bedrag van hun schuldvorderingen vernietigd. Zij is het niet ten voordele van de erfgerechtigde die de nalatenschap verworpen heeft.
Art. 4.47. Intrekking van de verwerping
Zolang tegen erfgerechtigden die een nalatenschap verworpen hebben, geen verjaring is verkregen van het recht om te aanvaarden, blijven zij bevoegd om de nalatenschap alsnog te aanvaarden, indien deze niet reeds door andere erfgenamen is aanvaard; zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten die door derden op de goederen van de nalatenschap mochten zijn verkregen, hetzij door verjaring, hetzij door handelingen die wettig verricht zijn met de curator van de onbeheerde nalatenschap.
Art. 4.48. Heling en verval van het recht op verwerping
De erfgenaam of de erfgerechtigde die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de nalatenschap, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van zijn mede-erfgenamen of van de schuldeisers van de nalatenschap, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.
De erfgenaam of de erfgerechtigde die schuldig is aan heling verliest de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen. Ook al zou hij die willen verwerpen, toch blijft hij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de geheelde goederen of waarden aanspraak te kunnen maken.
Deze sanctie kan niet worden ingeroepen tegen de erfgenaam of de erfgerechtigde die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.
Hoofdstuk 4. Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Art. 4.49.Uitdrukkelijke keuze vereist
§ 1. De verklaring waarbij een erfgerechtigde te kennen geeft dat hij de hoedanigheid van erfgenaam slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, moet worden afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte.
§ 2. Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, door toedoen van de notaris en op kosten van de erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, ingeschreven in het centraal erfrechtregister.
§ 3. Bij aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wegens onbekwaamheid van de erfgerechtigde, wordt de verklaring afgelegd door de vader en de moeder of door degene van hen die het ouderlijk gezag uitoefent, door de ontvoogde minderjarige, door de voogd of door de bewindvoerder met vertegenwoordigingsopdracht. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 2. De vrederechter ziet toe op de inachtneming van deze vormen.
In geval van belangentegenstelling tussen de onbekwame en zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt door de vrederechter, hetzij op verzoek van iedere belanghebbende, hetzij ambtshalve, een voogd ad hoc of een bewindvoerder ad hoc aangewezen.
§ 4. Een uittreksel uit de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wordt bekendgemaakt door een mededeling in het Belgisch Staatsblad, door toedoen van de notaris en op kosten van de erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, met verzoek aan de schuldeisers en legatarissen om, bij aangetekende zending, hun rechten te doen kennen binnen drie maanden te rekenen van de datum van die bekendmaking.
Dat uittreksel vermeldt enkel de volgende gegevens met betrekking tot de erflater:
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;
e) de plaats en de datum van overlijden;
f) de gekozen woonplaats voor de verzending van de aangetekende zending vermeld in het eerste lid.
De identiteit van de aangever wordt niet vermeld in dat uittreksel.
Behoudens later bewijs van de werkelijkheid van hun schuldvorderingen, maken de schuldeisers en legatarissen zich bekend bij aangetekende zending, gericht aan de woonplaats die de erfgenaam gekozen heeft en die in de opgenomen verklaring is vermeld.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.50. Boedelbeschrijving vereist
De verklaring waarbij een erfgerechtigde aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving, heeft slechts kracht voor zover zij is voorafgegaan of gevolgd door een getrouwe en nauwkeurige boedelbeschrijving van de goederen van de nalatenschap, in de vorm door het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven.
Art. 4.51. Verval van het voorrecht
Het voorrecht van boedelbeschrijving vervalt voor de erfgenaam die schuldig is aan heling, of die, wetens en willens en te kwader trouw, verzuimd heeft goederen van de nalatenschap in de boedelbeschrijving te doen opnemen.
Art. 4.52. Gevolgen van het voorrecht
Ingevolge het voorrecht van boedelbeschrijving wordt de vermenging van de boedels verhinderd ten aanzien van de erfgenaam zowel als ten aanzien van de schuldeisers en de legatarissen.
De erfgenaam behoudt tegen de nalatenschap de rechten die hij had tegen de erflater. Hij is tot de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap slechts gehouden op de goederen die hij verkrijgt.
De schuldeisers van de nalatenschap en de legatarissen worden uit die goederen betaald bij voorkeur boven de persoonlijke schuldeisers van de erfgenaam.
Art. 4.53. Beheer en vereffening door de erfgenaam
De erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving heeft aanvaard, is belast met het beheer en de vereffening van de goederen van de nalatenschap. Hij moet van zijn beheer rekening en verantwoording doen aan de schuldeisers en de legatarissen.
Hij kan geen dading treffen, geen compromis aangaan, noch de goederen met hypotheken of andere zakelijke lasten bezwaren, zonder machtiging van de rechter.
Hij kan in zijn persoonlijke goederen niet verder worden aangesproken dan tot het bedrag dat hij als overschot heeft ontvangen.
Art. 4.54. Beheer en vereffening door een beheerder
§ 1. De erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, kan zich ontheffen van de zorg om de nalatenschap te beheren en te vereffenen. Hij moet vooraf, onder indiening van een verzoekschrift, bij beschikking van de familierechtbank, een beheerder doen benoemen, aan wie hij alle goederen van de nalatenschap overgeeft onder verplichting om ze met inachtneming van de hierna bepaalde regels te vereffenen.
§ 2. Ingeval de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap of van de legatarissen in het gedrang kunnen komen wegens nalatigheid van de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam of wegens zijn vermogenstoestand, kan iedere belanghebbende vorderen dat deze wordt vervangen door een beheerder die de nalatenschap moet vereffenen.
Die beheerder wordt benoemd bij een beschikking in kort geding, de erfgenaam gehoord of vooraf opgeroepen.
§ 3. De beschikking tot aanwijzing van een beheerder in toepassing van de paragrafen 1 en 2 wordt binnen de vijftien dagen opgenomen in het centraal erfrechtregister.
§ 4. De beheerder, benoemd ingevolge de paragrafen 1 en 2, heeft dezelfde macht als die waarover de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam zelf beschikte.
Hij heeft dezelfde verplichtingen als de erfgenaam. Hij is ontslagen van borgstelling.
Art. 4.55. Vereffeningsverrichtingen
§ 1. De verkoop van de roerende of onroerende goederen geschiedt in de vorm, door het Gerechtelijk Wetboek bepaald.
Indien de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam deze goederen niet verkoopt, is hij slechts verantwoordelijk voor de waardevermindering of de beschadiging door zijn nalatigheid veroorzaakt.
§ 2. De onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam is verplicht, indien de schuldeisers of andere belanghebbenden het vorderen, een solvabele borg te stellen voor de waarde van de in de boedelbeschrijving begrepen roerende goederen en voor het gedeelte van de prijs van de onroerende goederen dat niet aan de hypothecaire schuldeisers is overgewezen, met behoud van de toepassing van artikel 4.54, § 2.
Indien hij in gebreke blijft een zodanige borg te stellen, worden de roerende goederen verkocht en wordt de prijs daarvan, evenals het niet overgewezen gedeelte van de prijs van de onroerende goederen, in bewaring gesteld, om tot voldoening van de lasten van de nalatenschap te dienen.
§ 3. Bij vrijwillige aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, mag de erfgenaam geen niet-bevoorrechte schuldeiser of legataris betalen vóór het verstrijken van de termijn, gesteld in artikel 4.49, § 4, eerste lid.
Hij mag evenwel de schuldvorderingen vermeld in artikel 19 van de wet van 16 december 1851, betalen volgens hun rang.
§ 4. Na het verstrijken van die termijn kan de betaling, indien niet alle bekende schuldeisers het eens zijn om een minnelijke schikking te treffen, alleen geschieden in de volgorde en op de wijze, door de rechter bepaald.
§ 5. De kosten van de verzegeling, indien zegels zijn gelegd, van de boedelbeschrijving en van het opmaken van de rekening, komen ten laste van de nalatenschap.
Art. 4.56. Schuldeisers die zich later melden
Schuldeisers die ten tijde van een eerste betaling niet bekend waren maar zich achteraf aanmelden, hebben verhaal op de betaalde legatarissen gedurende een termijn van drie jaar te rekenen van de dag dat de rekening is aangezuiverd en het overschot betaald. Zij hebben geen verhaal tegen de reeds betaalde schuldeisers, maar zijn gerechtigd van het nog niet verdeelde actief het uit te keren bedrag af te nemen dat bij de eerste verdelingen aan hun schuldvorderingen toekwam.
Art. 4.57. Vereffening bij niet eenstemmige keuze
Aanvaarden sommige erfgenamen de nalatenschap zuiver en andere onder voorrecht van boedelbeschrijving, dan gelden de regelen inzake voorrecht van boedelbeschrijving die op de vorm van vereffening of op het vervolgingsrecht van de schuldeisers betrekking hebben voor de gehele nalatenschap tot bij de verdeling.
In dat geval kan de rechtbank de vereffening van de gehele nalatenschap opdragen aan een erfgenaam naar haar keuze, onder verplichting, voor deze erfgenaam, die in het vonnis bepaalde zekerheid te stellen.
Tijdens de vereffening kan geen erfgenaam in zijn persoonlijke goederen aangesproken worden. Na de verdeling blijven de gevolgen van de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving alleen bestaan ten aanzien van de erfgenamen die in deze vorm hebben aanvaard.
Hoofdstuk 5. Onbeheerde nalatenschappen
Art. 4.58. Vereffening van een onbeheerde nalatenschap
§ 1. Wanneer, na het verstrijken van de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, zich niemand aanmeldt om een nalatenschap op te vorderen, geen erfgenaam bekend is of de bekende erfgerechtigden de nalatenschap hebben verworpen, wordt deze als onbeheerd beschouwd.
§ 2. De door de familierechtbank, overeenkomstig artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek aangewezen curator is gehouden de staat van nalatenschap door een boedelbeschrijving te doen vaststellen.
Hij beheert de nalatenschap. De bepalingen van hoofdstuk 4 betreffende de tegeldemaking van het actief en de betaling van het passief door de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam, zijn van toepassing.
Hoofdstuk 6. [
1 Bewijs van erfrechtelijke hoedanigheid]
1 ----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.59.Akten of attesten van erfopvolging
[
1 § 1. Al wie als erfgerechtigde tot een nalatenschap geroepen is of daarin de hoedanigheid van erfgenaam heeft, dan wel als bijzondere legataris daarin gerechtigd is, kan deze hoedanigheid bewijzen door een akte of attest van erfopvolging voor te leggen.
De langstlevende echtgenoot kan door voorlegging van een akte of attest van erfopvolging bewijzen welke rechten hij krachtens zijn huwelijksstelsel verkrijgt als gevolg van de ontbinding ervan door het overlijden, zelfs indien de akte of attest de devolutie van de nalatenschap van zijn overleden echtgenoot niet vermeldt.
Een testamentuitvoerder en een gerechtelijk aangewezen beheerder van de nalatenschap kunnen hun bevoegdheden om de goederen van de nalatenschap te beheren of om daarover te beschikken, bewijzen door een akte of een attest van erfopvolging voor te leggen.
§ 2. De akte of het attest van erfopvolging wordt opgemaakt en afgeleverd op verzoek van een of meer van de in de paragraaf 1 bedoelde personen, of, desgevallend, hun rechtsopvolgers.
Bij gebreke van erfgenamen en na het vervullen van de in artikel 4.33, tweede lid, bedoelde formaliteiten, kan de akte van erfopvolging ook opgemaakt en afgeleverd worden op verzoek van de Staat.
De akte of het attest van erfopvolging wordt opgesteld door een notaris.
Indien de nalatenschap van de erflater uitsluitend wordt vererfd overeenkomstig ondertitel 4, indien er geen onbekwame erfgenamen of erfgerechtigden zijn en indien er geen uiterste wilsbeschikking, geen erfovereenkomst, geen contractuele erfstelling of geen huwelijksovereenkomst is in hoofde van de erflater, kan een akte of een attest van erfopvolging ook worden opgemaakt en afgeleverd door een ambtenaar van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Indien de nalatenschap van de erflater vervalt aan de Staat overeenkomstig de bepalingen van ondertitel 5, en indien er geen uiterste wilsbeschikking, geen erfovereenkomst, geen contractuele erfstelling of geen huwelijksovereenkomst in hoofde van de erflater is, wordt de akte van erfopvolging opgemaakt door een ambtenaar van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
De notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie schrijft zijn akten en attesten van erfopvolging in het centraal erfrechtregister in overeenkomstig artikel 4.126.
§ 3. Iedere akte en ieder attest van erfopvolging vermeldt de volgende gegevens:
1° van de erflater: de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres en datum van overlijden; in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° het op de nalatenschap toepasselijk recht.
§ 4. Voor zover vereist door de wet, vermeldt de akte of het attest van erfopvolging ook de volgende gegevens, voor zover ze redelijkerwijze konden worden achterhaald:
1° van alle personen vermeld in paragraaf 1: de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres, eventueel de datum van overlijden, en in voorkomend geval het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° van de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid: of, en in voorkomend geval hoe en wanneer ze hun erfkeuze hebben uitgeoefend, de omvang van het erfdeel, de omschrijving van de goederen die hen toekomen, de aard van hun rechten, en de beperkingen op de uitoefening van die rechten die het gevolg zijn van onbekwaamheid, van een beschermingsmaatregel of van een testamentaire beschikking;
3° in voorkomend geval van de langstlevende echtgenoot: de gegevens over hun huwelijk en hun huwelijksstelsel, de omschrijving van de goederen die hem toekomen, de aard van zijn rechten, en de beperkingen op de uitoefening van die rechten die het gevolg zijn van onbekwaamheid, van een beschermingsmaatregel of van een testamentaire beschikking; tevens of hij een keuze heeft uitgeoefend omtrent de rechten vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en in voorkomend geval hoe en wanneer hij die keuze heeft uitgeoefend, evenals de gevolgen daarvan voor wat de overgang van goederen betreft;
4° van de legatarissen: of en, in voorkomend geval, hoe en wanneer ze in het bezit van hun legaat zijn gesteld, dan wel dat ze van rechtswege in dat bezit zijn getreden;
5° van de testamentuitvoerder of de gerechtelijk aangestelde beheerder van de nalatenschap: de omvang van zijn bevoegdheden en de gegevens met betrekking tot de beschikking die hem deze bevoegdheden verlenen;
6° van de Staat: de vervulling van de in artikel 4.33, tweede lid, bedoelde formaliteiten.
De notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kan, wanneer een akte van erfopvolging voor verschillende doeleinden wordt opgesteld, een letterlijk uittreksel van de akte afleveren voor een bepaald doel. Het uittreksel bevat alle informatie die vereist is om de beoogde doelstelling te bereiken.
De akte of het attest van erfopvolging bestemd voor de vrijgave van tegoeden moet ofwel een afzonderlijke akte of attest zijn, ofwel het onderwerp zijn van een in het tweede lid bedoelde uittreksel, uitsluitend voor deze doelstelling opgemaakt of afgeleverd, met de door de wet vereiste vermeldingen. Het bevat de gegevens van de personen vermeld in het eerste lid, 1° tot 5°, enkel voor zover deze personen op deze tegoeden gerechtigd zijn.
In de mate waarin een akte van erfopvolging de verkrijging van zakelijke rechten ter zake des doods vaststelt met betrekking tot onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 3.30, § 1, 7°, mag de notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van die akte een letterlijk uittreksel afleveren dat zal worden overgeschreven op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van het rechtsgebied waarbinnen de goederen gelegen zijn, op de wijze en binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.31.
§ 5. De notaris en het kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kunnen de aflevering van een akte of een attest van erfopvolging weigeren indien zij aan de hand van de door de verzoekende belanghebbende voorgelegde stukken, de gedane verklaringen en de door hen verrichte opzoekingen, niet met zekerheid de gegevens kunnen vaststellen die vereist zijn door paragraaf 3 of die overeenkomstig paragraaf 4 nodig zijn omwille van de doeleinden waarvoor de akte of het attest zou worden afgegeven.
§ 6. Alle personen die in de akte of het attest van erfopvolging zijn vermeld, worden geacht de in de akte of het attest vermelde hoedanigheid te hebben, en de daaraan verbonden rechten en bevoegdheden te kunnen uitoefenen.
Eenieder die te goeder trouw handelt op grond van de in de akte of het attest van erfopvolging vermelde informatie met een persoon die in de akte of het attest wordt vermeld, wordt geacht te handelen met een persoon die de in de akte of het attest vermelde hoedanigheid heeft.
Behoudens andersluidende wettelijke bepaling, is de betaling van tegoeden van de erflater bevrijdend, indien de schuldenaar daar te goeder trouw toe overgaat, ofwel aan of op instructie van de personen die in de akte of het attest van erfopvolging zijn aangewezen als degene die op deze tegoeden gerechtigd zijn, ofwel aan of op instructie van een gerechtsmandataris.
De naleving van de regels in deze paragraaf vermeld, ontslaat de schuldenaar niet van eventuele andere wettelijke verplichtingen voorgeschreven voor de deblokkering van deze tegoeden.
§ 7. De Koning kan voor de akten van erfopvolging opgesteld door een ambtenaar van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie:
1° de materiële vormen van de akte bepalen;
2° de nadere regels inzake de aflevering van uitgiften en uittreksels van de akte bepalen;
3° de nadere regels inzake de legalisatie van de akte bepalen;
4° bijkomende modaliteiten bepalen die nodig zijn om de onveranderlijkheid, de vertrouwelijkheid en de bewaring van de akten te waarborgen;
5° de materiële vormen en de inhoud bepalen van iedere aanvraag om een akte van erfopvolging. Hij kan het gebruik voorschrijven van formulieren waarvan Hij het model bepaalt en bepalen of de aanvraag op een gedematerialiseerde wijze kan of moet worden ingediend alsmede de nadere regels van haar indiening.
De bepalingen van het eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5°, gelden eveneens voor de attesten van erfopvolging opgesteld door het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie overeenkomstig dit artikel. De Koning kan bepalen dat deze attesten op een gedematerialiseerde wijze kunnen of moeten worden afgeleverd, alsmede de nadere regels van hun aflevering.]
1 ----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Ondertitel 7. Omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot
Art. 4.60. Omzetting in onderling overleg
Indien alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot meerderjarig en handelingsbekwaam zijn, kunnen zij in iedere stand van de zaak, in onderlinge overeenstemming en op de wijze die zij hebben vastgesteld, overgaan tot de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot of tot de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7.
Indien een van hen minderjarig of anderszins onbekwaam is, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek.
Bij gebreke van overeenstemming, geschiedt de omzetting gerechtelijk, zoals bepaald in artikel 4.63.
Art. 4.61. Recht om de omzetting te vragen
§ 1. Wanneer de blote eigendom behoort aan de afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, aan zijn geadopteerde kinderen of aan de afstammelingen van dezen, kan de langstlevende echtgenoot of een van de blote eigenaars vragen dat het vruchtgebruik geheel of ten dele wordt omgezet, hetzij in de volle eigendom van met vruchtgebruik belaste goederen, hetzij in een geldsom, hetzij in een gewaarborgde en geïndexeerde rente.
§ 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 7 kan de omzetting die gevraagd wordt door een afstammeling, of door een geadopteerd kind, of door een afstammeling van deze, die niet tevens afstammeling of geadopteerd kind, of afstammeling van deze, van de langstlevende echtgenoot is, niet worden geweigerd, indien die vraag is gesteld binnen de termijnen bepaald in artikel 4.63, § 2.
Hetzelfde geldt voor de omzetting die gevraagd wordt door de langstlevende echtgenoot wanneer de blote eigendom geheel of gedeeltelijk behoort aan afstammelingen en geadopteerde kinderen zoals omschreven in het eerste lid.
Tenzij alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot anders zijn overeengekomen, wordt het vruchtgebruik in de gevallen vermeld in het eerste en tweede lid, omgezet in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Dit aandeel wordt bepaald op basis van de omzettingstabellen bedoeld in artikel 4.64, § 3, en de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de vraag. De artikelen 4.63, § 3, en 4.64, §§ 2, 4 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 3. Wanneer de blote eigendom behoort aan andere personen dan die bedoeld in de paragrafen 1 en 2, kan de langstlevende echtgenoot die omzetting vragen binnen vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap.
In hetzelfde geval kan hij te allen tijde vragen dat de blote eigendom van de goederen bedoeld in paragraaf 7 hem tegen geld wordt overgedragen.
§ 4. Behalve in de omstandigheden waarvan sprake in paragraaf 2, kan de familierechtbank de omzetting weigeren wanneer omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, tenzij de rechtbank artikel 4.64, § 4, toepast.
Ze kan ook de omzetting van het vruchtgebruik en de toewijzing van de volle eigendom weigeren, wanneer zulks de belangen van een onderneming of van een beroepsarbeid ernstig zou schaden.
§ 5. Indien de rechtbank het billijk acht wegens omstandigheden die eigen zijn aan de zaak, kan zij een vordering tot omzetting toewijzen, die is ingesteld door een andere blote eigenaar dan die bedoeld in de paragrafen 1 en 2 of, na de termijn van vijf jaar, door de langstlevende echtgenoot.
§ 6. De omzetting van het vruchtgebruik van de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer kan alleen worden gevraagd door degene die dat recht bezit.
§ 7. Het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende, en van het daarin aanwezige huisraad, kan niet worden omgezet dan met instemming van de langstlevende echtgenoot.
Art. 4.62. Aard van het recht op omzetting
§ 1. Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7, te vragen, geldt voor elk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, onverschillig of het verkregen is krachtens de wet of bij testament, dan wel ingevolge huwelijksovereenkomst of contractuele erfstelling.
Dit recht is persoonlijk en niet vatbaar voor overdracht. Het kan niet worden uitgeoefend door de schuldeisers van de rechthebbende.
§ 2. Het recht om de omzetting te vragen kan niet worden ontnomen aan de afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverleden echtgenoot.
Aan de langstlevende echtgenoot kan niet het recht worden ontnomen om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7, te vragen.
Art. 4.63. Gerechtelijke omzetting
§ 1. De vraag tot omzetting of tot overdracht van de blote eigendom wordt aan de familierechtbank voorgelegd. Ze wordt aanhangig gemaakt op verzoekschrift. Alle erfgenamen worden in het geding geroepen bij gerechtsbrief.
Wanneer de rechtbank de eis geheel of ten dele toewijst, bepaalt zij de wijze van omzetting of de prijs die moet worden betaald voor de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7.
In voorkomend geval gelast zij de verkoop van de volle eigendom van het geheel of van een deel van de goederen die met vruchtgebruik belast zijn, dan wel de verdeling van die goederen, zelfs indien ter zake van dat recht geen onverdeeldheid bestaat, tenzij zij verkiest de partijen naar een notaris te verwijzen om de omzetting te laten plaatshebben volgens de procedure omschreven in de artikelen 1207 tot 1225 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. De omzetting bedoeld in artikel 4.61, § 2, kan echter enkel in het kader van de procedure van vereffening en verdeling worden gevraagd, uiterlijk bij de mededeling van de aanspraken vermeld in artikel 1218, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Is de vraag niet binnen die termijn gesteld, dan kan de omzetting later nog worden gevorderd, maar behoudt de rechtbank dezelfde beoordelingsbevoegdheid als bij een vraag tot omzetting op grond van artikel 4.61, § 1. Zo ook indien de omzetting van het vruchtgebruik wordt gevraagd nadat de nalatenschap minnelijk verdeeld is, met geheel of gedeeltelijk behoud van het vruchtgebruik voor de langstlevende.
§ 3. De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot op het ogenblik dat de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik hem effectief is betaald.
Tot dat ogenblik brengt deze som geen interesten op in het voordeel van de vruchtgebruiker, behalve indien de vruchtgebruiker na de definitieve vaststelling van de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van het goed. In dit geval zal aan de vruchtgebruiker een interest verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke interest vanaf het ogenblik waarop deze aan de blote eigenaar, bij aangetekende zending of deurwaardersexploot, bevestigt dat hij afstand heeft gedaan van het genot van het goed en hij de blote eigenaar in gebreke stelt tot het betalen van deze interest.
Art. 4.64. Waardering van het vruchtgebruik
§ 1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen gebeurt de waardering van het vruchtgebruik op basis van de verkoopwaarde van de goederen, van de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de indiening van het in het artikel 4.63, § 1, eerste lid, bedoelde verzoekschrift, en van de in paragraaf 3 vermelde omzettingstabellen.
§ 2. Ingeval de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt met afstammelingen uit een vorige relatie, wordt de langstlevende echtgenoot geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit een vorige relatie.
§ 3. De minister van Justitie bepaalt voor de omzetting van het vruchtgebruik twee omzettingstabellen: een voor mannen en een voor vrouwen.
Deze omzettingstabellen bepalen de waarde van het vruchtgebruik als een percentage van de normale verkoopwaarde van de goederen onderworpen aan het vruchtgebruik, rekening houdend met:
1° de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De rentevoet die overeenstemt met de hoogste maturiteit wordt toegepast wanneer de levensverwachting deze maturiteit overschrijdt. Deze rentevoet wordt toegepast na aftrek van de roerende voorheffing. De bij het opstellen van de omzettingstabellen in aanmerking te nemen rentevoet mag evenwel niet lager zijn dan 1 % per jaar. De periode van twee jaar loopt vanaf 1 mei van het tweede aan de bekendmaking van de omzettingstabellen voorafgaande jaar tot 30 april van het jaar van de bekendmaking van die tabellen;
2° de Belgische prospectieve sterftetafels die jaarlijks worden gepubliceerd door het Federaal Planbureau.
§ 4. Wanneer evenwel omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, en indien geen toepassing werd gemaakt van artikel 4.61, § 4, eerste lid, kan de rechtbank, op vraag van een blote eigenaar of van de langstlevende echtgenoot, de toepassing van de omzettingstabellen uitsluiten en andere omzettingsvoorwaarden bepalen.
§ 5. De minister van Justitie bepaalt jaarlijks op 1 juli de in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde omzettingstabellen. Bij deze gelegenheid houdt hij rekening met de in paragraaf 1 en in paragraaf 3, tweede lid, vermelde parameters en met de voorstellen van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, na kennis te hebben genomen van de resultaten van de werkzaamheden geleverd door het Federaal Planbureau en het Instituut voor actuarissen in België.
De omzettingstabellen worden ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Naast de leeftijd van de vruchtgebruiker vermelden deze tabellen zijn levensverwachting evenals de overeenkomstige rentevoet en waarde van het vruchtgebruik.
§ 6. De waarde van het vruchtgebruik verstrekt door de omzettingstabellen is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de volle eigendom en de waarde van de blote eigendom. De waarde van de blote eigendom is gelijk aan een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van de volle eigendom; de noemer is gelijk aan één te vermeerderen met de rentevoet, deze som zijnde verheven tot de macht die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De levensverwachting uitgedrukt in jaren, de rentevoet uitgedrukt in procent, en de waarde van het vruchtgebruik uitgedrukt in procent van de waarde van de volle eigendom, bevatten twee decimalen.
Ondertitel 8. Verdeling en inbreng
Hoofdstuk 1. Verdeling
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 4.65. Recht op een verrekenbaar voorschot
§ 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de erflater of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een attest of akte van erfopvolging vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening.
§ 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht.
De erfgenamen behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap.
§ 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van paragraaf 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen.
De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van paragraaf 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.
Art. 4.66. Recht op verdeling
Niemand kan worden genoodzaakt in onverdeeldheid te blijven. De verdeling kan te allen tijde worden gevorderd, niettegenstaande enig andersluidend beding.
De verdeling kan echter uitgesteld worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.75, tweede lid.
Art. 4.67. Verdeling in onderling overleg
Wanneer alle mede-erfgenamen meerderjarig, aanwezig of vertegenwoordigd, en bekwaam zijn, kan de verdeling minnelijk gebeuren, in zodanige vorm en bij zodanige akte als de mede-erfgenamen dienstig oordelen.
Art. 4.68. Verdeling met minderjarigen of beschermde meerderjarigen
Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen zoals omschreven in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, geschiedt de minnelijke verdeling evenwel zoals in artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek bepaald. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard.
Afdeling 2. Vordering tot verdeling
Art. 4.69. Algemene bepaling
Verdeling kan gevorderd worden, zelfs wanneer een van de mede-erfgenamen het afzonderlijk genot mocht hebben gehad van een gedeelte van de goederen van de nalatenschap, tenzij er een akte van verdeling is geweest of een tot het verkrijgen van de verjaring voldoende bezit.
Art. 4.70. Vordering tot verdeling met minderjarigen of beschermde meerderjarigen
De vordering tot verdeling ten aanzien van minderjarige of meerderjarige mede-erfgenamen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, kan worden ingesteld door hun voogd of bewindvoerder die daartoe bijzonder gemachtigd is door de vrederechter van het voogdijforum of het bewindsforum.
Afdeling 3. Bepalingen die voor elke verdeling gelden
Art. 4.71. Principe van de netto verdeling
§ 1. Iedere mede-erfgenaam die tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap gehouden is, kan eisen dat deze schulden en lasten worden betaald vooraleer tot verdeling in natura wordt overgegaan, en dat, zo nodig, onverdeelde goederen vooraf worden verkocht, indien de bankrekeningen en het gereed geld, behorend tot de boedel, hiervoor niet voldoende lijken.
§ 2. De onverdeelde goederen worden in de onderstaande volgorde ter voldoening van het passief besteed:
1° het geld en de bankrekeningen;
2° de openbare fondsen, de effecten op naam, de schuldvorderingen en de andere onlichamelijke roerende goederen;
3° de lichamelijke roerende goederen;
4° de onroerende goederen.
§ 3. Iedere mede-erfgenaam kan evenwel de verkoop bedoeld in paragraaf 1 verhinderen door een voldoende zekerheid te verschaffen tegen ieder verhaal.
§ 4. Indien de mede-erfgenamen het over de aanwijzing van de bij voorrang te verkopen goederen niet eens zijn, wordt het geschil in het kader van de gerechtelijke verdeling behandeld en beoordeeld.
Art. 4.72. Principe van de inbreng van giften en schulden
Iedere mede-erfgenaam doet, volgens de regels van Hoofdstuk 2, in de boedel inbreng van de giften die hem gedaan zijn en van de sommen die hij schuldig is.
Art. 4.73. Principe van de verdeling in natura
§ 1. De verdeling van de nalatenschap gebeurt in principe in natura. Er wordt naar gestreefd voor elke mede-erfgenaam een kavel te vormen met goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid.
De gelijkheid die tussen de mede-erfgenamen moet worden verwezenlijkt is echter een gelijkheid in waarde.
§ 2. Bij de verdeling in natura moet men de verbrokkeling van erven en de splitsing van bedrijven zoveel mogelijk vermijden.
Art. 4.74. Uitzonderingen op het principe van de verdeling in natura
Van de regel van de verdeling in natura wordt afgeweken indien een mede-erfgenaam zich op een wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling beroept, die hem het recht verleent zich bepaalde goederen uit de boedel bij voorrang te laten toewijzen, dan wel dergelijke goederen bij voorkeur over te nemen of vooruit te nemen.
Indien een mede-erfgenaam, die zich niet op een dergelijke wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling kan beroepen, de toewijzing van een onverdeeld goed vraagt, en de andere mede-erfgenamen stemmen daarmee in, dan kunnen alle mede-erfgenamen in onderlinge overeenstemming ook bedingen dat de overnemende mede-erfgenaam het toegewezen goed gedurende een nader te bepalen periode niet vrijwillig ten bezwarende titel mag vervreemden, tenzij met instemming van alle mede-erfgenamen. Ze kunnen tevens een forfaitaire vergoeding bepalen voor het geval dit verbod wordt miskend.
Art. 4.75. Opleg en compensatie
§ 1. Indien de samenstelling van de boedel niet toelaat om kavels van gelijke waarde te vormen, wordt deze ongelijkheid door middel van een opleg verrekend.
§ 2. Wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het vruchtgebruik van bepaalde goederen van de nalatenschap en die goederen, door de verdeling, aan de kinderen zijn toegewezen, kunnen de kinderen een compensatie voor de last van dat vruchtgebruik vorderen, in de mate waarin dit hun recht op een reservatair deel van de nalatenschap bezwaart.
§ 3. Wanneer de langstlevende wettelijke samenwonende recht heeft op het vruchtgebruik van bepaalde goederen van de nalatenschap en die goederen, door de verdeling, zijn toegewezen aan de kinderen, kunnen zij een compensatie vorderen voor de last van dat vruchtgebruik, in de mate waarin dit hun recht op een reservatair deel van de nalatenschap bezwaart.
§ 4. De compensatie bedoeld in paragrafen 2 en 3 komt ten laste van de begunstigden van de op het beschikbaar deel aangerekende legaten zoals bepaald in artikel 4.154, § 3, alsook van de kinderen zelf voor zover zij, naast hun reserve, in de goederen van de nalatenschap ook het saldo van het beschikbaar deel geheel of gedeeltelijk ontvangen. Zij dragen allen de last van deze compensatie in verhouding tot de waarde van de goederen die zij ontvangen, met uitsluiting van de reserve van de kinderen.
De globale compensatie is gelijk aan de gekapitaliseerde waarde van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot of van de wettelijke samenwonende, bepaald overeenkomstig artikel 4.64.
Art. 4.76. Vrijwillige verkoop
§ 1. Bij een minnelijke verdeling worden onverdeelde goederen die geen van de mede-erfgenamen in zijn kavel wil of kan nemen, uit de hand of openbaar verkocht.
Indien alle mede-erfgenamen het daarover eens zijn, kunnen ze ook beslissen dat de goederen bij opbod voor een notaris worden verkocht, waarbij derden niet worden toegelaten.
§ 2. Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen bedoeld in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft de verkoop echter plaats zoals bepaald in deel IV, boek IV, hoofdstuk IV, van het Gerechtelijk Wetboek. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. In al deze gevallen worden derden altijd tot de veiling opgeroepen.
Art. 4.77. Gedwongen verkoop van niet verdeelbare goederen
Bij een gerechtelijke verdeling worden onverdeelde goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, verkocht zoals bepaald in artikelen 1224 en 1224/1 van het Gerechtelijk Wetboek.
Afdeling 4. Bijzondere bepalingen
Art. 4.78. Provisionele verdeling
Indien artikel 4.68 van toepassing is, en de daarin vermelde regels voor de verdeling niet werden nageleefd, is de verdeling slechts provisioneel.
Een provisionele verdeling geldt enkel als verdeling van het genot.
Art. 4.79. Onderonverdeeldheid
De regels bepaald voor de verdeling van de te verkavelen boedels, gelden eveneens voor de onderverdeling binnen de deelhebbende staken.
Art. 4.80. Later opkomende erfgenamen
De erfgenamen wier banden van verwantschap met de erflater niet zijn vastgesteld en die hun rechten niet hebben opgeëist binnen zes maanden na het openvallen van de nalatenschap, kunnen de geldigheid van de handelingen die later te goeder trouw zijn verricht door de andere erfgenamen of legatarissen, niet meer betwisten noch hun aandeel in natura opvorderen van de goederen die door deze laatsten na die termijn zijn vervreemd of verdeeld.
De erfgenaam die niet bij de verdeling werd betrokken, behoudt het recht om de tegenwaarde van zijn aandeel te vorderen.
Afdeling 5. Overdracht van erfrechten en erfuitkoop
Art. 4.81. Overdracht van erfrechten
Hij die zijn erfrechten verkoopt zonder de goederen waaruit de nalatenschap bestaat, stuk voor stuk op te geven, moet slechts voor zijn hoedanigheid van erfgenaam instaan.
Wanneer hij reeds de vruchten van enig goed had genoten, of het bedrag van enige tot die nalatenschap behorende schuldvordering had ontvangen, of enig goed ervan had verkocht, is hij verplicht die aan de koper te vergoeden, behalve indien hij ze uitdrukkelijk voor zich had voorbehouden bij het aangaan van de koop.
De koper van zijn kant is verplicht aan de verkoper te vergoeden wat hij wegens schulden en lasten van de nalatenschap betaald heeft, en hem te betalen wat hij als schuldeiser te vorderen had, tenzij het tegendeel is bedongen.
Art. 4.82. Erfuitkoop
Ieder die, ook al is hij verwant van de erflater, niet zijn erfgenaam is, en aan wie een mede-erfgenaam zijn erfrechten heeft overgedragen, kan uit de verdeling worden geweerd, hetzij door alle mede-erfgenamen, hetzij door een enkele, mits de prijs van de overdracht hem wordt terugbetaald.
Hoofdstuk 2. Inbreng
Afdeling 1. Inbreng van giften
Art. 4.83. Inbrengplicht
§ 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, en van de artikelen 4.254 tot 4.259, moet iedere erfgenaam in rechte neerdalende lijn, die tot een nalatenschap komt, zelfs indien hij onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, aan zijn mede-erfgenamen inbreng doen van al hetgeen hij van de erflater, bij schenking of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, tenzij de schenkingen en legaten met zekerheid zijn vrijgesteld van inbreng.
Een gift is ook van inbreng vrijgesteld, als ze buiten deel of bij vooruitmaking is gedaan.
In afwijking van het eerste lid, worden de algemene legaten en de legaten onder algemene titel vermoed te zijn vrijgesteld van inbreng, tenzij de inbreng met zekerheid is opgelegd.
§ 2. De giften gedaan aan de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende zijn niet vatbaar voor inbreng.
Noch de langstlevende echtgenoot, noch de langstlevende wettelijk samenwonende kan de inbreng eisen van giften die aan andere erfgenamen zijn gedaan, ongeacht of deze giften tussen de andere erfgenamen moeten worden ingebracht of van inbreng zijn vrijgesteld.
§ 3. De verwant die tot de nalatenschap komt en die geen erfgenaam in rechte neerdalende lijn is, moet hetgeen hij van de erflater, bij schenking of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, niet inbrengen tenzij de inbreng hem met zekerheid is opgelegd.
§ 4. De begiftigde die ten tijde van de schenking geen vermoedelijk erfgenaam was, maar erfgenaam is op de dag dat de nalatenschap openvalt, is eveneens tot inbreng gehouden, onder de voorwaarden bepaald in dit artikel.
Art. 4.84. Wijziging van de inbrengplicht
De schenking die oorspronkelijk moest worden ingebracht, kan later van inbreng worden vrijgesteld, door een contract dat tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.
De schenking die oorspronkelijk vrijgesteld van inbreng was, kan later aan inbreng worden onderworpen, door een contract dat tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.
Het contract dat deze modaliteit van de schenking wijzigt, zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt opgesteld in de vorm van een schenking. De artikelen 4.249 tot 4.253 zijn niet van toepassing op dit contract.
De schenker kan de aard van de schenking die oorspronkelijk al of niet moest worden ingebracht ook bij testament wijzigen. In dat geval is de begiftigde slechts door deze wijziging gebonden indien hij ze na het overlijden van de schenker aanvaardt. Deze aanvaarding blijft zonder invloed op de uitoefening van het keuzerecht van de begiftigde in de nalatenschap van de schenker.
De gift wordt overeenkomstig de regels bepaald in artikel 4.154, aangerekend op de datum van het contract bedoeld in het derde lid of, indien de wijziging bij testament gebeurt, op de datum van het overlijden van de schenker.
Art. 4.85. Voorwerp van de inbrengplicht
§ 1. Een erfgenaam gehouden tot inbreng, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap komt, is slechts gehouden tot inbreng van wat hij zelf heeft gekregen van de erflater, en niet van wat zijn vader of zijn moeder heeft gekregen, zelfs wanneer hij zijn of haar nalatenschap mocht aanvaard hebben. Behoudens andersluidend beding gemaakt overeenkomstig paragraaf 2, brengt hij evenmin in wat zijn kind of zijn afstammeling heeft gekregen.
§ 2. Het kind van de schenker kan zich echter, hetzij in de schenkingsakte, hetzij in een later contract gesloten met de schenker en de begiftigde, ertoe verbinden de schenking aan zijn eigen kind in te brengen in de nalatenschap van de schenker, indien hij deze aanvaardt. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn op deze verbintenis van toepassing.
De goederen ontvangen door het begiftigde kleinkind worden in de nalatenschap van het kind dat zich heeft verbonden tot inbreng overeenkomstig het eerste lid, behandeld alsof hij de goederen gekregen heeft van deze laatste.
Art. 4.86. Inbreng bij plaatsvervulling, verwerping of onwaardigheid
§ 1. De afstammelingen die bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen, moeten in deze nalatenschap de giften die ze zelf van de erflater hebben gekregen inbrengen, tenzij ze hiervan werden vrijgesteld.
Zelfs ingeval zij diens nalatenschap mochten hebben verworpen, moeten zij ook de giften die hij, van wie ze de plaats vervullen, van de erflater heeft gekregen, inbrengen tenzij hij van inbreng werd vrijgesteld.
§ 2. De erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt, mag, indien hij geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, de hem gedane schenking behouden, of het hem gemaakte legaat opeisen, ten belope van het beschikbaar deel.
§ 3. De erfgerechtigde die onwaardig is om te erven, en die geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, mag de gedane schenking slechts behouden, of het hem gemaakte legaat slechts opeisen, ten belope van het beschikbaar deel en voor zover de gift niet herroepen wordt.
Art. 4.87. Niet in te brengen giften
§ 1. Schenkingen en legaten aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van een erfgerechtigde moeten niet worden ingebracht.
Zijn de schenkingen en legaten gezamenlijk aan twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden gedaan, van wie slechts één erfgerechtigd is, dan brengt deze laatste de helft daarvan in. Zijn de schenkingen en legaten gedaan aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die erfgerechtigd is, dan brengt hij die geheel in.
§ 2. De kosten van voeding, van onderhoud, van opvoeding, van het aanleren van een ambacht, kosten van bruiloft en gebruikelijke geschenken zijn geen giften. De aard van gebruikelijk geschenk wordt beoordeeld op de dag waarop het wordt toegekend en rekening houdend met het vermogen van de beschikker.
Wat gediend heeft om aan een van de mede-erfgenamen een stand te verschaffen of om zijn schulden te betalen, moet echter wel ingebracht worden.
Art. 4.88. Modaliteiten van de inbrengplicht
§ 1. Inbreng is slechts verschuldigd in de nalatenschap van de schenker, en enkel door een mede-erfgenaam aan zijn mede-erfgenamen. Hij is niet verschuldigd aan de legatarissen of aan de schuldeisers van de nalatenschap.
§ 2. Schenkingen die moeten ingebracht worden, worden voor het geheel ingebracht, zelfs indien ze, na aanrekening op de globale reserve, voor het overige op het beschikbaar deel worden aangerekend.
Legaten die moeten ingebracht worden en, na aanrekening op de globale reserve, voor het overschot op het beschikbaar deel worden aangerekend, worden slechts ingebracht voor de waarde die na eventuele inkorting over blijft.
Art. 4.89. Inbreng in waarde
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 4.92, geschiedt de inbreng in waarde niettegenstaande elk andersluidend beding, hetzij door mindere ontvangst, hetzij door de betaling aan de boedel van de waarde van het geschonken of het gelegateerde goed. De inbreng door mindere ontvangst gebeurt hetzij door vooruitneming, hetzij door verrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar.
§ 2. Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een deel van gelijke waarde vooraf uit de boedel van de nalatenschap. De vooruitnemingen geschieden, zoveel mogelijk, in goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid als het voorwerp van de ingebrachte giften.
Na deze vooruitnemingen worden uit hetgeen in de boedel overblijft, zoveel gelijke kavels samengesteld als er deelhebbende erfgenamen of deelhebbende staken zijn.
§ 3. Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar, dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, geschiedt de inbreng door betaling van het overschot aan de boedel. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de boedel heeft, wordt het op zijn aandeel in te brengen bedrag slechts aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de boedel toekomt.
Art. 4.90. In te brengen waarde
§ 1. De inbreng van legaten geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het gelegateerde goed op de dag van het openvallen van de nalatenschap.
§ 2. De inbreng van schenkingen geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking, geïndexeerd vanaf deze dag tot op de dag van het overlijden, in functie van de index van de consumptieprijzen van de maand van het overlijden van de schenker, met als basisindex deze van de maand waarin de schenking werd gedaan. Er wordt geen rekening gehouden met de vruchten die het geschonken goed heeft opgebracht tussen de dag van de schenking en deze van het overlijden van de beschikker, noch met het voordeel dat de begiftigde heeft gehaald uit het genot van het goed tijdens deze periode.
§ 3. Van paragraaf 2 wordt afgeweken wanneer de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom van het geschonken goed niet vanaf de dag van de schenking had.
In dat geval, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden van de beschikker, indien de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom verkrijgt op het ogenblik van het overlijden.
Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na het overlijden, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden, verminderd met de waarde van de lasten die de uitoefening van het beschikkingsrecht over de volle eigendom verhinderen.
Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na de schenking, doch voor het overlijden van de beschikker, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op deze datum, geïndexeerd vanaf deze dag tot de dag van het overlijden overeenkomstig paragraaf 2.
§ 4. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking is deze vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, behoudens indien zij manifest onredelijk is gelet op de staat en de toestand van het goed op de dag van de schenking.
§ 5. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een later contract, gesloten met de schenker en de begiftigde.
§ 6. De schenker en de begiftigde kunnen overeenkomen dat de inbreng van een schenking bedoeld in paragraaf 3 zal geschieden volgens de intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking, geïndexeerd zoals bepaald in paragraaf 2. Deze waarde geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een later contract, gesloten met de schenker en de begiftigde.
§ 7. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op het contract bedoeld in paragraaf 6, en de aanvaarding bedoeld in de paragrafen 5 en 6.
§ 8. De in paragrafen 5 en 6 bedoelde verklaring van de erfgenamen ontneemt hen niet het recht om inkorting te vragen overeenkomstig de artikelen 4.150 tot 4.157.
§ 9. Zelfs wanneer het geschonken goed door overmacht is teniet gegaan, moet zijn waarde overeenkomstig de vorige paragrafen worden ingebracht.
Art. 4.91. Interest op de inbrengschuld
De waarde die overeenkomstig artikel 4.90 moet worden ingebracht, brengt van rechtswege interesten op aan de wettelijke rentevoet te rekenen van de dag van het overlijden van de beschikker.
Art. 4.92. Aanbod tot inbreng in natura
De erfgenaam die tot de inbreng is gehouden, heeft de mogelijkheid om zijn verplichting uit te voeren door het geschonken goed in natura in te brengen, voor zover dit hem nog toebehoort en dit vrij is van elke last of bezetting, waarmee het nog niet bezwaard was ten tijde van de schenking.
Deze inbreng geeft aanleiding tot de betaling van een opleg ten laste van de boedel, indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht de in te brengen waarde zoals bepaald in artikel 4.90, §§ 2 en 3 overschrijdt.
Indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht lager is dan de in te brengen waarde, is een opleg verschuldigd aan de boedel, ten laste van de erfgenaam die tot inbreng is gehouden.
Art. 4.93. Dwingend recht
De artikelen 4.89, 4.90 en 4.92 zijn van toepassing niettegenstaande elk andersluidend beding, tenzij de wet anders bepaalt en tenzij de erfgenamen, na het openvallen van de nalatenschap, anders overeenkomen.
Afdeling 2. Inbreng van schulden
Art. 4.94. In te brengen schulden
Om de gelijke behandeling van de mede-erfgenamen in de verdeling te verzekeren, wordt de vaststaande schuld die een mede-erfgenaam tegenover de boedel heeft, in de te verdelen boedel ingebracht. De regels betreffende de wijze van inbreng van schenkingen zijn van toepassing op de inbreng van schulden, met uitzondering van de regels betreffende de waardering van schenkingen.
Art. 4.95. Voldoening van de in te brengen schuld
De inbreng van de schulden geschiedt hetzij door mindere ontvangst, hetzij door betaling van het verschuldigde bedrag aan de boedel.
Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een gelijk bedrag vooraf uit de boedel van de nalatenschap.
Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam- schuldenaar, dan dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, blijft de mede-erfgenaam het saldo verschuldigd met toepassing van de voorwaarden en termijnen die voor de oorspronkelijke schuld golden. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de boedel heeft, wordt zijn schuld slechts op zijn aandeel aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de boedel toekomt.
Art. 4.96. Opeisbaarheid van de in te brengen schuld
Tenzij ze betrekking heeft op de prijs van verkochte goederen uit de onverdeeldheid, is de schuld pas opeisbaar vanaf het sluiten van de verdelingsverrichtingen. De mede-erfgenaam schuldenaar kan echter beslissen om de schuld eerder te voldoen.
Art. 4.97. Interesten op de in te brengen schuld
De interesten op de schuld lopen door zoals oorspronkelijk was bedongen of beslist. Indien geen interest was bedongen of opgelegd, dan lopen de interesten van rechtswege vanaf het overlijden, aan de wettelijke rentevoet. Indien de schuld tijdens de onverdeeldheid is ontstaan, lopen de interesten van rechtswege vanaf de datum van opeisbaarheid, aan de wettelijke rentevoet.
Hoofdstuk 3. Schulden en lasten van de nalatenschap
Art. 4.98. Verplichting tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap
De erfgenamen zijn, persoonlijk naar evenredigheid van hun aandeel, en hypothecair voor het geheel, gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, onder voorbehoud van hun verhaal op hun mede-erfgenamen, voor het aandeel waarvoor deze laatsten daarin moeten bijdragen.
De titels die tegen de erflater uitvoerbaar waren, zijn ook tegen de erfgenaam persoonlijk uitvoerbaar. Niettemin kunnen de schuldeisers de tenuitvoerlegging daarvan eerst vervolgen acht dagen na de betekening van die titels aan de persoon of aan de woonplaats van de erfgenaam.
Art. 4.99. Scheiding van de boedels
§ 1. Schuldeisers van de nalatenschap kunnen in elk geval en tegen elke schuldeiser vorderen dat de boedel van de erflater wordt afgescheiden van de boedel van de erfgenaam.
§ 2. Dit recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, wanneer er schuldvernieuwing heeft plaatsgehad door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen.
§ 3. Dit recht verjaart ten aanzien van roerende goederen door verloop van drie jaar.
Ten aanzien van onroerende goederen kan de vordering ingesteld worden zolang deze goederen zich in handen van de erfgenaam bevinden.
§ 4. Schuldeisers van een erfgenaam zijn niet bevoegd om tegen de schuldeisers van de nalatenschap de afscheiding van de boedels te vorderen.
Art. 4.100. Bijdrage in de schulden en lasten van de nalatenschap
§ 1. De mede-erfgenamen dragen onderling bij in de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt.
§ 2. De mede-erfgenaam, die, ten gevolge van de hypotheek, meer dan zijn aandeel in de erfschuld betaalde, heeft op de overige mede-erfgenamen geen verder verhaal dan voor het aandeel dat ieder van hen persoonlijk in de schuld moet dragen, zelfs wanneer de mede-erfgenaam die de schuld betaalde, zich in de rechten van de schuldeisers heeft doen stellen, zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten van de mede-erfgenaam die, ten gevolge van het voorrecht van boedelbeschrijving, het vermogen mocht hebben behouden om, zoals ieder andere schuldeiser, betaling van zijn persoonlijke schuldvordering te eisen.
§ 3. In geval van onvermogen van een van de mede-erfgenamen, wordt zijn aandeel in de hypothecaire schuld over alle anderen naar evenredigheid omgeslagen.
§ 4. Indien de mede-erfgenamen de nalatenschap verdelen in de staat waarin ze zich bevindt, en een met hypotheek bezwaard onroerend goed aan een van hen wordt toegewezen, die alleen de last zal dragen van de door de hypotheek gewaarborgde rente of de schuld moet dragen, wordt het onroerend goed geschat, na aftrek van het kapitaal van de rente of van de schuld.
De erfgenaam in wiens kavel dat onroerend goed valt, blijft belast met de uitkering van de rente of de betaling van de schuld, en hij moet zijn mede-erfgenamen daarvoor vrijwaren.
Art. 4.101. Verzet tegen de verdeling
Schuldeisers van een erfgenaam kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten geschiedt, zich ertegen verzetten dat zij buiten hun aanwezigheid gedaan wordt. Zij hebben het recht op eigen kosten in de verdeling tussen te komen.
Tegen een voltrokken verdeling echter kunnen zij niet opkomen, behalve wanneer deze heeft plaatsgehad buiten hen om en met miskenning van een door hen gedaan verzet.
Hoofdstuk 4. Gevolgen van de verdeling en vrijwaring van de kavels
Art. 4.102. Declaratieve werking
Ieder mede-erfgenaam wordt geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap te hebben gehad.
Art. 4.103. Vrijwaring
§ 1. De mede-erfgenamen moeten elkaar alleen voor die stoornissen en uitwinningen vrijwaren, waarvan de oorzaak vóór de verdeling bestond.
Vrijwaring vindt niet plaats indien ze betrekking heeft op een uitwinning die door een bijzonder en uitdrukkelijk beding in de akte van verdeling is uitgesloten. Zij houdt op wanneer de mede-erfgenaam door eigen schuld uitwinning ondergaat.
§ 2. Ieder mede-erfgenaam is persoonlijk gehouden, naar evenredigheid van zijn erfdeel, zijn mede-erfgenaam schadeloos te stellen voor het verlies dat de uitwinning hem heeft veroorzaakt.
Indien een van de mede-erfgenamen onvermogend is, wordt het door hem verschuldigde aandeel evenredig omgeslagen over de gevrijwaarde en alle erfgenamen die in staat zijn te betalen.
§ 3. De vordering tot vrijwaring tegen het onvermogen van de schuldenaar van een rente kan slechts worden ingesteld binnen vijf jaar na de verdeling.
Er bestaat geen grond tot vrijwaring wegens het onvermogen van de schuldenaar, wanneer dit pas na het voltrekken van de verdeling is ontstaan.
Hoofdstuk 5. Betwisting van de verdeling
Art. 4.104. Geweld of bedrog
Verdelingen kunnen worden vernietigd wegens geweld of bedrog.
Hij tegen wie een vordering tot vernietiging is ingesteld kan die tegenhouden en een herverdeling beletten, door aan de eiser, hetzij in geld, hetzij in natura, aan te bieden en te verschaffen hetgeen aan diens erfdeel ontbreekt.
De vordering tot vernietiging wegens bedrog of geweld van een mede-erfgenaam die zijn kavel geheel of ten dele vervreemd heeft, is niet meer ontvankelijk, indien hij de vervreemding gedaan heeft na het ontdekken van het bedrog of het ophouden van het geweld.
Art. 4.105. Benadeling
§ 1. Wanneer een mede-erfgenaam bewijst dat hij voor meer dan een vierde is benadeeld, kan hij tegen de anderen een vordering instellen tot aanvulling van het gedeelte dat hem bij de verdeling is toegekend.
De aanvulling wordt hem in geld toegekend, tenzij de partijen anders overeenkomen.
§ 2. Om te beoordelen of er benadeling geweest is, schat men de goederen op hun waarde ten tijde van de verdeling.
§ 3. De vordering tot aanvulling is toegestaan tegen elke handeling, ongeacht de benaming ervan, die ertoe strekt de onverdeeldheid onder mede-erfgenamen te doen ophouden. In geval van opeenvolgende gedeeltelijke verdelingen wordt het nadeel slechts beoordeeld bij de afsluiting van de verdeling.
§ 4. Ingeval de verdeling of de daarmee gelijkstaande handeling deel uitmaakt van een dading, is de vordering niet toegestaan ten aanzien van die dading.
§ 5. De vordering is niet toegelaten tegen een verkoop van erfrecht, zonder bedrog aan een mede-erfgenaam, op zijn risico gedaan door zijn overige mede-erfgenamen of door een van hen.
§ 6. De vordering tot aanvulling verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de verdeling of, in geval van gedeeltelijke opeenvolgende verdelingen, vanaf de datum van afsluiting van de verdeling.
Ondertitel 9. Kleine nalatenschappen
Art. 4.106. Afwijkende regeling
Wanneer, voor het geheel of voor een deel, een nalatenschap onroerende goederen bevat, waarvan het integrale kadastraal inkomen 1 565 euro niet overtreft, wordt van de bepalingen van ondertitel 8 afgeweken, zoals in de artikelen 4.107 tot 4.113 is aangeduid.
Het inkomen van de onroerende goederen die nog niet gekadastreerd of niet als afzonderlijk perceel gekadastreerd zijn, wordt, zo daartoe redenen zijn, vastgesteld zoals ter zake van grondbelasting.
De berekening geschiedt op het kadastraal inkomen van de dag van het openvallen van de nalatenschap.
Art. 4.107. Behoud van de onverdeeldheid
Indien er, onder de erfgenamen in de rechte lijn van de eerststervende echtgenoot, een of meerdere minderjarigen zijn, kan de onverdeeldheid van de goederen die de langstlevende echtgenoot in vruchtgebruik heeft, hetzij op verzoek van een van de belanghebbenden, hetzij ambtshalve, in stand worden gehouden door de familierechtbank voor een termijn of voor achtereenvolgende termijnen, die niet verder zullen gaan dan de meerderjarigheid van de jongste minderjarige.
Deze bepaling houdt op van kracht te zijn, hetzij wanneer het vruchtgebruik eindigt, hetzij wanneer, bij toepassing van artikel 4.108, de goederen overgenomen worden.
De beslissing, waarbij de familierechtbank de onverdeeldheid in stand houdt, wordt overgeschreven in het register van het bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Bij gebreke aan overschrijving kan men zich op die beslissing niet beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht op het onroerend goed hebben.
Art. 4.108. Recht op overname
§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de rechten die artikel 2.3.13 aan de langstlevende echtgenoot toekent, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte lijn en, in voorkomend geval, de noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden langstlevende echtgenoot het recht tot overname, naar schatting, hetzij van de woning, die de erflater, zijn echtgenoot of een van zijn afstammelingen bij het overlijden betrokken, samen met het huisraad, hetzij van het huis, samen met de meubelen, en met de gronden die de bewoner van het huis persoonlijk en voor eigen rekening in gebruik had, het landbouwmaterieel en de dieren die tot de bebouwing dienen of de goederen, de grondstoffen, de beroepsvoorwerpen en andere hulpmiddelen die aan het handels-, ambachts-, of nijverheidsbedrijf zijn verbonden.
De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen of van de beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, mogen het recht van overname alleen uitoefenen met machtiging van de vrederechter van het voogdij- of bewindsforum.
§ 2. Willen verschillende belanghebbenden het recht tot overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgende orde gegeven aan:
a) de langstlevende echtgenoot;
b) degene die de erflater heeft aangewezen;
c) degene die tot aan het overlijden, zelfs zonder het huis met de erflater of zijn echtgenoot te bewonen, op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf meewerkte;
d) degene die tot aan het overlijden met de erflater of zijn echtgenoot het huis bewoonde en hem hulp en bijstand verschafte;
e) degene die op het ogenblik van het overlijden het huis bewoont;
f) degene die door de meerderheid van de belangen is aangewezen en, bij gebreke van deze meerderheid, hij die door uitloting is aangewezen.
Eisen meerdere erfgenamen het voordeel van de overname op grond van een van de gevallen bepaald in het eerste lid, b), c), d) of e) op, dan kunnen zij gezamenlijk tot overname overgaan.
§ 3. Is dit door een belanghebbende of door een schuldeiser gevraagd, dan wordt er tot de schatting overgegaan door toedoen van de familierechtbank, die daartoe een of verscheidene schatters mag benoemen. Door de familierechtbank wordt uitspraak gedaan op de minuut van het verzoekschrift. Haar bevelschrift is op de minuut uitvoerbaar. Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de belanghebbenden kennis van de dag en het uur waarop de eed zal worden afgelegd door de schatter, alsook van zijn naam. Deze bepaalt onverwijld dag en uur voor zijn verrichtingen. De schatter kan de eed niet eerder afleggen dan vijftien dagen na de dag waarop de gerechtsbrieven zijn verstuurd. De belanghebbenden, die bij de beëdiging niet zijn opgekomen, worden door de griffier bij gerechtsbrief verwittigd. Elke eis tot wraking van de schatter moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk bij de beëdiging worden ingediend. Onmiddellijk doet de familierechtbank uitspraak over deze vraag.
§ 4. De rechtbank wijst een van haar leden aan om over de geschillen waartoe de overname aanleiding kan geven, uitspraak te doen zoals hierna is bepaald.
Rijzen er betwistingen omtrent de wijze waarop de overname moet geschieden, weigert een van de belanghebbenden daarin toe te stemmen of is hij niet aanwezig, dan worden de belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers ten minste vijftien dagen vooraf bij gerechtsbrief opgeroepen door de daartoe aangewezen rechter. Op de bepaalde dag vergaderen de belanghebbenden onder voorzitterschap van de magistraat die hen heeft opgeroepen. Zelfs bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden kan tot de werkzaamheden worden overgegaan. In voorkomend geval benoemt de rechter, die de vergadering voorzit, een notaris om de afwezigen te vervangen, hun aandelen te ontvangen en er ontvangstbewijs van te geven. Het ereloon van de notaris moet betaald worden door de partijen die hij vertegenwoordigt. De rechter beslecht de geschilpunten en verwijst partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen aangewezen notaris of, indien zij het over deze keus niet eens kunnen worden, naar een ambtshalve benoemde notaris.
Art. 4.109. Tijdelijk vervreemdingsverbod
Behoudens om een ernstige reden, vooraf door de familierechtbank als geldig erkend, kan de overnemer gedurende een tijdvak van vijf jaar met ingang van de datum waarop de akte van overname is verleden, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.
De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het grootste kadastraal inkomen gelegen is.
De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op, die bij de overname betrokken waren. De rechtbank verleent of weigert haar toestemming na partijen te hebben gehoord.
Indien de overnemer de goederen zonder machtiging geheel of gedeeltelijk vervreemdt, is hij gehouden aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding te betalen, ten bedrage van twintig procent van hetgeen zij hebben ontvangen als prijs voor de overname.
Hetzelfde geldt in geval van gezamenlijke overname, wanneer een van de overnemers zijn onverdeelde rechten zonder voorafgaande machtiging aan iemand anders dan een medeovernemer afstaat.
Art. 4.110. Verplichte voortzetting van de exploitatie
De overnemer of ten minste een van hen, wanneer er meerdere zijn, is gehouden de overgenomen onroerende goederen binnen drie maanden en gedurende vijf jaar na de datum waarop de akte van overname is verleden, persoonlijk te betrekken en te exploiteren. Zo niet moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen ten bedrage van twintig procent van hetgeen zij in totaal hebben ontvangen als prijs voor de overname.
De overnemer kan, om een ernstige reden, van de verplichting om de goederen persoonlijk te betrekken en te exploiteren worden ontslagen, hetzij op het ogenblik van de overname, hetzij later, door de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het grootste kadastraal inkomen gelegen is.
In het laatste geval moet dezelfde procedure worden gevolgd als die welke in artikel 4.109 is bepaald.
Art. 4.111. Verschuldigde vergoedingen
De vergoedingen bepaald in de artikelen 4.109 en 4.110 worden niet gecumuleerd. De betaling van één ervan stelt de overnemer vrij van alle andere verplichtingen.
De overnemer kan zich van de in de artikelen 4.109 en 4.110 gestelde verbodsbepalingen en verplichtingen bevrijden en de vaste vergoeding van 20 procent vermijden, indien hij de overgenomen uit hun aard onroerende goederen gezamenlijk bij openbare toewijzing verkoopt. In dat geval komt, indien de opbrengst van die verkoop groter is dan de waarde die aan hun overname ten grondslag lag, het verschil als vergoeding echter toe aan alle gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen in verhouding tot hun aandeel bij de overname.
Art. 4.112. Vordering tot betaling
De vordering tot betaling van de in de artikelen 4.109 en 4.110 bepaalde vergoedingen behoort tot de bevoegdheid van de rechtbank die over de overname heeft beslist.
Zij moet op straffe van verval worden ingediend binnen een jaar na de verkoop, de ontruiming van de woning of de staking van het bedrijf die er aanleiding toe geeft.
Art. 4.113. Hoger beroep en verzet
De beslissingen, gewezen in de gevallen waarvan sprake in deze Ondertitel, zijn niet vatbaar voor hoger beroep indien het kadastraal inkomen van al de onroerende goederen, op de dag van overname, 520 euro niet te boven gaat.
Binnen dezelfde perken zijn die zaken niet vatbaar voor verzet.
Ondertitel 10. Erfregeling landbouwbedrijven
Art. 4.114. Afwijkende regeling
§ 1. Voor de erfregeling van landbouwbedrijven en met het oog op de continuïteit ervan gelden de bepalingen van deze Ondertitel.
Onder "landbouwbedrijf" moet, voor de toepassing van deze Ondertitel, worden verstaan het geheel van de roerende en onroerende goederen bestemd voor iedere activiteit, grondgebonden of niet, die betrekking heeft op de akkerbouw, de veeteelt, de pluimveeteelt, de groenteteelt, de fruitteelt, de viskwekerij, de bijenkweek, de druiventeelt, de bloementeelt, de sierplantenteelt, de teelt van zaad- en pootgoed, de boomkwekerijen evenals de productie van kerstbomen.
§ 2. Onder voorbehoud van de rechten die artikel 2.3.13 aan de langstlevende echtgenoot toekent is, wanneer de toepassingsvoorwaarden van deze Ondertitel vervuld zijn, Ondertitel 9 betreffende kleine nalatenschappen niet van toepassing.
Art. 4.115. Behoud van de onverdeeldheid
Wanneer een van de mede-erfgenamen minderjarig is en minstens zestien jaar oud, kan de familierechtbank, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige, de onverdeeldheid van het landbouwbedrijf in stand houden voor een periode die de meerderjarigheid van deze mede-erfgenaam niet kan overschrijden.
De beslissing, waarbij de familierechtbank de onverdeeldheid in stand houdt, wordt overgeschreven in het register van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Bij gebreke aan overschrijving kan men zich op die beslissing niet beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht op het onroerend goed hebben.
Art. 4.116. Recht op overname
Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen die de rechten van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende vaststellen, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte neerdalende lijn, wanneer een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, het recht van overname naar schatting van de roerende en onroerende goederen die behoren tot het landbouwbedrijf.
Een dergelijk recht heeft een erfgenaam in de rechte neerdalende lijn ook, onder hetzelfde voorbehoud, indien de nalatenschap niet voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, maar wel onroerende goederen die behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater en deze erfgenaam thans exploitant is van deze goederen in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.
De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige of van de beschermde persoon die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek, uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, mogen het recht van overname alleen uitoefenen met machtiging van de vrederechter van het voogdij- of bewindsforum.
Art. 4.117. Voorrangregeling
Willen verscheidene belanghebbenden het recht van overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgorde gegeven aan:
a) degene of degenen die door de erflater bij testament zijn aangewezen en die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;
b) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;
c) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden niet aan het bedrijf van de erflater deelnemen zoals bepaald onder punt a) maar die door de erflater bij testament zijn aangewezen;
d) degene die onroerende goederen exploiteert die vroeger behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater, maar die hij nu exploiteert in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.
Eisen meerdere erfgenamen die tot eenzelfde bevoorrechte categorie behoren op grond van een van de gevallen bepaald in het eerste lid, a), b), c), of d) het recht van overname op, dan kunnen zij gezamenlijk tot die overname overgaan.
Art. 4.118. Schatting
Wanneer een belanghebbende of zijn schuldeiser dit vraagt, wordt er tot de schatting overgegaan door toedoen van de familierechtbank, die daartoe een of meer schatters mag benoemen. Door de familierechtbank wordt uitspraak gedaan op de minuut van het verzoekschrift. Haar bevelschrift is uitvoerbaar op de minuut. Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de belanghebbenden kennis van de dag en het uur waarop de eed zal worden afgelegd door de schatter, alsook van zijn naam; deze bepaalt onverwijld dag en uur voor zijn verrichtingen. De schatter kan de eed niet eerder afleggen dan vijftien dagen na de dag waarop de gerechtsbrieven zijn verstuurd. De belanghebbenden die bij de beëdiging niet zijn opgekomen, worden door de griffier bij gerechtsbrief verwittigd. Elke eis tot wraking van de schatter moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk bij de beëdiging worden ingediend; onmiddellijk doet de familierechtbank uitspraak over deze vraag.
De rechtbank wijst een van haar leden aan om over de geschillen waartoe de overname aanleiding mocht geven, uitspraak te doen zoals hierna is bepaald.
Rijzen er betwistingen omtrent de wijze waarop de overname moet geschieden, weigert een van de belanghebbenden daarin toe te stemmen of is hij niet aanwezig, dan worden de belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers ten minste vijftien dagen vooraf bij gerechtsbrief opgeroepen door de daartoe aangewezen rechter. Op de bepaalde dag vergaderen de belanghebbenden onder voorzitterschap van de magistraat die hen heeft opgeroepen. Zelfs bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden kan tot de werkzaamheden worden overgegaan. In voorkomend geval benoemt de rechter die de vergadering voorzit, een notaris om de afwezigen te vervangen, hun aandelen te ontvangen en er ontvangstbewijs van te geven; het ereloon van de notaris moet betaald worden door de partijen die hij vertegenwoordigt. De rechter beslecht de geschilpunten en verwijst de partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen aangewezen notaris of, indien zij het over deze keus niet eens kunnen worden, naar een ambtshalve benoemde notaris.
Art. 4.119. Verplichte voortzetting van de exploitatie
De overnemer is gehouden de overgenomen onroerende goederen binnen zes maanden en gedurende tien jaar na de datum waarop de akte van overname is verleden, zelf of in de persoon van zijn echtgenoot, van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen of van de echtgenoten van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen te exploiteren. De overnemer kan enkel om een ernstige door de familierechtbank als geldig erkende reden van deze verplichting ontheven worden.
De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.
Indien de overnemer, zonder toestemming van de familierechtbank, de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.
In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans de exploitatie aan een medeovernemer afstaan zonder voorafgaande machtiging.
Art. 4.120. Tijdelijk vervreemdingsverbod
Behoudens om een ernstige reden, vooraf door de familierechtbank als geldig erkend, kan de overnemer gedurende een periode van tien jaar met ingang van de datum waarop de akte van overname is verleden, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.
De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op, die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.
Indien de overnemer de goederen zonder toestemming geheel of gedeeltelijk vervreemdt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen, ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.
In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans zijn onverdeelde rechten zonder voorafgaande machtiging aan een medeovernemer afstaan.
Art. 4.121. Geen cumul van vergoedingen
De vergoedingen bepaald in de artikelen 4.119 en 4.120 worden niet gecumuleerd.
Art. 4.122. Vordering tot betaling
De vordering tot betaling van de in de artikelen 4.119 en 4.120 bepaalde vergoedingen, moet op straffe van verval worden ingediend binnen drie jaar na de staking van het bedrijf of de vervreemding die er aanleiding toe geeft.
Ieder van de gewezen mede-eigenaars of hun erfgenamen kunnen een verzoekschrift indienen bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
Art. 4.123. Beperkte overname
De overname kan beperkt worden tot een deel van het landbouwbedrijf. In dit geval duidt de belanghebbende de goederen aan die hij overneemt zonder zijn mede-erfgenamen te kunnen benadelen. In geval van betwisting beslist de bevoegde rechter.
In de volgorde van de verdere voorkeurscategorieën kan het overnamerecht uitgeoefend worden op de overblijvende goederen. Wanneer er verscheidene overnemers van een zelfde categorie zijn, duiden ze gezamenlijk de goederen aan die ze overnemen.
Art. 4.124. Verzet tegen de overname.
Ieder van de mede-erfgenamen kan zich verzetten tegen het recht van overname wanneer de betrokken ongebouwde goederen gelegen zijn in woongebieden, zoals deze omschreven zijn krachtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en de stedenbouw.
Het verzet geldt alleen voor bouwgronden waarop zich geen gebouwen bevinden die gebruikt worden in een landbouwbedrijf. Het verzet heeft geen gevolg voor de andere goederen die bij de overname betrokken zijn.
Ondertitel 11. Centraal erfrechtregister
Art. 4.125.Doeleinden
Het centraal erfrechtregister is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doeleinde:
1° binnen de perken van de bepalingen van deze ondertitel, de raadpleging en de mededeling aan derden, op elektronische wijze of, in voorkomend geval, per post, mogelijk te maken;
a) van informatie met betrekking tot de akten waarin de identiteit wordt bepaald van de personen die tot een opengevallen nalatenschap zijn geroepen;
b) van de identiteit van de personen die een nalatenschap hebben verworpen of aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving;
c) van de gerechtelijke maatregelen genomen met betrekking tot het beheer van een nalatenschap;
[
1 1° /1 binnen de perken van de bepalingen van deze ondertitel, op geautomatiseerde wijze de vaststelling van de hoedanigheid van erfgenaam mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 18 maart 2020 houdende de invoering van de Notariële Aktebank;]
1 2° binnen de perken bepaald door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, de verwerking van de in het centraal register geregistreerde gegevens mogelijk te maken met het oog op het algemeen belang en in het bijzonder statistische en wetenschappelijke doeleinden, of teneinde de kwaliteit van het register te verbeteren.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.126.Op te nemen akten
§ 1. In het centraal erfrechtregister worden opgenomen:
1° de akten en attesten van erfopvolging die [
2 ...]
2 worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.59;
2° de Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 68 van Verordening nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, alsmede de Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig artikel 72, tweede lid, in fine, van dezelfde Verordening;
3° de correcties, de wijzigingen en de intrekkingen van die Europese erfrechtverklaringen;
4° de akten houdende de verklaring van verwerping, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.44;
5° de akten houdende de verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.49;
6° de vonnissen en arresten tot aanwijzing van een beheerder van een onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap overeenkomstig artikel 4.54 of tot aanwijzing van een curator over een onbeheerde nalatenschap overeenkomstig artikel 4.58 en artikel 1231 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. De notaris schrijft de akten en attesten bedoeld in paragraaf 1, 1°, 4° en 5° in. De inschrijving van de Europese erfrechtverklaringen, bedoeld in paragraaf 1, 2°, die worden opgemaakt door een notaris, alsmede de correcties, de wijzigingen en de intrekkingen van deze Europese erfrechtverklaringen, gebeurt eveneens door de notaris. [
2 Het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie schrijft de akten en de attesten van erfopvolging bedoeld in paragraaf 1 die het heeft opgemaakt, in.]
2 De griffier van het rechtscollege dat de beslissing heeft uitgesproken, stelt het centraal erfrechtregister in kennis van de Europese erfrechtverklaringen, bedoeld in paragraaf 1, 2°, die worden opgemaakt door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig artikel 72, tweede lid, in fine, van de voormelde Verordening (EU) nr. 650/2012.
[
1 § 3. De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken, stelt het centraal erfrechtregister in kennis van de in paragraaf 1, 6°, bedoelde vonnissen of arresten.
De griffier van het rechtscollege dat het in het eerste lid bedoelde vonnis of arrest heeft uitgesproken, stelt het centraal erfrechtregister in kennis van elk verzet, elk hoger beroep of elke voorziening tegen dit vonnis of arrest.
De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken stelt het centraal erfrechtregister in kennis van de rechterlijke beslissingen waarbij een in het eerste lid bedoeld vonnis of arrest wordt vernietigd of hervormd.]
1 ----------
(
1)<W
2022-04-28/25, art. 29,L1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
(
2)<W
2022-07-30/03, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.127.In te schrijven gegevens
§ 1. Het register bevat de volgende gegevens geldend op het ogenblik van de inschrijving:
1° van de erflater:
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboortedatum en -plaats;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;
e) de plaats en de datum van overlijden;
[
1 1° /1 van de erfgenamen:
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;]
1 2° van de aangever, in geval van inschrijving van een verklaring overeenkomstig artikel 4.44 of artikel 4.49:
a) de naam en voorna(a)m(en) in geval van een natuurlijke persoon, of, de naam of benaming in geval van een rechtspersoon;
b) de rechtsvorm in geval van een rechtspersoon;
c) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1 of in voorkomend geval het ondernemingsnummer;
d) de geboortedatum en -plaats in geval van een natuurlijke persoon;
e) de woonplaatskeuze in geval van een verklaring overeenkomstig artikel 4.49;
3° van de aangestelde curator of beheerder van de nalatenschap, in geval van inschrijving van een vonnis of arrest tot aanstelling overeenkomstig artikelen 4.54 en 4.58:
a) de naam en de voorna(a)m(en);
b) de functie;
c) het kantooradres;
4° de aard en de datum van de akte, het attest of de Europese erfrechtverklaring indien opgemaakt door een notaris [
1 of door een bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]
1, met aanduiding van het voorwerp van de verklaring in geval van inschrijving van een verklaring overeenkomstig artikel 4.44 of artikel 4.49;
5° de aard en de datum van de beslissing houdende de Europese erfrechtverklaring indien opgemaakt door de rechtbank of van de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder;
6° de identificatie van de notaris, die de akte heeft verleden of het attest of de Europese erfrechtverklaring heeft opgemaakt, [
1 van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat de akte of het attest van erfopvolging heeft opgemaakt,]
1 van het rechtscollege dat de Europese erfrechtverklaring heeft opgemaakt of van het rechtscollege dat de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder heeft gewezen;
7° in voorkomend geval, de NABAN-referentie van de akte of de Europese erfrechtverklaring, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt; en bij gebrek, het repertoriumnummer, of, voor de attesten van erfopvolging, de referentie van het kantoor [
1 van de notaris of van het bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimonium-documentatie]
1;
8° in voorkomend geval, de referentie volgens de ECLI-standaard (European Case Law Identifier) van de beslissing houdende de Europese erfrechtverklaring of van de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder en bij gebrek, het algemeen rolnummer van het vonnis of het arrest.
§ 2. Het centraal erfrechtregister geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.128.Inschrijvingskosten [
1 en mededeling in het Belgisch Staatsblad]
1 De Koning bepaalt het tarief van de kosten van de inschrijving in het register [
1 en de nadere regels en de kosten van de mededeling in het Belgisch Staatsblad van de verklaringen van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving]
1.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 08-08-2022>
Art. 4.129. Verwerkingsverantwoordelijke
§ 1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, hierna "de beheerder" genoemd, is belast met het beheer en de organisatie van het centraal erfrechtregister.
De beheerder wordt, met betrekking tot het centraal erfrechtregister, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
§ 2. De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan. Deze is meer bepaald belast met:
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens verwerkt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer;
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;
5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.
Art. 4.130. Bewaartermijn
De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens van de inschrijving, met vermelding van de datum van inschrijving, tot dertig jaar na het overlijden van de persoon wiens gegevens bewaard werden.
De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens met betrekking tot de raadplegingen van het register, met name de identificatiegegevens van de persoon die het register heeft geraadpleegd, de identificatiegegevens van de persoon over wie een raadpleging werd gedaan, het ogenblik van de raadpleging en de reden van de raadpleging. De gegevens worden tot tien jaar na de raadpleging bewaard. In geval van betwisting wordt deze termijn geschorst tot alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.
Art. 4.131.Raadpleging
§ 1. [
1 Met uitzondering van de gegevens bedoeld onder artikel 4.127, § 1, 1° /1, zijn de gegevens opgenomen in het centraal erfrechtregister toegankelijk voor:]
1 1° de notarissen, de gerechtsdeurwaarders, de advocaten en de griffiers en magistraten bij de rechtscolleges, in functie van de uitoefening van hun ambt;
2° de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut indien de kennisneming noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke opdrachten;
3° eenieder, voor zover zij een actueel en rechtmatig belang kunnen aantonen. Het belang van de verzoeker is actueel en rechtmatig wanneer zijn actuele rechten en verplichtingen getroffen worden door het overlijden van de erflater of door de erfkeuzes van de erfgerechtigden. Het actueel en rechtmatig belang wordt vermeld in het verzoek tot raadpleging.
[
1 De gegevens bedoeld in artikel 4.127, § 1, 1° /1, zijn enkel toegankelijk voor de beheerder van de Notariële Aktebank bedoeld in artikel 18 van de wet van 25 Ventôse Jaar XI op het notarisambt, teneinde de toegang van de erfgenamen tot de akten van hun rechtsvoorganger mogelijk te maken.]
1 § 2. Het is de beheerder verboden de in het centraal erfrechtregister opgenomen gegevens mee te delen aan andere personen dan zij die toegang ertoe hebben zoals bepaald in paragraaf 1.
Met behoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonsgegevens moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 4.127 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.
§ 3. De toegang tot de gegevens van het centraal erfrechtregister is kosteloos.
De beheerder is gemachtigd om online raadpleging mogelijk te maken voor de in paragraaf 1 bedoelde belanghebbenden die daarom verzoeken, binnen de grenzen van hun consultatierecht. De vergoeding voor de daaruit voortvloeiende bijkomende taken en investeringen ten laste van de beheerder, wordt aangerekend aan deze raadplegers.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.131/1. [
1 De Koning kan de nadere regels inzake het beheer alsook de vorm en nadere regels van de inschrijving in, en kennisgeving aan, het centraal erfrechtregister bepalen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2022-07-30/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Titel 2. Schenkingen, testamenten en erfovereenkomsten
Ondertitel 1. Algemene bepalingen
Art. 4.132. Beschikkingen onder levenden en bij testament
§ 1. Men kan op geen andere wijze over zijn goederen om niet beschikken dan bij schenking onder levenden of bij testament, met inachtneming van de hierna bepaalde vormen.
Men kan een erfovereenkomst slechts sluiten binnen de perken in deze titel bepaald.
§ 2. Een schenking is een contract waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van het geschonken goed ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanvaardt.
§ 3. Een testament is een akte waarbij de testator, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt, en die hij kan herroepen.
§ 4. De schenkingen, daarin begrepen de schenkingen van toekomstige goederen, en de beschikkingen bij testament worden in dit boek ook gezamenlijk aangeduid als giften.
Schenkingen van toekomstige goederen, waarbij een persoon conventioneel als erfgerechtigde benoemd wordt, worden, wanneer ze toegelaten zijn, ook aangeduid als contractuele erfstellingen.
Art. 4.133. Verbod van gift met bewaarplicht ten voordele van derden
§ 1. Iedere gift waarbij de begiftigde ermee belast wordt het gekregen goed te bewaren zodat het aan een opvolgende begunstigde kan toekomen, is nietig, zelfs ten aanzien van de begiftigde.
Deze regel is niet van toepassing op de beschikkingen die bij ondertitel 6 voor ouders en voor broers en zussen zijn toegelaten.
§ 2. De beschikking waarbij een derde tot een gift geroepen wordt, ingeval de begiftigde deze niet zou verkrijgen, wordt niet beschouwd als een gift met bewaarplicht ten voordele van derden, en is geldig.
Hetzelfde geldt voor de giften, waarbij het vruchtgebruik aan de ene en de blote eigendom aan de andere gegeven wordt.
Art. 4.134. Ongeoorloofde voorwaarden en lasten
In iedere gift zijn de voorwaarden en lasten die onmogelijk zijn, of die in strijd zijn met een dwingende wetsbepaling of met de openbare orde, nietig.
Ondertitel 2. Bekwaamheid
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4.135. Bekwaamheid als regel
Eenieder kan een gift doen, en eenieder kan een gift ontvangen, behalve de personen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.
Art. 4.136. Gezondheid van geest
Om een gift te kunnen doen, moet men gezond van geest zijn.
Art. 4.137. Ongeboren kind
Om bij schenking te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de schenking.
Om bij testament te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de dood van de testator.
Niettemin zal de schenking of het testament slechts gevolg hebben indien het kind levensvatbaar wordt geboren.
Hoofdstuk 2. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
Art. 4.138. Minderjarigen
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar niet bereikt heeft, kan geen gift doen, behoudens hetgeen in ondertitel 9 bepaald is.
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.
Art. 4.139. Beschermde meerderjarigen
Met behoud van de toepassing van zowel artikel 4.138 als van artikel 499/7, § 4, van het oud Burgerlijk Wetboek, kan de persoon die op grond van artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam is verklaard om te beschikken, hetzij bij schenking hetzij bij testament, toch beschikken na machtiging, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
Als de vrederechter met toepassing van het eerste lid de beschermde persoon toestaat bij testament te beschikken, kan deze alleen bij authentieke akte een testament maken, zonder dat hij het ontwerp ervan aan de vrederechter moet voorleggen.
In afwijking van het derde lid kan de vrederechter toestaan dat een testament in internationale vorm wordt opgesteld wanneer aan de in artikel 4.183 bedoelde vormvereisten voor het notarieel testament niet kan worden voldaan wegens de lichamelijke ongeschiktheid van de beschermde persoon.
Bovendien mag de vrederechter de machtiging om te schenken weigeren indien de schenking de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden behoeftig dreigt te maken.
Hoofdstuk 3. Specifieke onbekwaamheden
Art. 4.140. Voogd
Een minderjarige, al heeft hij de leeftijd van zestien jaar bereikt, kan, zelfs bij testament, geen beschikking maken ten voordele van zijn voogd.
Een minderjarige kan, wanneer hij meerderjarig geworden is, noch bij schenking, noch bij testament, beschikken ten voordele van zijn gewezen voogd, zolang de slotrekening over de voogdij niet gedaan en aangezuiverd is.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is niet van toepassing op de verwanten in de opgaande lijn van de minderjarige, die zijn voogd zijn of geweest zijn.
Art. 4.141. Bewindvoerder
De in boek 1, titel XI, hoofdstuk II/1, van het oud Burgerlijk Wetboek bedoelde bewindvoerder en eenieder die een gerechtelijk mandaat uitoefent, kunnen geen voordeel genieten van giften die de beschermde persoon of de persoon ten aanzien van wie dit mandaat wordt uitgeoefend tijdens de rechterlijke bescherming of dit mandaat in hun voordeel mocht hebben gedaan.
Deze bepaling is niet van toepassing op de personen bedoeld in artikel 496, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek en in artikel 4.142, derde lid, 2° en 3°.
Art. 4.142. Artsen en zorgverstrekkers
Gezondheidszorgbeoefenaars, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van giften die hij, in de loop van die ziekte, in hun voordeel mocht hebben gedaan.
Beheerders en personeelsleden van instellingen voor residentiële ouderenzorg kunnen geen voordeel genieten van giften die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gedaan.
Hiervan zijn uitgezonderd:
1° de giften tot vergoeding van diensten, onder bijzondere titel gemaakt, met inachtneming van het vermogen van de beschikker en van de bewezen diensten;
2° de giften ten voordele van verwanten tot en met de vierde graad, voor zover de overledene geen erfgenamen in de rechte lijn achterlaat; tenzij degene ten voordele van wie de beschikking gemaakt is, zelf tot die erfgenamen behoort;
3° de giften ten voordele van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met de wie de beschikker een feitelijk gezin vormt.
Dezelfde regels worden in acht genomen ten aanzien van de bedienaren van de erediensten en andere geestelijken, alsmede ten aanzien van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.
Art. 4.143. Rechtspersonen
Voor schenkingen of legaten ten voordele van rechtspersonen is machtiging of goedkeuring vereist indien de wet daarin voorziet.
Indien de rechtspersoon aan wie een schenking aangeboden wordt ze slechts na machtiging of goedkeuring kan aanvaarden, kan hij de schenking voorlopig aanvaarden, zoals nader in artikel 4.161, derde lid, bepaald.
Art. 4.144. Tussenpersonen
Iedere gift ten voordele van een onbekwame is nietig, ook wanneer men ze vermomt onder de vorm van een contract onder bezwarende titel, en wanneer men ze maakt op naam van tussenpersonen.
Als tussenpersonen worden beschouwd de ouders, de kinderen en afstammelingen en de echtgenoot van de onbekwame of de persoon met wie deze wettelijk samenwoont.
Ondertitel 3. Beschikbaar deel en inkorting
Hoofdstuk 1. Beschikbaar deel
Art. 4.145. Reserve van de kinderen
De giften mogen de helft van de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153 niet overschrijden, indien de beschikker bij zijn overlijden één of meer kinderen, of afstammelingen van deze kinderen, die bij plaatsvervulling komen, achterlaat.
Art. 4.146. Vruchtgebruik op de reserve van de kinderen
§ 1. Het deel van de nalatenschap dat overeenkomstig artikel 4.145 aan de kinderen is gereserveerd wordt bezwaard met vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende echtgenoot wanneer hij recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap en in de mate als bepaald in artikel 4.19.
§ 2. In alle andere gevallen wordt de reserve van de kinderen enkel binnen onderstaande grenzen met dat vruchtgebruik bezwaard:
1° wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het vruchtgebruik van een breukdeel van de nalatenschap, bezwaart dat vruchtgebruik eerst het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in artikel 4.154, derde lid. Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenoot te voldoen in de hem toegekende rechten van vruchtgebruik, wordt het saldo van het vruchtgebruik dat hem toekomt ten laste gelegd van de reserve van de kinderen, elk voor een gelijk deel;
2° wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het gedeelte zoals bepaald in artikel 4.147, § 1, bezwaart dat vruchtgebruik eerst het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in artikel 4.154, derde lid. Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenoot in zijn rechten van vruchtgebruik te voldoen, kan hij de inkorting eisen van de op het beschikbaar deel aangerekende giften, in de volgorde zoals bepaald in artikel 4.155, vierde lid. Die inkorting gebeurt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.150.
In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, kan de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik waarvan hij de inkorting niet kan verkrijgen, hetzij omwille van artikel 4.147, § 3, hetzij omdat hij aan de vordering tot inkorting heeft verzaakt, niet ten laste van de reserve van de kinderen leggen.
Art. 4.147. Reserve van de langstlevende echtgenoot
§ 1. Niettegenstaande elke andersluidende bepaling verkrijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de helft van de rekenboedel zoals omschreven in artikel 4.153.
§ 2. Giften mogen niet tot gevolg hebben dat de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik of het recht op huur verliest van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad.
In geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten heeft dit vruchtgebruik of dit recht op huur betrekking op het onroerend goed waarin de echtgenoten hun laatste echtelijke verblijfplaats hadden gevestigd en op het daarin aanwezige huisraad, op voorwaarde dat de langstlevende echtgenoot daar is blijven wonen of tegen zijn wil verhinderd werd dat te doen en de toewijzing van dit vruchtgebruik of dit recht op huur voldoet aan de eis van billijkheid.
Dat vruchtgebruik wordt toegerekend op het vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot verkrijgt ingevolge paragraaf 1, evenwel zonder daartoe beperkt te zijn.
§ 3. In elk geval, kan de langstlevende echtgenoot niet de inkorting vragen van de schenkingen gedaan door de erflater op een tijdstip waarop de echtgenoot deze hoedanigheid niet had, niettegenstaande de opname ervan in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153. Evenmin kan hij voordeel genieten van de inkorting van dergelijke schenkingen gevraagd door de afstammelingen van de erflater.
§ 4. De rechten bedoeld in paragrafen 1 en 2 kunnen bij testament aan de langstlevende echtgenoot worden ontnomen, indien de echtgenoten op de dag van het overlijden sinds meer dan zes maanden gescheiden leefden en indien de erflater of de langstlevende echtgenoot, bij een gerechtelijke akte, als eiser of als verweerder, ofwel een afzonderlijk verblijf had gevorderd, ofwel een vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 van het oud Burgerlijk Wetboek had ingeleid, en voor zover de echtgenoten na die akte niet opnieuw zijn gaan samenwonen.
In het geval bedoeld in het eerste lid houdt de aanstelling van een algemene legataris een weerlegbaar vermoeden in van de wil om de langstlevende echtgenoot deze rechten te ontnemen.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de echtgenoten de overeenkomst bedoeld in artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek tot stand hebben gebracht. Deze overeenkomst heeft uitwerking vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding, tenzij de partijen in de overeenkomst hebben bepaald dat deze uitwerking heeft vanaf de ondertekening.
§ 5. Van het bepaalde in dit artikel kan worden afgeweken in het geval als bedoeld in artikel 2.3.2.
Art. 4.148. Geen andere reservataire erfgenamen
Bij gebreke van een langstlevende echtgenoot en van verwanten in neerdalende lijn mogen de giften de gehele nalatenschap omvatten.
Art. 4.149. Gift van het beschikbaar deel
Het beschikbaar deel kan, hetzij bij schenking, hetzij bij testament, geheel of ten dele gegeven worden aan de kinderen of aan andere erfgerechtigden van de schenker.
De beschikking zal moeten worden ingebracht of zal van inbreng zijn vrijgesteld zoals bepaald in titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 2, afdeling 1.
Hoofdstuk 2. Inkorting
Art. 4.150. Inkorting in principe in waarde
De giften die het beschikbaar deel overschrijden, kunnen na het openvallen van de nalatenschap tot dat beschikbaar deel ingekort worden.
Niettegenstaande elk andersluidend beding, en behoudens voor de in artikel 4.147, § 2, bedoelde reserve, geschiedt de inkorting enkel in waarde. Zij kan evenwel in natura geschieden op vraag van de begiftigde.
De giften die enkel voor het vruchtgebruik moeten worden ingekort maar die betrekking hebben op andere goederen dan die welke worden bedoeld in artikel 4.147, § 2, worden eveneens ingekort in waarde. De vergoeding voor de inkorting is gelijk aan de gekapitaliseerde waarde van dit vruchtgebruik op de dag van het overlijden; ze wordt berekend door de bepaling van artikel 4.64 naar analogie toe te passen.
In afwijking van het tweede lid geschiedt de inkorting in volle of blote eigendom van legaten in natura wanneer de begiftigde geen erfgenaam is.
Art. 4.151. Recht om de inkorting te vorderen
Inkorting van giften kan alleen gevorderd worden door hen aan wie de wet een reserve toekent, door hun erfgenamen of door hun rechtverkrijgenden.
De begiftigden, de legatarissen en de schuldeisers van de erflater kunnen deze inkorting niet vorderen, noch er voordeel van genieten.
Art. 4.152. Afstand van de vordering tot inkorting
§ 1. De inkorting van schenkingen kan niet worden gevraagd door de reservataire erfgenamen die afstand hebben gedaan van de vordering tot inkorting van de desbetreffende schenking, door middel van een eenzijdige verklaring, in de schenkingsakte of naderhand. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van overeenkomstige toepassing op deze afstand.
De erfgenamen die afstand hebben gedaan van de vordering tot inkorting kunnen geen voordeel meer genieten van de inkorting die door anderen zou worden gevraagd.
§ 2. Niettegenstaande de afstand van de vordering tot inkorting bedoeld in paragraaf 1, wordt de waarde van de goederen die het voorwerp uitmaken van de schenking opgenomen in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153.
De afstand van de vordering tot inkorting kan niet tot gevolg hebben dat de andere giften een grotere inkorting zouden ondergaan dan de inkorting die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke afstand.
§ 3. De afstand van de vordering tot inkorting heeft, in voorkomend geval, geen gevolgen voor de verplichting tot inbreng van de schenking.
Art. 4.153. Rekenboedel ter berekening van het beschikbaar deel
Om de inkorting te bepalen, vormt men een rekenboedel uit alle goederen die bij het overlijden van de erflater aanwezig waren. Na aftrek van de schulden, worden de goederen waarover hij bij schenking heeft beschikt, fictief daarbij gevoegd volgens hun staat en hun waarde zoals bepaald in artikel 4.90, §§ 2 tot 9. Over al die goederen berekent men het deel waarover hij heeft mogen beschikken, met inachtneming van de hoedanigheid van de door hem achtergelaten erfgenamen.
Art. 4.154. Aanrekening van de giften
De giften toegekend door de erflater worden aangerekend, naar gelang het geval, op de globale reserve van de reservataire erfgenamen of op het beschikbaar deel, in de volgorde waarin ze zijn toegekend, te beginnen met de oudste. De legaten worden aangerekend op de dag van het openvallen van de nalatenschap.
De in te brengen giften die aan een reservataire erfgenaam zijn vermaakt, worden op de globale reserve van de reservataire erfgenamen aangerekend en, bijkomend, op het beschikbaar deel. Het meerdere wordt ingekort, indien daartoe aanleiding bestaat.
De giften die met vrijstelling van inbreng aan een reservataire erfgenaam, zijn vermaakt, evenals de giften aan een begiftigde die geen reservataire erfgenaam is, worden op het beschikbaar deel aangerekend. Het meerdere wordt ingekort.
Art. 4.155. Volgorde van inkorting
Wanneer de waarde van de schenkingen het beschikbaar deel overschrijdt of daarmee gelijk is, vervallen alle beschikkingen bij testament in volle of blote eigendom die overeenkomstig artikel 4.150, vierde lid, in natura moeten worden ingekort.
Overschrijden de beschikkingen bij testament hetzij het beschikbaar deel, hetzij het deel ervan, dat overblijft na aftrek van de waarde van de schenkingen, dan geschiedt de inkorting naar evenredigheid, zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen de algemene legaten en de bijzondere legaten.
Indien de erflater evenwel uitdrukkelijk verklaard heeft dat een bepaald legaat moet worden voldaan bij voorkeur boven de andere, wordt deze voorkeur in acht genomen. Dat legaat wordt dan slechts ingekort voor zover de inkorting van de overige legaten niet toereikend is om de reserve op te leveren.
Schenkingen worden nooit ingekort dan nadat de waarde van alle goederen die in de beschikkingen bij testament begrepen zijn, is uitgeput. Wanneer deze inkorting plaatsheeft, geschiedt zij te beginnen met de laatste schenking, en aldus vervolgende, van de laatste schenking opklimmend tot de vroegere.
Art. 4.156. Vordering tot inkorting
§ 1. Indien de gift, die in waarde wordt ingekort, het beschikbaar deel overschrijdt, vergoedt de begiftigde, al dan niet erfgenaam, de reservataire erfgenamen, ten belope van het overschrijdende gedeelte van de gift, wat ook het bedrag hiervan is.
De vergoeding die door een erfgenaam verschuldigd is, wordt betaald in mindere ontvangst en, indien hij een reservataire erfgenaam is, bij voorrang door toerekening op zijn reservataire rechten.
De vergoeding voor de inkorting wordt uiterlijk betaald op het ogenblik van de verdeling, behoudens andersluidend akkoord tussen de mede-erfgenamen.
§ 2. Na voorafgaandelijke uitwinning van de goederen van de schuldenaar van de vergoeding voor de inkorting en ingeval van onvermogen van deze laatste, kunnen de reservataire erfgenamen de inkorting vorderen tegen derden die de goederen die van de giften deel uitmaakten onder kosteloze titel hebben verworven van de begiftigde of van de opvolgende begunstigde ten kosteloze titel. De inkorting wordt op dezelfde wijze gevorderd als tegen de begiftigden zelf en volgens de dagtekeningen van de vervreemdingen, te beginnen met de laatste.
De vordering tot inkorting tegen de derden bedoeld in het eerste lid kan niet worden uitgeoefend door de reservataire erfgenamen die, overeenkomstig de artikelen 4.249 tot 4.252, hetzij in de schenkingsakte, hetzij bij een latere uitdrukkelijke verklaring, hebben toegestemd in de vervreemding van het gegeven goed. De artikelen 4.244 tot 4.248 en 4.253 zijn van toepassing op deze toestemming.
§ 3. De vordering tot inkorting kan door de reservataire erfgenamen niet worden uitgeoefend ten aanzien van legaten waarvan zij de afgifte hebben toegekend met kennis van de aantasting van hun reserve. In dat geval kan voor de andere giften evenwel geen grotere inkorting gelden dan diegene die zou zijn toegepast zonder een dergelijke afgifte.
Art. 4.157. Verjaring
§ 1. De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een erfgenaam verjaart na dertig jaar te rekenen vanaf het openvallen van de nalatenschap.
De reservataire erfgenamen zijn echter vervallen van het recht om de inkorting te vorderen indien zij, terwijl zij weet hebben van de aantasting van hun reserve, de inkorting van de giften bedoeld in het eerste lid, niet hebben gevraagd op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap.
§ 2. De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een begiftigde die geen erfgenaam is, verjaart na twee jaar te rekenen vanaf de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap voor zover uit deze vereffening de aantasting blijkt van de reserve van de reservataire erfgenamen of, in elk geval, na maximum dertig jaar te rekenen vanaf het openvallen van de nalatenschap.
De begiftigde kan evenwel, op elk ogenblik, de reservataire erfgenamen aanmanen om standpunt in te nemen over het principe en, in voorkomend geval, het bedrag van de inkorting van de gift die hem werd toegekend. In dat geval, nemen de reservataire erfgenamen een standpunt in over het principe van de inkorting, op straffe van verval ten laatste binnen het jaar volgend op de ingebrekestelling en beschikken zij, te rekenen vanaf deze principeverklaring, over een termijn van twee jaar om de inkorting te vorderen en om het bedrag ervan vast te stellen.
Ondertitel 4. Schenkingen
Hoofdstuk 1. Vorm van de schenkingen
Art. 4.158. Notariële akte
Iedere akte van schenking wordt, op straffe van nietigheid, voor een notaris verleden.
Art. 4.159. Staat van schatting van roerende goederen
Een akte van schenking van roerende goederen is alleen geldig voor de goederen waarvan een staat van schatting, getekend door de schenker en door de begiftigde of hen die voor deze laatste aanvaarden, in de akte van schenking is opgenomen of aan die akte gehecht is.
Art. 4.160. Vormgebreken
De schenker kan de gebreken van een schenking niet verhelpen door een akte van bevestiging. De schenking die nietig is wat de vorm betreft, moet in de wettelijke vorm opnieuw gedaan worden.
Uit de bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige uitvoering van een schenking door de erfgenamen van de schenker, na zijn overlijden, volgt hun afstand van het recht om zich te beroepen hetzij op gebreken in de vorm, hetzij op enige andere exceptie.
Hoofdstuk 2. Aanvaarding van de schenkingen
Art. 4.161. Vereiste van aanvaarding
De schenking bindt de schenker niet en heeft generlei gevolg, dan van de dag waarop zij in uitdrukkelijke bewoordingen is aanvaard.
De aanvaarding kan geschieden tijdens het leven van de schenker door een latere, authentieke akte. In dat geval verschijnt de schenker of de persoon die hij heeft aangeduid om hem hiertoe te vertegenwoordigen, in de akte van aanvaarding om er kennis van te nemen. De volmacht waarvan in dit lid sprake moet worden vastgesteld bij notariële akte.
De voorlopige aanvaarding waarvan sprake in het tweede lid van artikel 4.143 is een aanvaarding onder voorbehoud van machtiging of goedkeuring, die de schenker onder dat voorbehoud bindt zodra hij er kennis van gekregen heeft. Deze voorlopige aanvaarding wordt vastgesteld in de akte van schenking of in een latere authentieke akte. Voor de voorlopige en voor de definitieve aanvaarding na machtiging of goedkeuring, evenals voor de kennisgeving ervan, geldt het bepaalde in het tweede lid.
Art. 4.162. Aanvaarding bij volmacht
Indien de begiftigde meerderjarig is, moet de aanvaarding gedaan worden door hemzelf of, in zijn naam, door een persoon die houder is van een volmacht waarbij hem de bevoegdheid is verleend om de gedane schenking te aanvaarden of een algemene bevoegdheid om de schenkingen te aanvaarden welke zijn gedaan of nog zullen worden gedaan.
Deze volmacht moet worden vastgesteld bij notariële akte.
Art. 4.163. Aanvaarding voor een minderjarige
Een schenking aan een niet ontvoogde minderjarige gedaan, moet worden aanvaard door zijn voogd, overeenkomstig artikel 410, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek.
Een ontvoogde minderjarige kan met de bijstand van zijn curator aanvaarden.
Nochtans kunnen de vader en de moeder van de ontvoogde of niet ontvoogde minderjarige, of, zelfs gedurende het leven van de vader en de moeder, de andere verwanten in de opgaande lijn, ook al zijn zij noch voogd noch curator over de minderjarige, de schenking voor hem aanvaarden.
Art. 4.164. Aanvaarding voor een beschermde meerderjarige
Een schenking aan een beschermde persoon die krachtens artikel 492/2 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam is verklaard om deze te ontvangen, moet door zijn bewindvoerder worden aanvaard overeenkomstig artikel 499/7, § 2, eerste lid, 6°, van het oud Burgerlijk Wetboek.
Een beschermde persoon die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek bijstand behoeft om een schenking te aanvaarden, kan met bijstand van zijn bewindvoerder aanvaarden.
Art. 4.165. Onroerende publiciteit
Indien de schenking betrekking heeft op een zakelijk onroerend recht, worden overgeschreven, zoals bepaald in artikel 3.30, § 1, de akte van schenking, en de akte van aanvaarding, indien deze in een latere akte wordt vastgesteld. Worden eveneens overgeschreven, in voorkomend geval, de akte van voorlopige aanvaarding en de akte van definitieve aanvaarding.
Art. 4.166. Gevolgen van de aanvaarding
De behoorlijk aanvaarde schenking is voltrokken door de enkele toestemming van de partijen. De eigendom van de geschonken goederen gaat over op de begiftigde, zonder dat enige andere afgifte vereist is.
Art. 4.167. Ontbreken van aanvaarding voor een minderjarige of een beschermde meerderjarige
Minderjarigen en beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het oude Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om schenkingen te ontvangen, worden niet in hun recht hersteld tegen het ontbreken van de aanvaarding. Ze hebben slechts verhaal op hun vader of moeder, hun voogd of bewindvoerder, indien daartoe grond bestaat.
Hoofdstuk 3. Voorwerp en modaliteiten van de schenkingen
Art. 4.168. Tegenwoordige goederen
Een schenking mag alleen de tegenwoordige goederen van de schenker bevatten. Indien zij toekomstige goederen bevat, is zij wat die goederen betreft nietig.
Art. 4.169. Voorwaarden van de schenking
Een schenking die gedaan is onder voorwaarden waarvan de uitvoering van de enkele wil van de schenker afhangt, is nietig.
Zij is eveneens nietig, indien zij gedaan is onder voorwaarde om andere schulden of lasten te voldoen dan die welke ten tijde van de schenking bestonden, of welke uitgedrukt mochten zijn, hetzij in de akte van schenking, hetzij in de staat die erin moet zijn opgenomen of eraan moet zijn gehecht.
Ingeval de schenker zich de vrijheid heeft voorbehouden te beschikken over een goed dat in de schenking begrepen is, of over een bepaalde geldsom uit de geschonken goederen, en hij overlijdt zonder daarover te hebben beschikt, behoort dat goed of die geldsom toe aan de erfgenamen van de schenker, niettegenstaande enig andersluidend beding.
Art. 4.170. Uitzondering voor de contractuele erfstellingen
De artikelen 4.168 en 4.169 zijn niet van toepassing op de schenkingen waarvan sprake in de ondertitels 8 en 9.
Art. 4.171. Voorbehoud van vruchtgebruik
Het is de schenker geoorloofd zich het genot of het vruchtgebruik van de geschonken roerende of onroerende goederen voor te behouden, of daarover ten voordele van een ander te beschikken.
Wanneer roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik geschonken zijn, moet de begiftigde, wanneer het vruchtgebruik eindigt, de geschonken goederen die in natura aanwezig zijn, nemen in de staat waarin zij zich bevinden. Hij heeft een vordering tegen de schenker of zijn erfgenamen uit hoofde van de niet aanwezige goederen ten belope van de waarde die daaraan in de staat van schatting is toegekend.
Art. 4.172. Conventioneel recht van terugkeer
§ 1. De schenker kan ten aanzien van de geschonken goederen het recht van terugkeer bedingen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde alleen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde en zijn afstammelingen.
Dit recht kan alleen ten voordele van de schenker worden bedongen.
§ 2. Het recht van terugkeer heeft tot gevolg dat alle vervreemdingen van de geschonken goederen worden tenietgedaan en dat deze goederen tot de schenker terugkeren vrij van alle lasten en hypotheken.
Hoofdstuk 4. Ontbinding en herroeping van schenkingen
Art. 4.173. Oorzaken van ontbinding of van herroeping
Een schenking kan worden ontbonden wegens niet uitvoering van de lasten waaronder zij gedaan is.
Een schenking kan enkel worden herroepen wegens ondankbaarheid. De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats.
Art. 4.174. Herroeping wegens ondankbaarheid
§ 1. Een schenking kan alleen in de volgende gevallen wegens ondankbaarheid worden herroepen:
1° indien de begiftigde een aanslag op het leven van de schenker heeft gepleegd;
2° indien hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen;
3° indien hij weigert hem levensonderhoud te verschaffen.
§ 2. Schenkingen ten voordele van het huwelijk kunnen niet wegens ondankbaarheid worden herroepen.
Art. 4.175. Vordering tot herroeping wegens ondankbaarheid
De eis tot herroeping wegens ondankbaarheid moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf waarvan de schenker de begiftigde beschuldigt, of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn.
De schenker kan de herroeping vorderen tegen de begiftigde, en, na zijn overlijden, tegen zijn erfgenamen.
De erfgenamen van de schenker kunnen de herroeping enkel vorderen indien:
1° de schenker de eis reeds had ingesteld;
2° de schenker overleden is binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn;
3° de schenker overleden is zonder dat het misdrijf hem bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het overlijden, hetzij van de dag waarop het misdrijf hen bekend kon zijn, hetzij van de dag waarop de schenking hen bekend kon zijn.
Art. 4.176. Gevolgen van de ontbinding of van de herroeping
De ontbinding wegens niet-nakoming van de lasten en de herroeping wegens ondankbaarheid leiden tot het tenietgaan van de door de schenking gevestigde zakelijke rechten, met de gevolgen ten aanzien van derden zoals bepaald in artikel 3.17.
Art. 4.177. Kantmelding
De eis tot ontbinding of tot herroeping van een onroerende schenking moet worden gekantmeld zoals bepaald in artikel 3.33, eerste lid, met de gevolgen zoals bepaald in artikel 3.34.
Ondertitel 5. Testamenten
Hoofdstuk 1. Vormen van de testamenten
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 4.178. Geen verplichte woordkeuze
Eenieder kan bij testament beschikken, hetzij onder de benaming van erfstelling, hetzij onder de benaming van legaat, hetzij onder elke andere benaming die geschikt is om zijn wil te kennen te geven.
Art. 4.179. Verbod van conjunctief testament
Een testament kan niet in een zelfde akte door twee of meer personen worden gemaakt, hetzij ten voordele van een derde, hetzij als wederkerige en onderlinge beschikking.
Art. 4.180. Toegelaten vormen
Een testament kan eigenhandig, of bij notariële akte of in de vorm van het internationaal testament, worden gemaakt.
Afdeling 2. Vormvereisten
Art. 4.181. Eigenhandig testament
Het eigenhandig testament is slechts geldig, indien het geheel met de hand van de testator geschreven, gedagtekend en ondertekend is. Het is aan geen andere formaliteiten onderworpen.
Art. 4.182. Afgifte van het eigenhandig testament
Een eigenhandig testament kan aan een notaris worden afgegeven, zelfs zonder dat een akte van bewaring wordt opgemaakt.
Art. 4.183.Notarieel testament
§ 1. Het notarieel testament is het testament dat [
1 verleden wordt voor een notaris]
1.
§ 2. Het notarieel testament wordt opgemaakt op papier overeenkomstig artikel 13 van de [
1 wet van 16 maart 1803 op het notarisambt]
1, volgens de door de testator uitgedrukte wil.
Het testament wordt aan de testator voorgelezen, die bevestigt dat dit zijn laatste wil is. [
1 ...]
1 Van een en ander wordt uitdrukkelijk melding gemaakt.
§ 3. Dit testament moet door de testator worden getekend. Indien hij verklaart dat hij niet kan tekenen of daartoe niet in staat is, wordt in de akte uitdrukkelijke melding gemaakt van zijn verklaring, alsook van de oorzaak die hem verhindert te tekenen.
----------
(
1)<W
2022-11-22/06, art. 113, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 4.184. Testament in internationale vorm
Een testament in internationale vorm wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 februari 1983 tot invoering van een testament in de internationale vorm en tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het testament.
Art. 4.185. Verklaring betreffende het testament in internationale vorm
Aan het testament in internationale vorm hecht de notaris een verklaring overeenkomstig de bepalingen van de wet waarvan sprake in artikel 4.184.
Afdeling 3. Bijzonder toegelaten testamentsvormen
Art. 4.186. Testamenten van militairen
Testamenten van militairen en van personen in dienst bij het leger kunnen, in welk land ook, verleden worden voor een officier bekleed met de graad van majoor of voor iedere andere officier van een hogere graad, in tegenwoordigheid van twee getuigen, of voor twee officieren belast met de administratie van het personeel van de eenheid waartoe de betrokken militair of persoon behoort, of voor één van die officieren in tegenwoordigheid van twee getuigen.
Zij kunnen, indien de testator ziek is of gewond, ook verleden worden voor de geneesheer die belast is met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair of persoon behoort, bijgestaan door de officier belast met de administratie van het personeel.
Het eerste en het tweede lid zijn alleen van toepassing op hen die zich te velde, in kwartier, in garnizoen buiten het Belgisch grondgebied of in krijgsgevangenschap bij de vijand bevinden. Zij zijn niet van toepassing op hen die binnenslands in kwartier of in garnizoen zijn, behalve wanneer zij zich in een belegerde plaats bevinden, of in een vesting of een andere plaats waarvan de poorten gesloten zijn en waarmee het verkeer ten gevolge van de oorlog verbroken is.
Deze testamenten worden nietig, zes maanden nadat de testator is teruggekeerd in een plaats waar het hem mogelijk is de gewone vormen in acht te nemen.
Art. 4.187. Testamenten op plaatsen die door besmetting ontoegankelijk zijn
Testamenten gemaakt in een plaats waarmee alle verkeer verbroken is ten gevolge van een besmettelijke ziekte, kunnen worden gemaakt voor de vrederechter, of voor een van de ambtenaren van de burgerlijke stand in die gemeente, in tegenwoordigheid van twee getuigen.
Dit geldt zowel ten opzichte van hen die door die ziekten zijn aangetast, als ten opzichte van hen die zich in de besmette plaats bevinden, ook al zijn zij op dat ogenblik niet aangetast.
Deze testamenten worden waardeloos, zes maanden nadat het verkeer hersteld is met de plaats waar de testator zich bevindt, of zes maanden nadat hij in een plaats gekomen is, waarmee het verkeer niet verbroken is.
Art. 4.188. Testamenten op zee
§ 1. Testamenten gemaakt op zee, gedurende de loop van een reis, kunnen worden verleden:
1° aan boord van een Belgisch oorlogsschip, Belgisch gezagsschip of een Belgisch overheidsschip: door de gezagvoerder of, bij gebreke van deze gezagvoerder, door de officier die hem volgens de dienstregeling vervangt, steeds samen met een andere officier aan boord;
2° aan boord van een Belgisch zeeschip: door de kapitein of, bij gebreke van deze kapitein, door degene die hem volgens de dienstregeling vervangt, steeds samen met een andere officier aan boord.
§ 2. Het testament van de gezagvoerder aan boord van een Belgisch oorlogschip, Belgisch gezagsschip of een Belgisch overheidschip, of dat van de kapitein aan boord van een Belgisch zeeschip, kan worden verleden door hen die volgens de dienstregeling na hen komen, met inachtneming voor het overige, van de bepalingen van paragraaf 1.
§ 3. In ieder geval moeten die testamenten worden verleden in tegenwoordigheid van twee getuigen, en wordt het origineel ervan steeds in tweevoud opgemaakt.
§ 4. Wanneer het schip een vreemde haven aanloopt, waar zich een consul van België bevindt, moeten degenen voor wie het testament verleden is, een van beide originelen, gesloten of verzegeld, bij die consul in bewaring stellen. Deze zal het doen toekomen aan de minister bevoegd voor Maritieme mobiliteit, die het zal doen neerleggen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de testator.
§ 5. Bij de terugkeer van het schip in België moeten beide originelen van het testament, eveneens gesloten en verzegeld, of het origineel dat overblijft, indien het andere, overeenkomstig paragraaf 4, gedurende de reis in bewaring is gegeven, op het kantoor van de scheepvaartcontrole afgegeven worden. Dit kantoor zal de originelen zonder verwijl doen toekomen aan de minister bevoegd voor Maritieme Mobiliteit, die de neerlegging daarvan zal bevelen, zoals in paragraaf 4 bepaald is.
§ 6. Op het scheepsdagboek wordt, naast de naam van de testator, op de kant vermeld dat de originelen van het testament zijn afgegeven hetzij in handen van een consulaire ambtenaar, hetzij op het kantoor van de scheepvaartcontrole.
§ 7. Een testament wordt niet beschouwd als gemaakt op zee, hoewel het in de loop van de reis gemaakt is, indien het schip, ten tijde dat het testament verleden is, een vreemd land heeft aangelopen, waar zich een Belgisch consulaire ambtenaar met notariële bevoegdheid bevond. In dat geval is het slechts geldig voor zover het is opgemaakt overeenkomstig de vormen die in België zijn voorgeschreven of overeenkomstig de vormen die gebruikelijk zijn in het land waar het gemaakt is.
§ 8. Een testament gemaakt op zee, in de vorm zoals in de paragrafen 1 en 3 voorgeschreven, is slechts geldig voor zover de testator sterft hetzij op zee, hetzij binnen drie maanden nadat hij is ontscheept, en in een plaats waar hij het testament in de gewone vorm opnieuw heeft kunnen maken.
§ 9. Een testament gemaakt op zee mag geen beschikking bevatten ten voordele van de officieren van het schip, tenzij ze verwanten van de testator zijn.
§ 10. De paragrafen 1 tot 9 zijn van toepassing zowel op testamenten gemaakt door schepelingen als op testamenten gemaakt door passagiers.
Art. 4.189. Bepaling gemeen aan alle bijzondere testamentsvormen
De testamenten in deze afdeling vermeld, worden ondertekend door de testator en door hen voor wie zij worden verleden.
Indien de testator verklaart dat hij niet kan tekenen of daartoe niet in staat is, wordt melding gemaakt van zijn verklaring, alsook van de oorzaak die hem verhindert te tekenen.
In de gevallen waarin de tegenwoordigheid van twee getuigen vereist is, wordt het testament ten minste door een van beiden ondertekend, en wordt melding gemaakt van de reden waarom de andere niet getekend heeft.
Afdeling 4. Sanctionering
Art. 4.190. Sanctie bij niet naleving van de vormvereisten
De formaliteiten waaraan de onderscheiden testamenten, krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn onderworpen, moeten worden in acht genomen op straffe van nietigheid.
De nietigheid van het notarieel testament laat zijn eventuele geldigheid wat de vorm betreft, als een internationaal testament, onverkort.
De nietigheid van het testament als testament in internationale vorm laat zijn eventuele geldigheid wat de vorm betreft, als een testament van een andere soort, onverkort.
Afdeling 5. Formaliteiten na overlijden
Art. 4.191. Formaliteiten voor het eigenhandig en het internationaal testament
Wanneer een nalatenschap is opengevallen waarvoor een eigenhandig testament of een testament in de internationale vorm werd gemaakt, worden de volgende formaliteiten nageleefd:
1° ieder eigenhandig testament wordt, voordat het wordt ten uitvoer gelegd, aangeboden aan een notaris.
De notaris opent het testament indien het verzegeld is, en maakt een proces-verbaal op van de opening en van de staat waarin het testament zich bevindt.
De notaris rangschikt dit testament samen met dit proces-verbaal onder zijn minuten;
2° in het geval van het testament in internationale vorm maakt de notaris, bij wie het testament in bewaring werd gegeven, een proces-verbaal van de opening en van de staat van het testament op.
De notaris rangschikt het testament in internationale vorm samen met dit proces-verbaal onder zijn minuten;
3° deze regels zijn ook toepasselijk ten opzichte van de Belgische consulaire ambtenaren met notariële bevoegdheid, onder de voorwaarden die de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie bepalen.
Hoofdstuk 2. Legaten
Afdeling 1. Algemene bepaling
Art. 4.192. Uiterste wilsbeschikkingen
Uiterste wilsbeschikkingen zijn of algemeen, of onder algemene titel, of onder bijzondere titel.
De gevolgen van ieder van deze beschikkingen, gemaakt hetzij onder de benaming van erfstelling, hetzij onder de benaming van legaat, worden bepaald overeenkomstig de regels hierna vastgesteld voor de algemene legaten, voor de legaten onder algemene titel en voor de bijzondere legaten.
Afdeling 2. Algemeen legaat
Art. 4.193. Definitie van het algemeen legaat
Een algemeen legaat is de uiterste wilsbeschikking waarbij de testator aan een of meer personen de algemeenheid van de goederen legateert die hij bij zijn overlijden zal nalaten.
Art. 4.194. Bezit en genot
§ 1. Wanneer reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komen treden zij, door het overlijden van de testator, van rechtswege in het bezit van alle goederen van de nalatenschap. De algemene legataris moet hun de afgifte van de in het testament begrepen goederen vragen.
De algemene legataris heeft in dat geval evenwel het genot van de in het testament begrepen goederen, te rekenen van de dag van het overlijden, indien de vordering tot afgifte is ingesteld binnen het jaar na dit tijdstip. Indien hij dit niet binnen die termijn gedaan heeft, vangt zijn genot eerst aan op de dag waarop de rechtsvordering is ingesteld of waarop de afgifte vrijwillig is toegestaan.
§ 2. Wanneer geen reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komen, treedt de algemene legataris, door het overlijden van de testator, van rechtswege in het bezit, zonder de afgifte te moeten vragen, indien hij bij notarieel testament is aangeduid.
Indien, in dat geval, hij bij eigenhandig testament of testament in internationale vorm is aangeduid, moet de algemene legataris zich in het bezit doen stellen door een beschikking van de familierechtbank van het arrondissement waar de nalatenschap is opengevallen.
Als bijlage bij het verzoekschrift wordt een uitgifte van het proces-verbaal bedoeld in artikel 4.191 met een gewaarmerkte kopie van het testament neergelegd, alsook, in geval van een testament in internationale vorm, van de verklaring bedoeld in artikel 4.185.
Afdeling 3. Legaat onder algemene titel
Art. 4.195. Définitie van het legaat onder algemene titel
Een legaat onder algemene titel is dat waarbij de testator een breukdeel vermaakt van de goederen die hij zal nalaten, zoals de helft, een derde, of al zijn onroerende goederen, of al zijn roerende goederen, of een bepaald breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen.
Art. 4.196. Afgifte
De legatarissen onder algemene titel moeten de afgifte vragen aan de reservataire erfgenamen; bij gebreke van reservataire erfgenamen, aan de algemene legatarissen; en bij gebreke van algemene legatarissen, aan de erfgenamen die tot de nalatenschap geroepen zijn, in de volgorde bepaald in titel 1.
Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen voor legaten met een algemene roeping of met een roeping onder algemene titel
Art. 4.197. Erfkeuze
Algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel zijn niet gehouden het hun vermaakte legaat te aanvaarden. Ze kunnen het zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden, of het verwerpen.
De bepalingen van ondertitel 6 van titel 1 zijn op hun erfkeuze van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 4.45.
Art. 4.198. Verdeling
Algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel die hun legaat hebben aanvaard, hetzij zuiver hetzij onder voorrecht van boedelbeschrijving, worden deelgenoten van de nalatenschap.
De bepalingen van titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 2, afdeling 1, die betrekking hebben op de inbreng van giften, zijn op hen slechts van toepassing in zoverre ze ook de hoedanigheid van een door de wet aangeduide erfgenaam hebben.
Art. 4.199. Schulden van de nalatenschap
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4.200, zijn de bepalingen van titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 3, op algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel van toepassing, net zoals op de door de wet aangeduide erfgenamen.
Art. 4.200. Uitkering van legaten
Ook als hij samen met reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komt is de algemene legataris verplicht alle legaten uit te keren, voor zover ze niet ingekort moeten worden.
De legataris onder algemene titel is slechts gehouden tot het uitkeren van de bijzondere legaten, naar evenredigheid van zijn aandeel in het beschikbaar deel van de nalatenschap.
Afdeling 5. Bijzondere legaten
Art. 4.201. Definitie van het bijzonder legaat
Een bijzonder legaat of legaat onder bijzondere titel, is elk legaat dat niet de algemeenheid van de goederen van de testator betreft, en evenmin een breukdeel van de goederen van de testator, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen.
Art. 4.202. Eigendom, bezit en genot
§ 1. Ieder zuiver en onvoorwaardelijk legaat verleent aan de legataris, van de dag van het overlijden van de testator, een recht op het gelegateerd goed. Dat recht gaat op zijn erfgenamen over.
§ 2. Nochtans kan de bijzondere legataris geen bezit nemen van het gelegateerde goed, noch aanspraak maken op de vruchten of interesten daarvan, dan van de dag waarop hij de vordering tot afgifte heeft gedaan, overeenkomstig de in artikel 4.196 bepaalde volgorde, of van de dag waarop de afgifte hem vrijwillig is toegestaan.
§ 3. De interesten of vruchten van het gelegateerde goed lopen ten voordele van de legataris, te rekenen van de dag van het overlijden, en zonder dat hij een rechtsvordering heeft ingesteld:
1° wanneer de testator zijn wil daartoe in het testament uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven;
2° wanneer een lijfrente of een pensioen is vermaakt als levensonderhoud.
Art. 4.203. Uitkering van het bijzonder legaat
De erfgenamen van de testator of andere schuldenaars van een legaat, zijn persoonlijk gehouden tot het uitkeren ervan, ieder naar evenredigheid van zijn aandeel in de nalatenschap.
Zij zijn er hypothecair voor het geheel toe gehouden, ten belope van de waarde van de onroerende goederen van de nalatenschap waarvan zij houder zijn.
Art. 4.204. Modaliteiten van deze uitkering
§ 1. Het gelegateerd goed wordt geleverd met de accessoria ervan, en in de staat waarin het zich op de dag van het overlijden van de testator bevindt.
§ 2. Indien, voor het testament of daarna, op het gelegateerd goed een hypotheek is gevestigd voor een schuld van de nalatenschap, of zelfs voor de schuld van een derde, of indien het goed met een vruchtgebruik is bezwaard, is hij die het legaat moet uitkeren, niet verplicht het goed vrij te maken, tenzij hij door een uitdrukkelijke beschikking van de testator hiermee belast is.
§ 3. Wanneer hij die de eigendom van een onroerend goed gelegateerd heeft, dit goed naderhand door enige verkrijging vergroot, wordt het later verkregen goed, ook al paalt het aan het goed, niet geacht, zonder een nieuwe beschikking, van het legaat deel uit te maken.
Het voorafgaande vindt geen toepassing op verfraaiingen, of op nieuwe bouwwerken die op het gelegateerde erf worden aangebracht, of op een omheind erf waarvan de testator de omheining vergroot.
§ 4. Wanneer het legaat in een niet gespecificeerd soortgoed bestaat, is de erfgenaam niet verplicht de beste soort te geven. Hij mag echter evenmin de slechtste aanbieden.
Art. 4.205. Kosten van afgifte
De kosten van de vordering tot afgifte komen ten laste van de nalatenschap, doch zonder dat daaruit een vermindering van de reserve kan volgen.
De erfbelasting is door de legataris verschuldigd.
Dit alles voor zover de testator hierover niet anders heeft beschikt.
Art. 4.206. Schulden en lasten van de nalatenschap
De legataris onder bijzondere titel is niet gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, maar hij moet, in voorkomend geval, de inkorting van zijn legaat ondergaan, evenals de hypothecaire vordering op het gelegateerde onroerend goed.
De bijzondere legataris die de schuld heeft gekweten waarmee het gelegateerde onroerend goed bezwaard was, treedt, tegenover de erfgenamen, de algemene legatarissen en de legatarissen onder algemene titel, in de rechten van de schuldeiser.
Afdeling 6. Bijzondere bepalingen inzake legaten
Art. 4.207. Legaat van andermans goed
Wanneer de testator andermans goed heeft gelegateerd, is het legaat nietig, ongeacht of de testator al dan niet geweten heeft dat het goed hem niet toebehoorde.
Art. 4.208. Legaat aan een schuldeiser
Een legaat aan een schuldeiser wordt niet geacht gemaakt te zijn tot voldoening van zijn schuldvordering.
Art. 4.209. Legaat onder tijdsbepaling of onder voorwaarde
De tijdsbepaling die, volgens de bedoeling van de testator, alleen de uitvoering van de beschikking opschort, belet niet dat de legataris een verkregen recht bezit, dat op zijn erfgenamen overgaat.
Indien het legaat onder een opschortende voorwaarde is gemaakt, en de legataris voor de vervulling van de voorwaarde overlijdt, vervalt de beschikking.
Art. 4.210. Aanwas tussen legatarissen
Aanwas heeft plaats ten voordele van de legatarissen, ingeval een legaat aan verscheidene personen gezamenlijk gemaakt is.
Een legaat wordt geacht gezamenlijk gemaakt te zijn, wanneer het gemaakt is bij een en dezelfde beschikking, en de testator het aandeel van ieder van de mede-legatarissen in het gelegateerde goed niet heeft bepaald.
Een legaat wordt eveneens geacht gezamenlijk gemaakt te zijn, wanneer een goed dat niet verdeeld kan worden zonder schade te lijden, bij hetzelfde testament aan verscheidene personen, zelfs afzonderlijk, is gelegateerd.
Afdeling 7. Testamentuitvoerder
Art. 4.211. Aanstelling van de testamentuitvoerder
De testator kan een of meer testamentuitvoerders aanstellen.
Hij die geen verbintenis kan aangaan, mag geen testamentuitvoerder zijn.
Een minderjarige mag, zelfs met machtiging van zijn voogd of curator, geen testamentuitvoerder zijn.
Art. 4.212. Bezit
§ 1. De testator kan de testamentuitvoerder het bezit verlenen van al zijn roerende goederen of slechts van een gedeelte daarvan. Dit bezit kan echter niet langer duren dan jaar en dag te rekenen van zijn overlijden.
Indien hij hem dit bezit niet verleend heeft, kan de testamentuitvoerder het niet eisen.
§ 2. De erfgenaam kan het bezit doen ophouden, voor zover hij aanbiedt aan de testamentuitvoerder een som ter hand te stellen die voldoende is om de roerende legaten uit te keren, of voor zover hij bewijst dat deze legaten reeds zijn uitgekeerd.
Art. 4.213. Opdracht en bevoegdheden van de testamentuitvoerder
§ 1. De testamentuitvoerder doet de nalatenschap verzegelen, indien onder de erfgenamen minderjarigen, beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om de nalatenschap te aanvaarden, of vermoedelijk afwezige erfgenamen zijn.
Hij doet, in tegenwoordigheid van de vermoedelijke erfgenaam, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, een boedelbeschrijving van de goederen van de nalatenschap opmaken.
Hij doet de roerende goederen verkopen, indien het vereiste geld om de legaten uit te keren niet voorhanden is.
Hij draagt zorg dat het testament wordt uitgevoerd. Hij kan, in geval van geschil omtrent de uitvoering van het testament, tussenkomen om de geldigheid ervan staande te houden.
Hij moet, na verloop van een jaar sinds het overlijden van de testator, rekening en verantwoording afleggen van zijn beheer.
§ 2. De bevoegdheden van de testamentuitvoerder gaan niet over op zijn erfgenamen.
§ 3. Indien er verscheidene testamentuitvoerders zijn, kan een van hen, bij gebreke van de anderen, alleen handelen. Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de roerende goederen die hun zijn toevertrouwd, tenzij de testator hun werkzaamheden heeft verdeeld en ieder van hen zich tot de hem opgedragen taak heeft beperkt.
Art. 4.214. Kosten
De kosten door de testamentuitvoerder gemaakt voor de verzegeling, de boedelbeschrijving, de rekening en verantwoording, alsook de verdere uitgaven in verband met zijn werkzaamheden, komen ten laste van de nalatenschap.
Afdeling 8. Herroeping en verval van testamenten
Art. 4.215. Vormvereisten voor de herroeping door de testator
Testamenten kunnen noch in hun geheel noch ten dele herroepen worden dan door een later testament of door een akte voor notaris verleden, waarin de verandering van de wil wordt te kennen gegeven.
Art. 4.216. Herroeping door een later testament
Latere testamenten die de vroegere niet uitdrukkelijk herroepen, vernietigen in deze testamenten alleen de beschikkingen die met de nieuwe onverenigbaar of strijdig zijn.
De in een later testament gedane herroeping behoudt al haar kracht, al blijft dit nieuw testament onuitgevoerd wegens de onbekwaamheid van de legataris, of wegens zijn weigering om te aanvaarden.
Art. 4.217. Herroeping door vervreemding van het gelegateerde goed
Wanneer de testator het gelegateerde goed geheel of ten dele vervreemdt, zelfs door verkoop met beding van wederinkoop, of door ruil, heeft zulks altijd herroeping van het legaat ten gevolge, ten aanzien van alles wat vervreemd is, zelfs indien de latere vervreemding nietig is en het goed in handen van de testator is teruggekeerd.
Art. 4.218. Niet-nakoming of ondankbaarheid
§ 1. De gronden waarop, volgens artikel 4.173 et artikel 4.174, § 1, 1° en 2°, de ontbinding of de herroeping van een schenking kan worden gevorderd, gelden ook voor de eis tot ontbinding of herroeping van testamentaire beschikkingen.
§ 2. De erfgenamen kunnen de herroeping wegens ondankbaarheid enkel vorderen indien:
1° de testator overleden is binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de testator bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de testator bekend kon zijn;
2° de testator overleden is zonder dat het misdrijf hem bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het overlijden, hetzij van de dag waarop het misdrijf hen bekend kon zijn, hetzij van de dag waarop het legaat hen bekend kon zijn.
§ 3. Indien deze eis steunt op een grove belediging de nagedachtenis van de testator aangedaan, moet hij worden ingesteld binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf of van de dag waarop het misdrijf de erfgenamen bekend kon zijn.
Art. 4.219. Verval
§ 1. Iedere uiterste wilsbeschikking vervalt, indien degene ten voordele van wie zij gemaakt is, de testator niet overleeft.
§ 2. De uiterste wilsbeschikking vervalt, wanneer de legataris de beschikking verwerpt of onbekwaam is om deze te verkrijgen.
§ 3. Het legaat vervalt, indien het gelegateerde goed tijdens het leven van de testator geheel teniet gaat.
Het legaat vervalt eveneens, indien het gelegateerde goed teniet gaat na het overlijden van de testator, buiten toedoen van de erfgenaam, ook al was de erfgenaam in gebreke gesteld om het goed af te leveren, indien het ook in handen van de legataris zou zijn teniet gegaan.
Ondertitel 6. Toegelaten gift met bewaarplicht ten voordele van derden
Art. 4.220. Bewaarplicht ten voordele van de volgende generatie
Ouders kunnen de goederen waarover ze kunnen beschikken geheel of ten dele, aan een of meer van hun kinderen geven of legateren, met last om deze goederen te bewaren zodat ze kunnen toekomen aan de van deze begiftigden afstammende kinderen die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, doch niet verder dan in de eerste graad.
Indien de erflater geen kinderen achterlaat, is de beschikking geldig die de erflater bij schenking of bij testament ten voordele van een of meer van zijn broers of zussen gemaakt heeft voor het geheel of een gedeelte van de goederen van de nalatenschap die door de wet niet zijn gereserveerd, met last om deze goederen te bewaren zodat ze kunnen toekomen aan de van deze begiftigde broers en zussen afstammende kinderen die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, doch niet verder dan in de eerste graad.
De bij het eerste en het tweede lid geoorloofde beschikkingen zullen slechts gelden voor zover de last van bewaring bedongen is ten voordele van alle kinderen van de bezwaarde, die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, zonder uitzondering en zonder voorrang van leeftijd of geslacht.
Indien, in de hierboven vermelde gevallen, hij die met de last van bewaring ten voordele van zijn kinderen bezwaard is, overlijdt met achterlating van kinderen in de eerste graad en van afstammelingen van een vooroverleden kind, verkrijgen deze laatsten, bij plaatsvervulling, het aandeel van het vooroverleden kind.
Art. 4.221. Gift met last na een schenking zonder last
Indien het kind, de broer of de zus aan wie, bij schenking, goederen zonder de last van bewaring geschonken zijn, een nieuwe, bij schenking of bij testament gedane gift aanvaardt, die gemaakt is onder voorwaarde dat de vroeger geschonken goederen zullen bezwaard zijn met die last, dan is het hun niet meer geoorloofd de twee te hunnen voordele gemaakte beschikkingen van elkaar te scheiden en de tweede te verwerpen om zich aan de eerste te houden, ook al bieden zij aan, de in de tweede beschikking begrepen goederen terug te geven.
Art. 4.222. Rechten van de verwachters
De rechten van de verwachters nemen aanvang op het tijdstip waarop het genot van het kind, van de broer of van de zus die met de bewaring bezwaard zijn, uit welke oorzaak ook ophoudt. De vervroegde afstand van het genot ten voordele van de verwachters kan geen nadeel toebrengen aan de schuldeisers van de bezwaarde, van wie de schuldvorderingen dateren van voor de afstand.
Art. 4.223. Benoeming van een voogd
Hij die beschikkingen maakt die volgens de artikelen 4.220 tot 4.222 geoorloofd zijn, mag bij dezelfde akte of bij een latere authentieke akte een voogd benoemen die met de uitvoering van die beschikkingen wordt belast.
Wanneer geen voogd is benoemd overeenkomstig het eerste lid, of wanneer deze zijn opdracht niet aanvaardt, wordt op verzoek van de bezwaarde of indien deze onbekwaam is, op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, een voogd benoemd binnen een maand te rekenen van de dag van overlijden van de schenker of van de testator of van de dag waarop, na dit overlijden, de akte die de beschikking inhoudt, bekend is geworden. Deze benoeming geschiedt door de vrederechter van het kanton van de woonplaats van de bezwaarde, overeenkomstig artikel 393 van het oud Burgerlijk Wetboek, en volgens de procedure vastgesteld in boek IV, hoofdstuk IX, van het Gerechtelijk Wetboek.
De bezwaarde die aan de voorschriften van het tweede lid niet heeft voldaan, verliest het voordeel van de beschikking. In dit geval kan het recht verklaard worden open te staan ten voordele van de verwachters en zulks op verzoek, hetzij van die verwachters, indien zij meerderjarig zijn, hetzij van hun curator of wettelijke vertegenwoordiger, indien zij minderjarig of krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om een nalatenschap te aanvaarden, hetzij van iedere verwant van de meerderjarige, minderjarige of krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek beschermde verwachters, of zelfs ambtshalve, op vordering van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de nalatenschap is opengevallen.
Art. 4.224. Boedelbeschrijving na overlijden
Na het overlijden van hem die een beschikking met last van bewaring gemaakt heeft, wordt in de gewone vorm een boedelbeschrijving opgemaakt van alle goederen die de nalatenschap uitmaken, tenzij het slechts een bijzonder legaat betreft. Die boedelbeschrijving bevat een juiste schatting van de waarde van de roerende goederen.
De boedelbeschrijving wordt opgemaakt op verzoek van de bezwaarde en binnen de in titel 1 gestelde termijn, in tegenwoordigheid van de voor de uitvoering benoemde voogd. De kosten komen ten laste van de in de beschikking begrepen goederen.
Indien binnen de hierboven vermelde termijn geen boedelbeschrijving is opgemaakt op verzoek van de bezwaarde, wordt zij in de loop van de volgende maand opgemaakt, op verzoek van de voor de uitvoering benoemde voogd en in tegenwoordigheid van de bezwaarde of van zijn voogd.
Indien aan de voorschriften van het tweede en het derde lid niet voldaan is, wordt de boedelbeschrijving opgemaakt op verzoek van de in artikel 4.223, derde lid, genoemde personen; de bezwaarde of zijn voogd, en de voor de uitvoering benoemde voogd worden daartoe opgeroepen.
Art. 4.225. Verkoop van roerende goederen
De bezwaarde is verplicht alle in de beschikking begrepen roerende goederen te doen verkopen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.55, § 1, met uitzondering nochtans van die welke in het tweede en het derde lid vermeld zijn.
Het huisraad en de andere roerende goederen die in de beschikking begrepen mochten zijn onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij in natura bewaard blijven, zullen worden teruggegeven in de staat waarin zij zich ten tijde van de uitkering bevinden.
Het vee en het gereedschap, dienende tot het bebouwen van de landerijen, worden geacht begrepen te zijn in de schenkingen of legaten van die landerijen. De bezwaarde is alleen verplicht die te doen schatten en waarderen om daarvan, ten tijde van de uitkering, voor een gelijke waarde terug te geven.
Art. 4.226. Belegging van gelden
§ 1. Binnen zes maanden te rekenen van de dag waarop de boedelbeschrijving is gesloten, moet de bezwaarde het gereed geld beleggen, alsook het geld komende van de prijs van de roerende goederen die verkocht zijn, en hetgeen op de schuldvorderingen ontvangen is.
Deze termijn kan worden verlengd, indien daartoe redenen zijn.
§ 2. De bezwaarde is eveneens verplicht het geld te beleggen, dat door inning van schuldvorderingen en door aflossing van renten wordt verkregen, en zulks binnen drie maanden nadat hij het geld ontvangen heeft.
§ 3. De belegging geschiedt overeenkomstig hetgeen door de beschikker bevolen is, indien hij de aard heeft bepaald van de goederen waarin de belegging moet worden gedaan; bij gebreke daarvan, kan slechts belegd worden in onroerende goederen of met voorrecht op onroerende goederen.
§ 4. De bij de paragrafen 1 tot 3 voorgeschreven belegging geschiedt in tegenwoordigheid en op verzoek van de voor de uitvoering benoemde voogd.
Art. 4.227. Onroerende publiciteit
De beschikkingen met last van bewaring, gemaakt bij schenking of bij testament, worden openbaar gemaakt op verzoek hetzij van de bezwaarde, hetzij van de voor de uitvoering benoemde voogd; te weten, wat de onroerende goederen betreft, door overschrijving van de akten in het register van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, en, wat de geldsommen met voorrecht op onroerende goederen betreft, door inschrijving op de voor het voorrecht verbonden goederen.
Art. 4.228. Aansprakelijkheid van de voogd
De voor de uitvoering benoemde voogd is persoonlijk aansprakelijk, indien hij zich niet in ieder opzicht gedragen heeft naar de regels die hierboven bepaald zijn voor het beschrijven van de goederen, de verkoop van de roerende goederen, het beleggen van het geld, de overschrijving en de inschrijving, en, in het algemeen, indien hij niet al het nodige heeft gedaan opdat de last van bewaring goed en getrouw wordt uitgevoerd.
Indien de bezwaarde minderjarige is, kan hij niet in zijn recht hersteld worden tegen de niet-nakoming van de regels die bij de artikelen van deze ondertitel aan de voogd zijn voorgeschreven, zelfs niet in geval van onvermogen van zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Ondertitel 7. Ouderlijke boedelverdeling
Art. 4.229. Verkavelen en verdelen
De vader, de moeder en andere verwanten in de opgaande lijn kunnen hun goederen tussen hun kinderen en afstammelingen verkavelen en verdelen.
Zodanige verdelingen kunnen worden gemaakt bij schenking of bij testament, met inachtneming van de vormen, voorwaarden en regels die voorgeschreven zijn met betrekking tot de schenkingen en de testamenten.
Verdelingen bij schenking mogen enkel de tegenwoordige goederen tot voorwerp hebben. In de mate waarin deze verdeling een erfovereenkomst bevat, zijn de artikelen 4.244 tot 4.253 van toepassing.
Art. 4.230. Onvolledige verdeling
Indien in de verdeling niet alle goederen begrepen zijn die de verwant in de opgaande lijn op de dag van zijn overlijden nalaat, worden de daarin niet begrepen goederen verdeeld overeenkomstig de wet.
Indien de verdeling niet gemaakt is tussen alle kinderen die ten tijde van het overlijden in leven zijn, en de afstammelingen van de vooroverleden kinderen, is de ganse verdeling nietig. Een nieuwe verdeling in de wettelijke vorm kan worden gevorderd door de kinderen of afstammelingen die daarbij niets gekregen hebben, of zelfs door degenen tussen wie de verdeling gemaakt is.
Art. 4.231. Benadeling
De verdeling, door de verwant in de opgaande lijn gemaakt, kan worden betwist uit hoofde van benadeling voor meer dan een vierde, met behoud van de mogelijkheid om de inkorting te vorderen overeenkomstig de artikelen 4.150 tot 4.157.
Het kind dat, op een van de gronden vermeld in het eerste lid, de door de verwant in de opgaande lijn gemaakte verdeling betwist, moet de kosten van de schatting voorschieten. Deze blijven te zijnen laste, evenals de kosten van het geschil, indien de vordering ongegrond is.
Ondertitel 8. Schenkingen ten voordele van het huwelijk
Art. 4.232. Schenking van tegenwoordige goederen
Iedere schenking van tegenwoordige goederen, aan de echtgenoten of aan een van hen, is, zelfs als ze in hun huwelijksovereenkomst is vervat, onderworpen aan alle regels en vormen die met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven.
Zij kan niet gedaan worden ten voordele van de kinderen, behalve in de gevallen vermeld in ondertitel 6.
Art. 4.233. Schenking van toekomstige goederen of contractuele erfstelling
§ 1. Eenieder kan, in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, ten voordele van deze echtgenoten of van een van hen, beschikken over het geheel of een gedeelte van de goederen die hij op de dag van zijn overlijden zal nalaten.
Hij kan op dezelfde wijze bedingen dat deze schenking ook ten voordele zal zijn van de gemeenschappelijke kinderen van deze echtgenoten, voor het geval dat de schenker de begiftigde echtgenoot overleeft.
Zelfs als de schenking enkel ten voordele van de echtgenoten of van een van beiden is gedaan, wordt ze steeds in het hierboven genoemde geval van overleving van de schenker, vermoed gedaan te zijn ten voordele van de gemeenschappelijke kinderen en afstammelingen van deze echtgenoten.
§ 2. De schenking die gedaan wordt in de bij paragraaf 1 bepaalde vorm, is onherroepelijk, doch slechts in die zin dat de schenker niet meer om niet mag beschikken over de in de schenking begrepen goederen, behalve over geringe bedragen, tot beloning of anderszins.
Art. 4.234. Schenking van tegenwoordige en toekomstige goederen
De schenking ten voordele van de echtgenoten of van een van hen, in hun huwelijksovereenkomst gedaan, mag de tegenwoordige en toekomstige goederen samen, geheel of ten dele, omvatten, voor zover aan de akte een staat gehecht wordt van de schulden en lasten van de schenker, zoals die op de dag van de schenking bestaan; in dit geval staat het de begiftigde vrij, bij het overlijden van de schenker, zich tot de tegenwoordige goederen te beperken, en van de overige goederen van de schenker af te zien.
Indien de in het eerste lid bedoelde staat niet gehecht is aan de akte die de schenking van de tegenwoordige en toekomstige goederen bevat, is de begiftigde verplicht deze schenking in haar geheel aan te nemen of te verwerpen. In geval van aanvaarding kan hij slechts de goederen opeisen die op de dag van het overlijden van de schenker nog aanwezig zijn, en is hij gehouden alle schulden en lasten van de nalatenschap te voldoen.
Art. 4.235. Schenkingen onder last
De schenking in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten gedaan ten voordele van deze echtgenoten en van hun gemeenschappelijke kinderen kan ook worden gedaan onder de last om alle schulden en lasten van de nalatenschap van de schenker, zonder onderscheid, te voldoen, of nog onder andere voorwaarden waarvan de uitvoering afhangt van de wil van de schenker.
De begiftigde is gehouden die voorwaarden te vervullen, tenzij hij verkiest van de schenking af te zien.
Ingeval de schenker zich, in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, de vrijheid heeft voorbehouden te beschikken over een goed dat in de schenking van zijn tegenwoordige goederen begrepen is, of over een uit die goederen te nemen bepaalde geldsom, dan wordt dit goed of die geldsom, indien hij overlijdt zonder daarover beschikt te hebben, geacht in de schenking te zijn begrepen en behoort zij toe aan de begiftigde of aan diens erfgenamen.
Art. 4.236. Bijzondere regels
Schenkingen gedaan in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, kunnen niet betwist of nietig verklaard worden, onder voorwendsel dat aanvaarding ontbreekt.
Iedere schenking ten voordele van het huwelijk gedaan, vervalt indien het huwelijk daarop niet volgt.
Schenkingen, aan een van de echtgenoten gedaan overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4.233, 4.234 en 4.235, vervallen, indien de schenker de begiftigde echtgenoot en diens nakomelingen overleeft.
Ondertitel 9. Schenkingen tussen echtgenoten
Art. 4.237. Schenkingen bij huwelijksovereenkomst
§ 1. Echtgenoten mogen in hun huwelijksovereenkomst, aan elkaar, of een van beiden aan de andere, elke schenking doen, met inachtneming van de hieronder gestelde beperkingen.
§ 2. De schenking van tegenwoordige goederen, tussen echtgenoten gedaan overeenkomstig paragraaf 1, is slechts gedaan onder voorwaarde dat de begiftigde overleeft, voor zover deze voorwaarde uitdrukkelijk bedongen is.
Zij is onderworpen aan alle regels en vormen die met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven.
§ 3. De schenking van toekomstige goederen of van tegenwoordige en toekomstige goederen, tussen echtgenoten gedaan overeenkomstig paragraaf 1, hetzij door een van beiden, hetzij wederkerig, is onderworpen aan de regels bepaald in de artikelen 4.234 tot 4.236. Ze gaat echter niet over op de gemeenschappelijke kinderen van deze echtgenoten, ingeval de begiftigde echtgenoot overlijdt voor de echtgenoot schenker.
Een dergelijke schenking kan wegens ondankbaarheid worden herroepen, zoals bepaald in artikel 4.174, § 1, en ook, wat de schenking van toekomstige goederen betreft, zoals bepaald in artikel 4.218, § 3.
§ 4. De begunstiging door schenking van toekomstige goederen, die een contractuele erfstelling inhoudt, wordt behouden in geval van ontbinding van het huwelijksstelsel door de overgang naar een gerechtelijke scheiding van goederen of door de conventionele overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel, tenzij de echtgenoten anders overeenkomen.
Art. 4.238. Schenking bij huwelijksovereenkomst door een minderjarige
Een minderjarige mag aan de andere echtgenoot, in hun huwelijksovereenkomst, hetzij bij eenzijdige, hetzij bij wederkerige schenking niet geven dan met de bijstand van zijn ouders, van een van hen of, bij ontstentenis daarvan, met de toestemming van de familierechtbank.
Met die bijstand of die toestemming mag hij alles schenken wat de wet de meerderjarige echtgenoot toestaat aan de andere echtgenoot te schenken
Art. 4.239. Schenking van het beschikbaar deel
Indien de langstlevende echtgenoot samen met afstammelingen opkomt en bij schenking of bij testament de volle eigendom van het beschikbaar deel heeft verkregen, heeft deze gift niet tot gevolg dat hij het recht van vruchtgebruik op het overige deel van de nalatenschap verliest, tenzij de schenker of testator anders heeft bepaald.
Ingeval de langstlevende echtgenoot samen met andere erfgenamen of met legatarissen opkomt en giften in volle eigendom heeft ontvangen, behoudt hij op hetgeen van de nalatenschap overblijft, de rechten die hem zijn toegekend in titel 1, tenzij de schenker of testator anders heeft bepaald.
Indien de schenker of testator uitdrukkelijk de wil te kennen heeft gegeven om de rechten van de langstlevende echtgenoot te beperken tot de geschonken of de gelegateerde goederen, kan de langstlevende in alle gevallen opeisen hetgeen noodzakelijk is om zijn reserve aan te vullen, in voorkomend geval volgens de waarde van dit erfdeel in kapitaal.
Art. 4.240. Herroepelijkheid van schenkingen tussen echtgenoten
Alle schenkingen, tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan in hun huwelijksovereenkomst, gedaan, zijn steeds herroepelijk, hoewel zij schenkingen worden genoemd.
Deze herroeping leidt tot het tenietgaan van de door de schenking gevestigde zakelijke rechten, met de gevolgen ten aanzien van derden zoals bepaald in artikel 3.17.
Art. 4.241. Geen wederkerige schenking in één akte
Echtgenoten mogen elkaar tijdens het huwelijk geen onderlinge en wederkerige schenking doen bij een en dezelfde akte, tenzij in hun huwelijksovereenkomst.
Ondertitel 10. Erfovereenkomsten
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4. 242. Principieel verbod van erfovereenkomst
§ 1. Men kan geen erfkeuze maken omtrent een nalatenschap die nog niet is opengevallen, noch enige verbintenis aangaan of enige overeenkomst sluiten omtrent de attributen van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. Evenmin kan men enig beding maken of enige overeenkomst sluiten betreffende de toekomstige nalatenschap van een derde, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
Aldus is elke overeenkomst met betrekking tot de erfkeuze, tot het principe of de nadere regels van de inbreng, alsook tot het principe of de nadere regels van de inkorting betreffende een nalatenschap die nog niet is opengevallen, verboden, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 2. Overeenkomsten of bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij kunnen niet worden gesloten of opgemaakt, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 3. Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij die de algemeenheid van de goederen betreffen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, of een breukdeel van de goederen die de partij zal nalaten, of al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden, zijn niet toegelaten, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
Art. 4.243. Toegelaten erfovereenkomsten
Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel zijn altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen, en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken. Een overeenkomst of beding is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een breukdeel van de goederen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
De artikelen 4.249 tot 4.253 zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde erfovereenkomsten.
Art. 4.244. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
§ 1. Een minderjarige kan enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 410, § 1, 10°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
§ 2. De persoon die, krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam werd verklaard om een erfovereenkomst aan te gaan, kan deze toch aangaan, met alle eraan verbonden gevolgen, na machtiging, op zijn verzoek, door de vrederechter bedoeld in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
Bij gebrek aan de in het eerste lid bedoelde machtiging kan de beschermde persoon enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 499/7, § 2, 15°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
Hoofdstuk 2. Sanctionering van niet toegelaten erfovereenkomsten
Art. 4.245. Nietigheid
Elke erfovereenkomst die niet door de wet is toegelaten, is absoluut nietig.
Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten opgesteld met miskenning van artikelen 4.249 tot 4.252 en, in het geval het een overeenkomst bedoeld in de artikelen 4.254 tot 4.259 betreft, met miskenning van deze bepalingen.
Wanneer het gaat om een overeenkomst inzake de eigen toekomstige nalatenschap van een partij, verandert de nietigheid bedoeld in het eerste en het tweede lid evenwel in een relatieve nietigheid op de dag van het overlijden van die partij. De miskenning van de vereiste opgelegd door artikel 4.249 blijft evenwel behept met een absolute nietigheid.
Hoofdstuk 3. Gevolgen van de erfovereenkomsten
Art. 4.246. Bindende kracht
De erfovereenkomst heeft, in hoofde van de ondertekenaar, niet de vervroegde aanvaarding van de nalatenschap waarop zij betrekking heeft tot gevolg.
Elke erfovereenkomst toegelaten door de wet bindt degene die tot de nalatenschap komt bij plaatsvervulling van de ondertekenaar.
Art. 4.247. Herroeping van de afstand
Ingeval de erfovereenkomst in hoofde van de ondertekenaars een afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg heeft, kan hij die afstand deed deze afstand herroepen in de volgende gevallen:
1° indien de begunstigde van de afstand een aanslag op zijn leven heeft gepleegd;
2° indien de begunstigde zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen.
Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst, heeft de herroeping enkel gevolgen ten aanzien van de afstand verricht door hem die afstand deed ten voordele van de begunstigde.
De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats. De eis tot herroeping moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het feit waarvan hij die afstand deed de begunstigde van de afstand beschuldigt of van de dag waarop het feit hem die afstand deed bekend kon zijn en uiterlijk op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap.
Art. 4.248. Afstand is geen gift
Elke afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap die voortvloeit uit een door de wet toegelaten erfovereenkomst wordt, ongeacht de nadere voorwaarden ervan, geacht geen gift te zijn. Dit vermoeden is onweerlegbaar.
Hoofdstuk 4. Vorm van de erfovereenkomsten
Art. 4.249. Notariële akte
Elke erfovereenkomst wordt in een notariële akte opgenomen.
Art. 4.250. Informatievergadering
§ 1. Het ontwerp van overeenkomst wordt door de instrumenterende notaris aan elke partij meegedeeld.
§ 2. De instrumenterende notaris legt tegelijk een vergadering vast waarop de inhoud van de overeenkomst en de gevolgen ervan aan alle partijen worden toegelicht.
Bij die gelegenheid informeert hij elke partij over de mogelijkheid een aparte raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met hem te hebben. Op de gezamenlijke, door hem te beleggen vergadering wijst hij nogmaals op die mogelijkheid.
§ 3. Deze vergadering kan pas worden gehouden na verloop van een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag waarop het ontwerp van overeenkomst wordt meegedeeld.
§ 4. De informatievergadering kan op afstand plaatsvinden door middel van een elektronisch communicatiemiddel dat alle partijen bij de overeenkomst, en hen die hen bijstaan of adviseren, toelaat om tegelijkertijd en gedurende de hele duur ervan aan de informatievergadering deel te nemen.
Art. 4.251. Ondertekening van de overeenkomst
De overeenkomst kan niet worden ondertekend vóór het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat vanaf de dag waarop de vergadering bedoeld in artikel 4.250 heeft plaatsgevonden.
Elke partij kan een beroep doen op een andere notaris, die haar zal bijstaan bij het verlijden van de akte.
De partijen bij de overeenkomst die meerderjarig en bekwaam zijn kunnen vertegenwoordigd worden door een lasthebber die houder is van een bijzondere authentieke volmacht. Deze volmacht kan slechts worden verleend na verloop van de termijn vermeld in het eerste lid.
De datum van verzending van het ontwerp van de overeenkomst en de datum waarop de in artikel 4.250 bedoelde vergadering heeft plaatsgevonden, worden in de overeenkomst vermeld.
Er kan niet worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde termijn, noch van de in artikel 4.250, § 3, bedoelde termijn, zelfs niet met instemming van de partijen.
Art. 4.252. Uitzonderingen
De artikelen 4.249 tot 4.251 zijn niet van toepassing op de overeenkomst opgelegd door artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
De artikelen 4.250 en 4.251 zijn niet van toepassing op contractuele erfstellingen bedoeld in ondertitels 8 en 9.
Hoofdstuk 5. Publiciteit van de erfovereenkomsten
Art. 4.253. Inschrijving in het centraal register van testamenten
Elke erfovereenkomst wordt ingeschreven in het centraal register van testamenten bedoeld in ondertitel 11.
Hoofdstuk 6. De globale erfovereenkomst
Art. 4.254. Vaststelling van een evenwicht
§ 1. Op ieder ogenblik kan een ouder, samen met al zijn of haar vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, een globale erfovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst stelt het bestaan vast van een evenwicht tussen deze vermoedelijke erfgenamen, rekening houdende met onder meer de schenkingen die de ouder hen respectievelijk heeft toegestaan vóór de overeenkomst, met of zonder vrijstelling van inbreng, met de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en, in voorkomend geval, met de situatie van elk van de vermoedelijke erfgenamen.
Teneinde dit evenwicht vast te stellen, kunnen de partijen overeenkomen dat andere voordelen die voordien of in de overeenkomst zelf aan de vermoedelijke erfgenamen zijn toegekend, met schenkingen worden gelijkgesteld.
De overeenkomst kan eveneens één of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn toebedelen door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen.
De overeenkomst vermeldt het geheel van de huidige en vroegere schenkingen en voordelen waarmee rekening wordt gehouden en vermeldt hoe de partijen dit evenwicht hebben opgevat en aanvaard.
§ 2. Eveneens kunnen de ouders gezamenlijk, op ieder ogenblik, samen met al hun respectievelijke vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, de erfovereenkomst bedoeld in paragraaf 1 opstellen.
In dit geval, kan het evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn bedoeld in paragraaf 1 worden bereikt rekening houdende met onder meer het geheel van schenkingen en voordelen respectievelijk toegekend door ieder van de beschikkers.
Art. 4.255. Schenkingen in de globale erfovereenkomst
§ 1. De schenkingen toegekend in de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk door een ouder of door de ouders gezamenlijk worden beheerst door het gemeen recht inzake schenkingen, met name wat de bekwaamheid tot schenken en ontvangen betreft.
§ 2. Elke vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn van de beschikker kan erin toestemmen dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld. In die hypothese omvat de overeenkomst alle kinderen van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die verzaakt om persoonlijk te worden toebedeeld.
In de nalatenschap van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die heeft toegestemd dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld, worden de door hen van de beschikker verkregen goederen behandeld alsof ze deze rechtstreeks van hun ouder hebben verkregen.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan het evenwicht bedoeld in artikel 4.254, § 1, tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn die de overeenkomst ondertekenen, mag de beschikker eveneens, in de overeenkomst, een of meerdere kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner toebedelen.
Art. 4.256. Gevolgen van de toestemming
De toestemming van de partijen in de overeenkomst brengt de afstand mee, in hoofde van elk van hen, aan de vordering tot inkorting en aan het verzoek tot inbreng met betrekking tot de giften waarop de overeenkomst betrekking heeft. Dit wordt vermeld in de overeenkomst.
Evenwel brengt de toestemming van de minderjarige niet de gevolgen bepaald in het eerste lid met zich mee, ten aanzien van schenkingen bedoeld in de overeenkomst toegekend aan zijn vermoedelijke mede-erfgenamen, hoewel de toestemming van de vermoedelijke mede-erfgenamen deze gevolgen met zich meebrengt, met betrekking tot de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, toegekend aan de minderjarige.
Niettegenstaande de afstand van de vordering tot inkorting bedoeld in het eerste lid, wordt de waarde van de overeenkomstig artikel 4.254, § 1, in de overeenkomst vermelde schenkingen opgenomen in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153.
De afstand van de vordering tot inkorting kan niet tot gevolg hebben dat de giften gedaan aan derden onderworpen zijn aan een grotere inkorting dan deze die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke afstand.
De waardering van de voordelen en de schenkingen begrepen in de overeenkomst is definitief. De aldus goedgekeurde verdeling kan bovendien niet worden betwist wegens benadeling.
Art. 4.257. Rechten van de echtgenoot van de beschikker
§ 1. De echtgenoot van de beschikker kan tussenkomen in de in artikel 4.254 bedoelde overeenkomst teneinde hierin toe te stemmen.
Behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst, heeft de toestemming van deze, in zijn hoofde, de afstand van de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften bedoeld in de overeenkomst tot gevolg. Hiervan wordt melding gemaakt in de overeenkomst.
§ 2. De overeenkomst blijft zonder uitwerking ten opzichte van de langstlevende echtgenoot die, terwijl hij de hoedanigheid van echtgenoot had op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, hierin niet is tussengekomen teneinde hierin toe te stemmen.
Ten opzichte van de langstlevende echtgenoot bedoeld in het eerste lid, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.
§ 3. De langstlevende echtgenoot die deze hoedanigheid na de ondertekening van de overeenkomst heeft verkregen, kan de inkorting niet vragen van de erin begrepen schenkingen.
Art. 4.258.Later opdagende erfgenamen
Het opdagen, na de overeenkomst, van nieuwe vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap zouden geroepen zijn, heeft geen invloed op de geldigheid van de overeenkomst, maar deze blijft zonder uitwerking ten hunnen opzichte.
Ten opzichte van de erfgenamen bedoeld in [
1 het eerste lid]
1, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 08-08-2022>
Art. 4.259. Vormvereisten
De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk.
Ondertitel 11. Centraal register van testamenten
Art. 4.260. Doeleinden
Het centraal register van testamenten is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doeleinde:
1° na het overlijden van de erflater de ontdekking van zijn testament te vergemakkelijken en het risico te verkleinen dat het bestaan van het testament onbekend blijft of te laat bekend wordt;
2° ertoe bij te dragen dat de nalatenschappen worden vereffend overeenkomstig de wil van de erflater en derhalve, na het openvallen van de nalatenschap, binnen de perken bepaald in deze ondertitel, de raadpleging en de mededeling aan de erfgenamen, op elektronische wijze en, in voorkomend geval, per post, mogelijk te maken van informatie met betrekking tot diens uiterste wilsbeschikkingen, eenzijdig of conventioneel;
3° de raadpleging en de mededeling aan alle betrokken partijen van een erfovereenkomst, zelfs bij leven van de toekomstige erflater, mogelijk te maken;
4° binnen de perken bepaald door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, de verwerking van de in het centraal register geregistreerde gegevens mogelijk te maken met het oog op het algemeen belang en in het bijzonder statistische en wetenschappelijke doeleinden, of teneinde de kwaliteit van het register te verbeteren.
Art. 4.261. Op te nemen akten
§ 1. In het centraal register van testamenten worden opgenomen:
1° de testamenten zoals omschreven in artikel 4, 1, van de Overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, hierna "de Overeenkomst" genoemd;
2° de terugneming, de herroeping en alle andere wijzigingen van ingevolge dit artikel geregistreerde testamenten, zoals omschreven in artikel 4, 2, van de Overeenkomst.
De bepalingen van artikel 4 van de Overeenkomst zijn niet toepasselijk op de testamenten die bij militaire overheden worden neergelegd.
§ 2. Het door de Overeenkomst vastgestelde stelsel van registratie van testamenten wordt uitgebreid:
1° tot de contractuele erfstellingen tussen echtgenoten, ongeacht of ze in een huwelijksovereenkomst zijn opgenomen;
2° tot de erfovereenkomsten, ongeacht of ze in een huwelijksovereenkomst zijn opgenomen;
3° tot de verklaringen van behoud als bedoeld in artikel 66, § 2, derde lid, 2°, en vierde lid, 2°, van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake.
§ 3. De notaris schrijft de akten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 in.
Art. 4.262.In te schrijven gegevens
§ 1. Het centraal register van testamenten bevat de volgende gegevens geldend op het ogenblik van de inschrijving:
1° van de beschikker in de gevallen bedoeld in artikel 4.261, §§ 1 en 2, 1° en 2° :
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats.
2° van de schenker die een verklaring van behoud heeft opgemaakt, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 3° :
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats.
3° van de toekomstige erflater wiens nalatenschap het voorwerp is van de erfovereenkomst, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 2° :
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;
4° van de andere partij(en) dan de toekomstige erflater bij de erfovereenkomst, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 2° :
a) de naam en voorna(a)m(en);
b) het [
1 identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid]
1;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;
5° de aard en de datum van de akte, bedoeld in artikel 4.261;
6° de identificatie van de notaris, of de met openbaar gezag beklede autoriteit of persoon die de akte heeft verleden of in bewaring heeft genomen;
7° in voorkomend geval, de NABAN-referentie van de akte, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, en bij gebrek, het repertoriumnummer;
8° in voorkomend geval, de plaats en datum van overlijden.
§ 2. Het centraal register van testamenten geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 4.263. Inschrijvingskosten
De Koning bepaalt het tarief van de kosten van de inschrijving in het register.
Art. 4.264. Verwerkingsverantwoordelijke
§ 1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, hierna "de beheerder" genoemd, is belast met het beheer en de organisatie van het centraal register van testamenten.
De beheerder wordt, met betrekking tot het centraal register van testamenten, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
De beheerder is dus het orgaan dat belast is met de in de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst voorgeschreven registratie en met het beantwoorden van verzoeken om inlichtingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 ervan.
Hij is eveneens belast met het overzenden van de inlichtingen die door de nationale organen van de andere Overeenkomstsluitende Staten worden gevraagd.
§ 2. De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan. Deze is meer bepaald belast met:
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens verwerkt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer;
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;
5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.
Art. 4.265. Bewaartermijn
De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens van de inschrijving, met vermelding van de datum van inschrijving, tot dertig jaar na het overlijden van de persoon wiens gegevens bewaard werden, of, indien de datum van overlijden niet gekend is, tot op het ogenblik dat hij de leeftijd van 145 jaar zou hebben bereikt.
De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens met betrekking tot de raadplegingen van het register, met name de identificatiegegevens van de persoon die het register heeft geraadpleegd, de identificatiegegevens van de persoon over wie een raadpleging werd gedaan, het ogenblik van de raadpleging en de reden van de raadpleging. De gegevens worden tot tien jaar na de raadpleging bewaard. In geval van betwisting wordt deze termijn geschorst tot alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.
Art. 4.266. Raadpleging
§ 1. De registratie dient zoals omschreven in artikel 8 van de Overeenkomst gedurende het leven van de erflater geheim te blijven.
Na het overlijden van de beschikker kan eenieder, onder overlegging van een uittreksel uit de akte van overlijden of van enig ander document waaruit het overlijden blijkt, uitsluitend de volgende inlichtingen verkrijgen:
1° de naam en voorna(a)m(en) van de beschikker of schenker;
2° zijn geboortedatum en -plaats;
3° zijn woonplaats of de gewone verblijfplaats;
4° de benaming en de datum van de in het register ingeschreven akte;
5° de naam en het adres van de notaris, de met openbaar gezag beklede autoriteit of persoon die de akte heeft verleden of in bewaring heeft genomen.
§ 2. De gegevens opgenomen in het centraal register van testamenten zijn bijgevolg tijdens het leven van de beschikker enkel toegankelijk voor:
1° de persoon wiens gegevens werden opgenomen in het register overeenkomstig artikel 4.262, § 1, 1° tot 3°, voor wat betreft de gegevens die op hem betrekking hebben en de gegevens van de akte;
2° de notarissen, alsook voor de Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, voor de gegevens van de akten die door hen in het register werden ingeschreven.
§ 3. Het centraal register van testamenten kan, voor wat de erfovereenkomsten betreft, evenwel eveneens worden geraadpleegd tijdens het leven van de partijen bij de erfovereenkomst, door de partijen zelf, door de toekomstige erflater, door de notaris die de erfovereenkomst heeft verleden, en door de notaris die gelast wordt met de opmaak hetzij van een schenking, hetzij van een erfovereenkomst, hetzij van een uiterste wilsbeschikking voor dezelfde toekomstige erflater.
Kunnen eveneens het centraal register van testamenten tijdens het leven van de partijen bij die erfovereenkomst raadplegen, de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn van een partij bij de erfovereenkomst, doch enkel voor wat betreft de gegevens die op deze partij bij de erfovereenkomst betrekking hebben, in geval van overlijden van deze partij bij de erfovereenkomst vóór de toekomstige erflater op wiens nalatenschap de erfovereenkomst betrekking heeft.
§ 4. Het is de beheerder verboden de in het centraal register van testamenten opgenomen gegevens mee te delen aan andere personen dan zij die toegang ertoe hebben zoals bepaald in de paragrafen 1, 2 en 3.
Met behoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonsgegevens moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in de voorgaande paragrafen bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.
§ 5. De toegang tot de gegevens van het centraal register van testamenten is kosteloos.
De beheerder is gemachtigd om online raadpleging mogelijk te maken voor de in paragrafen 1 en 2 bedoelde belanghebbenden die daarom verzoeken, binnen de grenzen van hun consultatierecht. De vergoeding voor de daaruit voortvloeiende bijkomende taken en investeringen ten laste van de beheerder, wordt aangerekend aan deze raadplegers.
Art. 4.267.[
1 De Koning kan de nadere regels inzake het beheer alsook de vorm en modaliteiten van de inschrijving in, en kennisgeving aan, het centraal register van testamenten bepalen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2022-07-30/03, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Oud BW
BOEK III. - OP WELKE WIJZE EIGENDOM VERKREGEN WORDT.
ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 711. Eigendom van goederen wordt verkregen en gaat over door erfopvolging, door schenking onder de levenden of hij testament, en uit kracht van verbintenissen.
Art. 712. Eigendom wordt ook verkregen door natrekking of incorporatie en door verjaring.
Art. 713. Goederen die geen eigenaar hebben, behoren toe aan de Staat.
Art. 714. Er zijn zaken die aan niemand toebehoren en waarvan het gebruik aan allen gemeen is.
Politiewetten bepalen hoe het genot daarvan geregeld wordt.
Art. 715. Het recht om te jagen of te vissen wordt eveneens door bijzondere wetten geregeld.
Art. 716. De eigendom van een schat behoort aan wie hem in zijn eigen erf vindt; wordt de schat in eens anders erf gevonden, dan behoort hij voor de ene helft toe aan de vinder en voor de andere helft aan de eigenaar van het erf.
Een schat is iedere verborgen of bedolven zaak waarop niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen en die door louter toeval ontdekt wordt.
Art. 717. De rechten op zaken die in zee zijn geworpen, op voorwerpen, van welke aard ook, die door de zee worden aangespoeld, en op planten en kruiden die groeien langs de oevers der zee, worden eveneens door bijzondere wetten geregeld.
Hetzelfde geldt voor verloren zaken waarvan de eigenaar zich niet aanmeldt.
TITEL I. - ERFENISSEN.
HOOFDSTUK I. - OPENVALLEN VAN ERFENISSEN EN BEZIT VAN DE ERFGENAMEN.
Art. 718. Erfenissen vallen open door de (...) dood. <W 15-12-1949, art. 28>
Art. 719. (Opgeheven) <15-12-1949, art. 29>
Art. 720. <W 19-09-1977, art. 2> Om erfgenaam of legataris te zijn moet men de erflater overleven.
Art. 721. <W 19-09-1977, art. 2> Wanneer de volgorde waarin twee of meer personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen geacht gelijktijdig te zijn overleden.
Art. 722. <W 19-09-1977, art. 2> Indien een belanghebbende ten gevolge van omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend, moeilijkheden ondervindt bij het bewijs van de volgorde van overlijden, kan de rechter hem een of meer malen uitstel verlenen, zulks voor zover redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het bewijs binnen de termijn van het uitstel kan worden geleverd.
Art. 723. <W 31-03-1987, art. 66> De wet bepaalt de orde van erfopvolging tussen de erfgenamen.
Bij gebreke van erfgenamen vervallen de goederen aan de Staat.
Art. 724. <W 31-03-1987, art. 67> De erfgenamen treden van rechtswege in het bezit van de goederen, rechten en rechtsvorderingen van de overledene, onder verplichting om alle lasten van de nalatenschap te voldoen.
De Staat moet zich in het bezit doen stellen door de rechter, in de vorm die hierna wordt bepaald.
HOOFDSTUK II. - HOEDANIGHEDEN VEREIST OM TE KUNNEN ERVEN.
Art. 725. Om te kunnen erven moet men bestaan op het ogenblik dat de erfenis openvalt.
Derhalve zijn onbekwaam om te erven :
1° Hij die nog niet verwekt is;
2° Het kind dat niet levensvatbaar geboren is;
(...). <W 15-12-1949, art. 28>
Art. 726. <W 15-12-1980, art. 85> Vreemdelingen hebben overal in het Rijk het recht om te erven, te beschikken en te verkrijgen op dezelfde wijze als de Belgen.
Art. 727.[
1 § 1 Onwaardig om te erven, en dus van de erfenis uitgesloten is :
1° hij die als dader, mededader of medeplichtige schuldig is bevonden om op de persoon van de overledene een feit te hebben gepleegd dat zijn dood heeft veroorzaakt, als bedoeld in de artikelen 376, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van het Strafwetboek; zo ook hij die schuldig is bevonden aan de poging om een dergelijk feit te plegen;
2° hij die onwaardig is verklaard omdat hij een in het 1° bedoeld feit heeft gepleegd, of gepoogd heeft te plegen, maar die, omdat hij ondertussen overleden is, voor dat feit niet werd veroordeeld;
3° hij die onwaardig is verklaard omdat hij als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden om op de persoon van de overledene een feit te hebben gepleegd als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5, en 422bis van het Strafwetboek.
§ 2. De in § 1, 1°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die uitwerking heeft door het louter feit dat de erfgerechtigde schuldig werd bevonden.
De in § 1, 2°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die door de rechtbank wordt uitgesproken op vordering van de procureur des Konings.
De in § 1, 3°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die kan worden uitgesproken door de strafrechter die de erfgerechtigde schuldig bevindt aan een van de daarin vermelde feiten. De strafrechter kan deze burgerlijke sanctie ook uitspreken ten aanzien van hem die schuldig bevonden is wegens de poging om een dergelijk feit te plegen.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 728.[
1 Er is geen onwaardigheid indien de overledene, in de in artikel 727, § 1, 3°, bedoelde gevallen de dader, mededader of medeplichtige, de feiten heeft vergeven. Vergiffenis kan enkel worden geschonken in een geschrift dat van de overledene uitgaat, en dat na de feiten is opgemaakt in de vorm die voor een testamentaire beschikking is vereist.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 729.[
1 De wegens onwaardigheid van de nalatenschap uitgesloten erfgerechtigde wordt geacht nooit enig recht in de nalatenschap te hebben gehad, onverminderd evenwel de rechten van derden die te goeder trouw handelden.
De onwaardige is gehouden tot teruggave van alle vruchten en inkomsten die hij sinds het openvallen van de nalatenschap genoten heeft.
Het aandeel van de onwaardige komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt; zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad; indien de onwaardige alleen is in zijn graad, vervalt het aan de volgende graad, of aan de volgende orde, naar gelang van het geval.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 730.[
1 De kinderen van de onwaardige zijn niet van de nalatenschap uitgesloten wegens de schuld van hun ouder; ze kunnen bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen.
De onwaardige heeft geen wettelijk genot op de goederen die zijn kinderen ten gevolge van zijn onwaardigheid vererven, en kan deze goederen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks van deze kinderen vererven.
Wanneer de door een kind van de onwaardige aldus vererfde goederen bij overlijden van dit kind nog in natura in zijn nalatenschap aanwezig zijn, is de onwaardige voor deze goederen van de nalatenschap van het kind uitgesloten. Zijn deze goederen niet meer in natura aanwezig, dan is de onwaardige uit de nalatenschap gesloten ten belope van de waarde ervan, tenzij en in de mate deze goederen zijn verbruikt en dus ook hun tegenwaarde niet meer in de nalatenschap aanwezig is. De waarde van die goederen wordt bepaald op het ogenblik waarop het kind ze verkregen heeft.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
HOOFDSTUK III. - ONDERSCHEIDEN ORDEN IN DE ERFOPVOLGING.
AFDELING I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 731. <W 14-05-1981, art. 7> De erfenissen komen toe aan de kinderen en afstammelingen van de overledene, aan zijn noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot, aan zijn bloedverwanten in de opgaande lijn (aan zijn bloedverwanten in de zijlijn en aan zijn wettelijk samenwonende binnen de grenzen van de rechten die hem zijn toegekend), in de orde en overeenkomstig de regels die hierna worden bepaald. <W
2007-03-28/39, art. 3, 013;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 732. De wet houdt bij het regelen van de erfopvolging geen rekening met de aard of met de oorsprong van de goederen (, behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen). <W
2007-03-28/39, art. 4, 013;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 733.Iedere erfenis die aan bloedverwanten in de opgaande lijn of aan bloedverwanten in de zijlijn te beurt valt, wordt verdeeld in twee gelijke delen : het ene voor de bloedverwanten van de vaderlijke lijn, het andere voor de bloedverwanten van de moederlijke lijn. [
1 Deze verdeling in gelijke delen vindt niet plaats in het geval van artikel 754/1.]
1 De bloedverwanten enkel van moederszijde of van vaderszijde worden niet uitgesloten door de volle bloedverwanten; doch zij erven slechts in hun lijn, behoudens hetgeen in artikel 752 wordt bepaald. De volle bloedverwanten erven in beide lijnen.
De erfenis gaat niet over van de ene lijn naar de andere, behalve wanneer in een van beide lijnen noch bloedverwant in de opgaande lijn, noch bloedverwant in de zijlijn bestaat.
----------
(
1)<W
2018-07-22/01, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 734. Is deze eerste verdeling tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn gedaan, dan heeft geen verdere verdeling plaats tussen de verschillende takken; doch de aan elke lijn te beurt gevallen helft behoort aan de erfgenaam of aan de erfgenamen die de naaste in graad zijn, behoudens hetgeen hierna bepaald wordt omtrent het geval van plaatsvervulling.
Art. 735. De afstand in bloedverwantschap wordt bepaald door het getal van de generaties; elke generatie wordt een graad genoemd.
Art. 736. De opvolging van graden maakt de lijn : men noemt rechte lijn de opvolging van graden tussen personen die de ene van de andere afstammen; zijlijn, de opvolging van graden tussen personen die niet de ene van de andere, maar van een gemene stamvader afstammen.
In de rechte lijn onderscheidt men de rechte nederdalende lijn en de rechte opgaande lijn.
De eerste verbindt de stamvader met de personen die van hem afstammen; de laatste verbindt een persoon met degenen van wie hij afstamt.
Art. 737. In de rechte lijn rekent men zoveel graden als er generatie zijn tussen de personen : zo staat de zoon, met betrekking tot de vader, in de eerste graad; de kleinzoon, in de tweede; en zulks geldt wederkerig voor de vader en de grootvader, met betrekking tot zonen en kleinzonen.
Art. 738. In de zijlijn worden de graden bepaald door het getal van de generaties, te rekenen van een van de bloedverwanten tot aan de gemene stamvader, zonder deze mee te tellen, en vervolgens van deze tot aan de andere bloedverwant.
Zo staan twee broeders in de tweede graad; oom en neef, in de derde graad; volle neven, in de vierde graad; en zo verder.
AFDELING II. - PLAATSVERVULLING.
Art. 739.[
1 Door plaatsvervulling nemen de afstammelingen van een erfgerechtigde zijn plaats in en worden zij in zijn graad tot de nalatenschap geroepen.
Plaatsvervulling heeft, volgens de hierna vermelde regels, plaats in geval van vooroverlijden, van gelijktijdig overlijden, van verwerping en van onwaardigheid van een erfgerechtigde.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 740.Plaatsvervulling heeft, in de rechte nederdalende lijn, tot in het oneindige plaats.
[
1 Tweede lid opgeheven.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 741.Plaatsvervulling heeft niet plaats ten voordele van bloedverwanten in de opgaande lijn; de naaste in elk van beide lijnen sluit altijd de verdere uit.
[
1 Plaatsvervulling heeft evenmin plaats ten voordele van de afstammelingen van de echtgenoot of van de wettelijk samenwonende.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 742.[
1 In de zijlijn heeft plaatsvervulling plaats ten voordele van de afstammelingen van broeders en zusters, ooms en tantes van de overledene.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 743.[
1 Plaatsvervulling heeft ook plaats wanneer geen van de erfgerechtigden in dezelfde graad tot de nalatenschap komen, hetzij omdat ze voor of gelijktijdig met de erflater overleden zijn, dan wel de nalatenschap verworpen hebben of onwaardig zijn. Ze heeft plaats ongeacht of de afstammelingen onder elkaar in gelijke of in ongelijke graden staan.
In alle gevallen van plaatsvervulling geschiedt de verdeling bij staken. Indien een zelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht, geschiedt de onderverdeling in elke tak eveneens bij staken en delen de leden van dezelfde tak onder elkaar bij hoofden.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 744.[
1 Eerste lid ogeheven.]
1 Men kan bij plaatsvervulling opkomen voor hem wiens erfenis men verworpen heeft.
[
1 Derde lid ogeheven.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
AFDELING III. - ERFOPVOLGING IN DE NEDERDALENDE LIJN.
Art. 745. De kinderen of hun afstammelingen erven van hun ouders, grootouders of verdere bloedverwanten in de opgaande lijn, zonder onderscheid van geslacht of van eerstgeboorte, (ook al hebben zij niet dezelfde ouders en ongeacht de wijze waarop hun afstamming is vastgesteld.) <W 31-03-1987, art. 68>
Zij erven voor gelijke delen en bij hoofden, wanneer zij allen in de eerste graad staan en uit eigen hoofde geroepen worden; zij erven bij staken, wanneer zij allen of een gedeelte van hen bij plaatsvervulling opkomen.
(AFDELING IV. - ERFOPVOLGING VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT.
Art. 745bis.<W 14-05-1981, art. 8> § 1. (Wanneer de overledene afstammelingen, geadopteerde kinderen of afstammelingen van deze achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap.) <W 31-03-1987, art. 69>
[
1 Wanneer de overledene bloedverwanten in de opgaande lijn of broeders, zusters of afstammelingen van dezen achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot :
1° de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en
2° het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen.]
1 Wanneer de overledene [
1 andere erfgerechtigden of]
1 geen erfgerechtigden achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van de gehele nalatenschap.
§ 2. De langstlevende echtgenoot heeft bovendien het vruchtgebruik van de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer waarin de artikelen [
1 353-16, eerste lid, 2°, en 747]
1 voorzien, tenzij in de akte van schenking of in het testament anders is bepaald.
(§ 3. De langstlevende echtgenoot verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de overledene tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende.) <W
2007-03-28/39, art. 5, 013;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
----------
(
1)<W
2018-07-22/01, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 745ter. <W 14-05-1981, art. 8> Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat voor alle met vruchtgebruik belaste goederen een boedelbeschrijving van de roerende en een staat van de onroerende worden opgemaakt, dat de geldsommen worden belegd en dat de effecten aan toonder, naar keuze van de langstlevende echtgenoot, worden omgezet in inschrijvingen op naam of gedeponeerd op een gemeenschappelijke bankrekening.
Art. 745quater.<W 14-05-1981, art. 8> § 1. (Wanneer de blote eigendom behoort aan de afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, aan zijn geadopteerde kinderen of aan de afstammelingen van dezen, kan de langstlevende echtgenoot of een van de blote eigenaars [
2 vragen]
2 dat het vruchtgebruik geheel of ten dele wordt omgezet, hetzij in de volle eigendom van met vruchtgebruik belaste goederen, hetzij in een geldsom, hetzij in een gewaarborgde en geindexeerde rente.) <W
2006-07-01/75, art. 24, 012;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
(Lid 2 opgeheven) <W 31-03-1987, art. 70>
[
2 § 1/1. Onverminderd paragraaf 4 kan de omzetting die gevraagd wordt door een afstammeling, of door een geadopteerd kind, of door een afstammeling van deze, die niet tevens afstammeling of geadopteerd kind, of afstammeling van deze, van de langstlevende echtgenoot is, niet worden geweigerd, indien die vraag is gesteld binnen de termijnen bepaald in artikel 745sexies, § 2/1.
Hetzelfde geldt voor de omzetting die gevraagd wordt door de langstlevende echtgenoot wanneer de blote eigendom geheel of gedeeltelijk behoort aan afstammelingen en geadopteerde kinderen zoals omschreven in het eerste lid.
Tenzij alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot anders zijn overeengekomen, wordt het vruchtgebruik in de gevallen vermeld in het eerste en tweede lid, omgezet in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Dit aandeel wordt bepaald op basis van de omzettingstabellen bedoeld in artikel 745sexies, § 3, en de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de vraag. De artikelen 745quinquies, § 3, en 745sexies, § 3, vierde tot en met zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Wanneer evenwel omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de omzettingstabellen, kan de rechter, op vraag van een blote eigenaar of de langstlevende echtgenoot, de toepassing van de omzettingstabellen uitsluiten en andere omzettingsvoorwaarden bepalen.]
2 § 2. Wanneer de blote eigendom behoort aan andere personen dan die bedoeld in [
2 de paragrafen 1 en 1/1]
2, kan de langstlevende echtgenoot die omzetting eisen binnen vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap.
In hetzelfde geval kan hij te allen tijde eisen dat de blote eigendom van de goederen bedoeld in § 4 hem tegen geld wordt overgedragen.
De [
1 familierechtbank]
1 kan de omzetting van het vruchtgebruik en de toewijzing van de volle eigendom weigeren, wanneer zulks de belangen van een onderneming of van een beroepsarbeid ernstig zou schaden.
Indien de rechtbank het billijk acht wegens omstandigheden die eigen zijn aan de zaak, kan zij een vordering tot omzetting toewijzen, die is ingesteld door een andere blote eigenaar dan die bedoeld in [
2 de paragrafen 1 en 1/1]
2 of, na de termijn van vijf jaar, door de langstlevende echtgenoot.
§ 3. De omzetting van het vruchtgebruik van de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer kan [
2 ...]
2 alleen worden gevorderd door degene die dat recht bezit.
§ 4. Het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende, en van het daarin aanwezige huisraad, kan niet worden omgezet dan met instemming van de langstlevende echtgenoot.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 74, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2017-07-31/25, art. 10, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 745quinquies. <W 14-05-1981, art. 8> § 1. Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4, te vorderen, geldt voor elk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, onverschillig of het verkregen is krachtens de wet of bij testament, dan wel ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling.
Dit recht is persoonlijk en niet vatbaar voor overdracht. Het kan niet worden uitgeoefend door de schuldeisers van de rechthebbende.
§ 2. Het recht om de omzetting te vorderen kan niet worden ontnomen aan de afstammelingen (uit een vorige relatie) van de vooroverleden echtgenoot. <W
2007-03-28/39, art. 6, 013;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Aan de langstlevende echtgenoot kan niet het recht worden ontnomen om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4, te vorderen.
§ 3. Ingeval de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt met afstammelingen (uit een vorige relatie) en de omzetting wordt gevorderd door een van de partijen, wordt de langstlevende echtgenoot geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling (uit een vorige relatie). <W
2007-03-28/39, art. 6, 013;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 745sexies.<W 14-05-1981, art. 8> § 1. Indien alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot meerderjarig en handelingsbekwaam zijn, kunnen zij in iedere stand van de zaak, in onderlinge overeenstemming en op de wijze die zij hebben vastgesteld, overgaan tot de omzetting of tot de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4.
Indien een van hen minderjarig of anderszins onbekwaam is, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. Bij gebreke van overeenstemming wordt de zaak bij de [
1 familierechtbank]
1aanhangig gemaakt op verzoekschrift; alle rechtverkrijgenden worden in het geding geroepen bij gerechtsbrief.
Wanneer de rechtbank de eis geheel of ten dele toewijst, bepaalt zij de wijze van omzetting of de prijs die moet worden betaald voor de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4. In voorkomend geval gelast zij de verkoop van de volle eigendom van het geheel of van een deel der goederen die met vruchtgebruik belast zijn, dan wel de verdeling van die goederen, zelfs indien ter zake van dat recht geen onverdeeldheid bestaat, tenzij zij verkiest de partijen naar een notaris te verwijzen om de omzetting te laten plaatshebben volgens de procedure omschreven in de artikelen 1207 tot 1225 van het Gerechtelijk Wetboek.
[
4 § 2/1. De omzetting waarvan sprake in artikel 745quater, § 1/1 kan echter enkel in het kader van de procedure van vereffening en verdeling worden gevraagd, uiterlijk bij de mededeling van de aanspraken vermeld in artikel 1218, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Is de vraag niet binnen die termijn gesteld, dan kan de omzetting later nog worden gevorderd, maar behoudt de rechtbank dezelfde beoordelingsbevoegdheid als bij een vraag tot omzetting op grond van artikel 745quater, § 1. Zo ook indien de omzetting van het vruchtgebruik wordt gevraagd nadat de nalatenschap minnelijk verdeeld is, met geheel of gedeeltelijk behoud van het vruchtgebruik voor de langstlevende.]
4 § 3. [
2 De minister van Justitie bepaalt voor de omzetting van het vruchtgebruik twee omzettingstabellen : een voor mannen en een voor vrouwen.
Deze omzettingstabellen bepalen de waarde van het vruchtgebruik als een percentage van de normale verkoopwaarde van de goederen onderworpen aan het vruchtgebruik, rekening houdend met :
- de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De rentevoet die overeenstemt met de hoogste maturiteit wordt toegepast wanneer de levensverwachting deze maturiteit overschrijdt. Deze rentevoet wordt toegepast na aftrek van de [
3 roerende voorheffing. De bij het opstellen van de omzettingstabellen in aanmerking te nemen rentevoet mag evenwel niet lager zijn dan 1 % per jaar. De periode van twee jaar loopt vanaf 1 mei van het tweede aan de bekendmaking van de omzettingstabellen voorafgaande jaar tot 30 april van het jaar van de bekendmaking van die tabellen.]
3;
- de Belgische prospectieve sterftetafels die jaarlijks worden gepubliceerd door het Federaal Planbureau.
Tenzij partijen anders zijn overeengekomen gebeurt de waardering van het vruchtgebruik op basis van de omzettingstabellen, de verkoopwaarde van de goederen en de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de indiening van het in § 2 bedoelde verzoekschrift.
De waarde van het vruchtgebruik verstrekt door de omzettingstabellen is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de volle eigendom en de waarde van de blote eigendom. De waarde van de blote eigendom is gelijk aan een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van de volle eigendom; de noemer is gelijk aan één te vermeerderen met de rentevoet, deze som zijnde verheven tot de macht die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De levensverwachting uitgedrukt in jaren, de rentevoet uitgedrukt in procent, en de waarde van het vruchtgebruik uitgedrukt in procent van de waarde van de volle eigendom, bevatten twee decimalen.
De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot op het ogenblik dat de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik hem effectief is betaald.
Tot dat ogenblik brengt deze som geen intresten op in het voordeel van de vruchtgebruiker, behalve indien de vruchtgebruiker na de definitieve vaststelling van de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van de zaak. In dit geval zal aan de vruchtgebruiker een intrest verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke intrest vanaf het ogenblik waarop deze aan de blote eigenaar, bij aangetekende zending of deurwaardersexploot, bevestigt dat hij afstand heeft gedaan van het genot van de zaak en hij de blote eigenaar in gebreke stelt tot het betalen van deze intrest.
Wanneer evenwel omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, kan de rechter hetzij de omzetting weigeren, hetzij de toepassing van de omzettingstabellen uitsluiten en andere omzettingsvoorwaarden bepalen.
De minister van Justitie bepaalt jaarlijks op 1 juli de in het eerste lid bedoelde omzettingstabellen. Bij deze gelegenheid houdt hij rekening met de in het tweede en derde lid vermelde parameters en met de voorstellen van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, na kennis te hebben genomen van de resultaten van de werkzaamheden geleverd door het Federaal Planbureau en het Instituut voor actuarissen in België.
De omzettingstabellen worden ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Naast de leeftijd van de vruchtgebruiker vermelden deze tabellen diens levensverwachting evenals de overeenkomstige rentevoet en waarde van het vruchtgebruik.]
2 § 4. [
2 ...]
2.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 75, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-22/09, art. 3, 023; Inwerkingtreding : onbepaald, tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de omzettingstabellen bedoeld in artikel 3, 1°. Zie ook art. 4>
(
3)<W
2016-06-19/01, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
(
4)<W
2017-07-31/25, art. 11, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 745septies. <W 14-05-1981, art. 8> (§ 1. De langstlevende echtgenoot kan van zijn erfrecht geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten of daarvan vervallen worden verklaard indien hij geheel of gedeeltelijk is ontzet uit het ouderlijk gezag over de kinderen geboren uit zijn huwelijk met de overledene.
§ 2. De rechtsvordering wordt door de afstammelingen ingesteld binnen een jaar te rekenen hetzij van het openvallen van de nalatenschap, hetzij van de ontzetting uit het ouderlijk gezag.
Het vonnis heeft gevolg met ingang van de datum waarop de vordering is ingesteld.) <W 2001-04-29/39, art. 28, 006;
Inwerkingtreding : 01-08-2001>
§ 3. Bij omzetting van het vruchtgebruik in de volle eigendom van een goed of in een geldsom, of bij overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4, levert de uitsluiting of de vervallenverklaring grond op tot vergoeding.
Die vergoeding wordt vastgesteld door de rechtbank en stemt overeen met de waarde van het vruchtgebruik, mede gelet op de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker bij het instellen van de rechtsvordering.
Is het vruchtgebruik omgezet in een lijfrente, dan werkt het vonnis terug tot hetzelfde tijdstip.
Afdeling IVbis. - Erfopvolging van de langstlevende wettelijk samenwonende. <Ingevoegd bij W
2007-03-28/39, art. 7;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 745octies. <Ingevoegd bij W
2007-03-28/39, art. 7;
Inwerkingtreding : 18-05-2007> § 1. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt, met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad.
De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk samenwonende het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en verkrijgt het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad.
De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de langstlevende wettelijk samenwonende een afstammeling is van de vooroverleden wettelijk samenwonende.
§ 2. Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat een boedelbeschrijving van het huisraad en een staat van de gemeenschappelijke verblijfplaats wordt opgemaakt.
§ 3. De regels inzake het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot die zijn opgenomen in de artikelen 745quater tot 745septies zijn van overeenkomstige toepassing op het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende.
AFDELING(V.) - ERFOPVOLGING IN DE OPGAANDE LIJN.
Art. 746. Wanneer de overledene geen nakomelingen heeft achtergelaten en ook geen broeder of zuster, of afstammelingen van dezen, wordt de nalatenschap in twee helften verdeeld tussen de bloedverwanten in de vaderlijke opgaande lijn en de bloedverwanten in de moederlijke opgaande lijn.
De naaste in graad van de opgaande lijn bekomt, met uitsluiting van alle anderen, de aan zijn lijn toekomende helft.
Bloedverwanten van de opgaande lijn, in gelijke graad, erven bij hoofden.
Art. 747. De bloedverwanten in de opgaande lijn erven, met uitsluiting van alle anderen, de zaken door hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen die zonder nakomelingschap zijn gestorven, wanneer de geschonken zaken nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap.
Indien de zaken zijn vervreemd, bekomen de bloedverwanten in de opgaande lijn de prijs die daarvoor nog verschuldigd mocht zijn. Zij erven ook de rechtsvordering tot terugneming die de begiftigde mocht hebben.
Art. 748. Wanneer de ouders van een persoon die zonder nakomelingschap gestorven is, hem hebben overleefd, wordt, indien hij broeders, zusters of afstammelingen van dezen achtergelaten heeft, de nalatenschap in twee helften verdeeld, waarvan slechts ene toekomt aan de ouders, die deze onder elkaar gelijkelijk verdelen.
De andere helft behoort aan de broeders en zusters of aan hun afstammelingen, zoals in afdeling VI van dit hoofdstuk wordt bepaald.
Art. 749. Ingeval de persoon die zonder nakomelingschap gestorven is, broeders, zusters of afstammelingen van dezen achterlaat en de vader of de moeder vooroverleden is, wordt het gedeelte dat hem of haar, overeenkomstig het vorige artikel, zou zijn te beurt gevallen, gevoegd bij de helft die toekomt aan de broeders en zusters, of aan hen die hun plaats vervullen, zoals in afdeling VI van dit hoofdstuk wordt bepaald.
AFDELING(VI.) - ERFOPVOLGING IN DE ZIJLIJN.
Art. 750. Bij vooroverlijden van vader en moeder van een persoon die zonder nakomelingschap gestorven is, worden zijn broeders en zusters of hun afstammelingen tot de nalatenschap geroepen, met uitsluiting van de bloedverwanten in de opgaande lijn en van de overige bloedverwanten in de zijlijn.
Zij erven ofwel uit eigen hoofde, ofwel bij plaatsvervulling, overeenkomstig hetgeen in afdeling II van dit hoofdstuk is bepaald.
Art. 751. Indien vader en moeder van de persoon die zonder nakomelingschap gestorven is, hem hebben overleefd, worden zijn broeders en zusters of zij die hun plaats vervullen, slechts tot de helft van de nalatenschap geroepen. Zij worden tot drie vierden geroepen, indien alleen de vader of de moeder hem heeft overleefd.
Art. 752. De verdeling van de helft of van drie vierden, die volgens het vorige artikel aan de broeders of zusters te beurt vallen, geschiedt onder hen in gelijke delen, (indien zij allen dezelfde ouders hebben; indien zij niet dezelfde ouders hebben), wordt hetgeen zij erven in twee gelijke delen verdeeld tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn van de overledene; volle broeders en zusters erven in beide lijnen, halve broeders en zusters van moederszijde en die van vaderszijde, ieder slechts in hun lijn; zijn er enkel broeders of zusters van één zijde, dan erven dezen alles, met uitsluiting van alle andere bloedverwanten van de andere lijn. <W 31-03-1987, art. 71>
Art. 753. Bij gebreke van broeders of zusters of afstammelingen van dezen, en bij gebreke, in een van beide lijnen, van bloedverwanten van de opgaande lijn, komt de nalatenschap voor de ene helft toe aan de overlevende bloedverwanten van de opgaande lijn; en voor de andere helft aan de naaste bloedverwanten van de andere lijn.
(Indien bloedverwanten van de zijlijn, in gelijke graad, samen opkomen, delen zij bij hoofden, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden, zoals in afdeling II van dit hoofdstuk is bepaald.) <W 11-10-1919, art. 47>
Art. 754. In het geval van het vorige artikel heeft de overlevende vader of moeder het vruchtgebruik van het derde gedeelte van de goederen die hij of zij niet in eigendom erft.
Art. 754bis. [
1 Bloedverwanten in de zijlijn, andere dan broeders of zusters van de overledene of hun afstammelingen, erven niet wanneer de overledene een langstlevende echtgenoot nalaat.
De verdeling van de nalatenschap bij helften, bedoeld in artikel 753, vindt niet plaats wanneer de overledene een langstlevende echtgenoot nalaat.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-07-22/01, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 755. (Bloedverwanten van verder dan de vierde graad erven niet, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden.) <W 11-10-1919, art. 47>
Zijn er in de ene lijn geen bloedverwanten in erfelijke graad, dan erven de bloedverwanten van de andere lijn de gehele nalatenschap.
HOOFDSTUK IV. - ONREGELMATIGE ERFOPVOLGING.
AFDELING I. - RECHTEN VAN NATUURLIJKE KINDEREN OP DE GOEDEREN VAN HUN VADER OF MOEDER, EN ERFOPVOLGING IN DE NALATENSCHAP VAN ZONDER NAKOMELINGEN OVERLEDEN NATUURLIJKE KINDEREN.
Art. 756. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 757. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 758. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 759. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 760. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 761. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 762. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 763. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 764. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 765. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
Art. 766. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 72>
AFDELING II. - RECHTEN VAN DE STAAT.
Art. 767. (Opgeheven) <W 14-05-1981, art. 13>
Art. 768. <W 15-05-1981, art. 15> Bij gebreke van erfgerechtigden vervalt de nalatenschap aan de Staat, onverminderd (de artikelen 100 en) 104 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. <W 05-08-1992, art. 68>
Art. 769. <W 14-05-1981, art. 16> Wanneer de Staat aanspraak maakt op de nalatenschap, moet hij de zegels doen leggen en een boedelbeschrijving doen opmaken in de vorm die is voorgeschreven voor de aanvaarding van nalatenschappen onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Art. 770.(De Staat moet) de inbezitstelling vragen bij de [
1 familierechtbank]
1 van het rechtsgebied waarbinnen de erfenis is opengevallen. De rechtbank kan over de eis geen uitspraak doen dan na drie bekendmakingen en aanplakkingen in de gebruikelijke vorm, en na de procureur des Konings te hebben gehoord. <W 14-05-1981, art. 17>
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 76, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 771. (Opgeheven) <W 14-05-1981, art. 18>
Art. 772. <W 14-05-1981, art. 19> Indien de Staat de voorgeschreven formaliteiten niet heeft vervuld, kan hij worden veroordeeld tot schadevergoeding aan de erfgenamen die zich zouden aanmelden.
Art. 773. (Opgeheven) <W 14-05-1981, art. 20>
HOOFDSTUK V. - AANVAARDING EN VERWERPING VAN NALATENSCHAPPEN.
AFDELING I. - AANVAARDING.
Art. 774. Een nalatenschap kan of zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard worden.
Art. 775. Niemand is gehouden een hem opgekomen nalatenschap te aanvaarden.
Art. 776.<W 2001-04-29/39, art. 29, 006;
Inwerkingtreding : 01-08-2001> Nalatenschappen aan minderjarigen [
1 ...]
1 kunnen alleen overeenkomstig de bepalingen van artikel 410, § 1, rechtsgeldig worden aanvaard. (De fondsen en waarden die hen toebehoren, worden geplaatst op een rekening geopend op hun naam en worden onbeschikbaar gemaakt tot de meerderjarigheid of tot de opheffing van de onbekwaamverklaring zulks onverminderd het recht op wettelijk genot.) <W 2003-02-13/54, art. 6, 008;
Inwerkingtreding : 04-04-2003>
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 121, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 777. De aanvaarding werkt terug tot op de dag dat de erfenis is opengevallen.
Art. 778. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden : zij geschiedt uitdrukkelijk, wanneer men in een authentieke of een onderhandse akte de titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; zij geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaam bevoegd zou zijn te verrichten.
Art. 779. Daden die alleen dienen tot bewaring, toezicht of voorlopig beheer, zijn geen daden van aanvaarding van de nalatenschap, indien daarbij de titel of de hoedanigheid van erfgenaam niet is aangenomen.
Art. 780. De schenking, de verkoop of de overdracht van zijn erfrecht door een van de erfgenamen gedaan, hetzij aan een vreemde persoon, hetzij aan al zijn medeërfgenamen, hetzij aan enkelen onder dezen, heeft voor hem aanvaarding van de nalatenschap ten gevolge.
Hetzelfde geldt : 1° voor de verwerping, zelfs om niet, door een van de erfgenamen gedaan ten voordele van een of meer van zijn medeërfgenamen;
2° Voor de verwerping door hem gedaan, zelfs ten voordele van al zijn medeërfgenamen zonder onderscheid, wanneer hij voor de verwerping een prijs ontvangt.
Art. 781. Wanneer hij aan wie een nalatenschap is opgekomen, overleden is zonder die te hebben verworpen of zonder ze, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, te hebben aanvaard, kunnen zijn erfgenamen de nalatenschap uit zijnen hoofde aanvaarden of verwerpen.
Art. 782. Indien deze erfgenamen verschillen omtrent het aanvaarden of het verwerpen van de nalatenschap, moet deze worden aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Art. 783. Een meerderjarige kan tegen de door hem uitdrukkelijk of stilzwijgend gedane aanvaarding van een nalatenschap slechts opkomen ingeval die aanvaarding het gevolg mocht zijn geweest van een jegens hem gepleegd bedrog; hij kan er nooit tegen opkomen onder voorgeven van benadeling, dan alleen ingeval de nalatenschap mocht zijn teniet gedaan of met meer dan de helft verminderd, door de ontdekking van een testament dat op het ogenblik van de aanvaarding onbekend was.
AFDELING II. - VERWERPING VAN NALATENSCHAPPEN.
Art. 784.[
1 De verwerping van een nalatenschap wordt niet vermoed : zij moet worden gedaan door middel van een verklaring afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte.
[
2 Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de verwerping, door toedoen van de notaris en op kosten van de verwerpende erfgerechtigde, geregistreerd in het centraal erfrechtregister.]
2 Ingeval de verwerper of verwerpers op eer verklaren in de akte dat volgens hun kennis het nettoactief van de nalatenschap niet meer bedraagt dan 5 000 euro, wordt de verklaring van verwerping bedoeld in het eerste lid, kosteloos verleden en geregistreerd en wordt zij vrijgesteld van de betaling van recht op geschriften en bekendmakingskosten. Elke drie jaar, op de verjaardag van de inwerkingtreding van deze bepaling, wordt het bedrag van 5 000 euro van rechtswege aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die aan de aanpassing voorafgaat. Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke deze bepaling in werking treedt.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 107,1°, 025; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 107,2°, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 784/1. [
1 Ingeval minderjarigen of personen die overeenkomstig artikel 492/1, § 2, derde lid, 5°, onbekwaam werden verklaard om een nalatenschap te verwerpen, tot een nalatenschap bedoeld in artikel 784, derde lid, geroepen zijn, ook indien dit slechts in ondergeschikte graad of orde is, kan de vrederechter, voor het geheel of een deel van deze personen, worden verzocht om een gezamenlijke machtiging om deze nalatenschap te verwerpen.
Het verzoek kan gezamenlijk worden ingediend door de respectievelijke wettelijke vertegenwoordigers, overeenkomstig artikel 1185 van het Gerechtelijk Wetboek.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/03, art. 82, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 785. De erfgenaam die de nalatenschap verwerpt, wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest.
Art. 786.[
1 Het aandeel van hem die de nalatenschap verwerpt, komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt; zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad; indien de verwerper alleen is in zijn graad, vervalt het aan de volgende graad, of aan de volgende orde, naar gelang van het geval.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 787.
<Opgeheven bij W
2012-12-10/14, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 788. De schuldeisers van hem die met benadeling van hun rechten een nalatenschap verwerpt, kunnen zich door de rechter doen machtigen om de nalatenschap uit hoofde van hun schuldenaar in zijn plaats te aanvaarden.
In dit geval is de verwerping alleen ten voordele van de schuldeisers en slechts tot het bedrag van hun schuldvorderingen vernietigd; zij is het niet ten voordele van de erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft.
Art. 789. Het recht om een nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen verjaart door verloop van de tijd die voor de langste verjaring van onroerende rechten is vereist.
Art. 790. Zolang tegen erfgenamen die een nalatenschap verworpen hebben, geen verjaring is verkregen van het recht om te aanvaarden, blijven zij bevoegd om de nalatenschap alsnog te aanvaarden, indien deze niet reeds door andere erfgenamen is aanvaard; onverminderd evenwel de rechten die door derden op de goederen van de nalatenschap mochten zijn verkregen, hetzij door verjaring, hetzij door handelingen die wettig verricht zijn met de curator van de onbeheerde nalatenschap.
Art. 791. Men kan, zelfs bij huwelijkscontract, de nalatenschap van een persoon die nog in leven is, niet verwerpen, noch de toekomstige rechten vervreemden die men op zodanige nalatenschap mocht hebben (, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald). <W 2003-04-22/46, art. 2, 010 ;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art. 792.[
1 De erfgenaam die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de nalatenschap, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van zijn mede-erfgenamen of van de schuldeisers van de nalatenschap, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.
De erfgenaam die schuldig is aan heling verliest de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen; al zou hij die willen verwerpen, toch blijft hij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de geheelde goederen of waarden aanspraak te kunnen maken.
Deze sanctie kan niet worden ingeroepen tegen de erfgenaam die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.]
1 ----------
(
1)<W
2018-07-22/01, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
AFDELING III. - VOORRECHT VAN BOEDELBESCHRIJVING, ZIJN GEVOLGEN, EN VERPLICHTINGEN VAN DE ERFGENAAM DIE ONDER VOORRECHT AANVAARDT.
Art. 793.[
1 De verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, moet worden afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte.
[
2 Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, door toedoen van de notaris en op kosten van de onder voorrecht aanvaardende erfgenaam, geregistreerd in het centraal erfrechtregister, met verzoek aan de schuldeisers en legatarissen om, bij aangetekend bericht, hun rechten te doen kennen binnen drie maanden te rekenen van de datum van registratie in het register.]
2 Bij aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wegens onbekwaamheid van de erfgenaam, wordt de verklaring afgelegd door de vader en de moeder of door degene van hen die het ouderlijk gezag uitoefent, door de ontvoogde minderjarige of door de voogd. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig het tweede lid. De vrederechter ziet toe op de inachtneming van deze vormen. In geval van belangentegenstelling tussen de onbekwame en zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt door de vrederechter, hetzij op verzoek van iedere belanghebbende, hetzij ambtshalve, een voogd ad hoc aangewezen.
Behoudens later bewijs van de werkelijkheid van hun schuldvorderingen, maken de schuldeisers en legatarissen zich bekend bij gewone aangetekende zending, gericht aan de woonplaats die de erfgenaam gekozen heeft en die in de opgenomen verklaring is vermeld.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 108,1°, 025; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 108,2°, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 794. <W 10-10-1967, art. 95> De verklaring waarbij een erfgenaam aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving, heeft slechts kracht voor zover zij is voorafgegaan of gevolgd door een getrouwe en nauwkeurige inventaris van de goederen der nalatenschap, in de vorm door het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven en binnen de termijnen bepaald in de artikelen 795 en 798 van dit wetboek.
Art. 795. De erfgenaam heeft voor het opmaken van de boedelbeschrijving drie maanden, te rekenen van de dag waarop de erfenis is opengevallen.
Bovendien heeft hij, om zich omtrent de aanvaarding of de verwerping te beraden, een termijn van veertig dagen, te rekenen van de dag dat de voor het opmaken van de boedelbeschrijving verleende drie maanden verstreken zijn, of van de dag van het sluiten van de boedelbeschrijving, indien deze voor het verstrijken van de drie maanden is beëindigd.
Art. 796. Indien echter in de nalatenschap zaken aanwezig zijn die kunnen bederven, of waarvan de bewaring grote kosten vergt, kan de erfgenaam, in zijn hoedanigheid van gerechtigde tot de erfenis en zonder dat men daaruit een aanvaarding van zijn zijde mag afleiden, zich door de rechter doen machtigen om die zaken te verkopen.
De verkoop geschiedt door een openbaar ambtenaar, na de aanplakkingen en bekendmakingen die door de wetten op de rechtspleging zijn voorgeschreven.
Art. 797. Gedurende de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, kan de erfgenaam niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan te nemen, en kan tegen hem geen veroordeling worden verkregen; indien hij de nalatenschap verwerpt, nadat de termijnen verstreken zijn of vroeger, komen de kosten, door hem tot dan toe wettig gemaakt, ten laste van de nalatenschap.
Art. 798.Na verloop van de hierboven bepaalde termijnen, kan de erfgenaam, indien tegen hem een vervolging wordt ingesteld, een nieuwe termijn aanvragen, die door de [
1 familierechtbank]
1 waarvoor het geschil aanhangig is, naar gelang van de omstandigheden wordt toegestaan of geweigerd.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 77, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 799. De kosten van de vervolging, in het geval van het vorige artikel, komen ten laste van de nalatenschap, indien de erfgenaam bewijst dat hij van het overlijden geen kennis heeft gedragen, of dat de termijnen onvoldoende zijn geweest, hetzij wegens de ligging der goederen, hetzij wegens de gerezen geschillen; indien hij daarvan het bewijs niet levert, blijven de kosten te zijnen laste.
(De kosten van opneming en andere waarschuwingen blijven ten laste van de nalatenschap als gerechtskosten.) <W 10-10-1967, art. 95>
Art. 800. Na verloop van de bij artikel 795 verleende, en zelfs van de door de rechter overeenkomstig artikel 798 toegestane termijnen, behoudt de erfgenaam niettemin het recht om de boedelbeschrijving alsnog te doen opmaken en te aanvaarden onder voorrecht, behalve wanneer hij reeds een daad van erfgenaam verricht heeft, of wanneer tegen hem een vonnis bestaat dat in kracht van gewijsde is gegaan en hem als zuiver erfgenaam veroordeelt.
Art. 801. Het voorrecht van boedelbeschrijving vervalt voor de erfgenaam die goederen heeft verborgen gehouden, of die, wetens en willens en te kwader trouw, verzuimd heeft goederen van de nalatenschap in de boedelbeschrijving te doen opnemen.
Art. 802.<W 10-10-1967, art. 95> Ingevolge het voorrecht van boedelbeschrijving wordt de vermenging van de boedels verhinderd ten aanzien van de erfgenaam zowel als ten aanzien van de [
1 schuldeisers]
1 en de legatarissen.
De erfgenaam behoudt tegen de nalatenschap de rechten die hij had tegen de overledene. Hij is tot de betaling van de schulden en lasten der nalatenschap slechts gehouden tot het bedrag van de waarde der goederen die hij verkrijgt. De schuldeisers van de nalatenschap en de legatarissen worden uit die goederen betaald bij voorkeur boven de persoonlijke schuldeisers van de erfgenaam.
----------
(
1)<W
2014-05-05/09, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 18-07-2014>
Art. 803. <W 10-10-1967, art. 95> De erfgenaam die onder voorrecht heeft aanvaard, is belast met het beheer en de vereffening van de goederen der nalatenschap. Hij moet van zijn beheer rekening en verantwoording doen aan de schuldeisers en de legatarissen.
Hij kan geen dading treffen, geen compromis aangaan, noch de goederen met hypotheken of andere zakelijke lasten bezwaren, zonder machtiging van de rechter.
Hij kan in zijn persoonlijke goederen niet verder worden aangesproken dan tot het bedrag dat hij als overschot schuldig blijft.
Art. 803bis.<Ingevoegd bij W 10-10-1967, art. 95> De erfgenaam die onder voorrecht aanvaardt, kan zich ontheffen van de zorg om de nalatenschap te beheren en te vereffenen. Hij moet vooraf, onder indiening van een verzoekschrift, bij beschikking van de [
1 familierechtbank]
1, een beheerder doen benoemen, aan wie hij alle goederen van de nalatenschap overgeeft onder verplichting om ze met inachtneming van de hierna bepaalde regels te vereffenen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 78, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 804. <W 10-10-1967, art. 95> Ingeval de belangen van de schuldeisers der nalatenschap of van de legatarissen in het gedrang kunnen komen wegens nalatigheid van de onder voorrecht aanvaardende erfgenaam of wegens diens vermogentoestand, kan iedere belanghebbende vorderen dat deze wordt vervangen door een beheerder die de nalatenschap moet vereffenen.
Die beheerder wordt benoemd bij een beschikking in kort geding, de erfgenaam gehoord of vooraf opgeroepen.
Art. 805.[
1 De beschikking tot aanwijzing van een beheerder in toepassing van de artikelen 803bis en 804, wordt binnen de vijftien dagen opgenomen in het centraal erfrechtregister, zoals bedoeld in de artikelen 892/1 en volgende.]
1 ----------
(
1)<W
2019-05-05/19, art. 125, 030; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art. 806. <W 10-10-1967, art. 95> De verkoop van de roerende of onroerende goederen geschiedt in de vorm, door het Gerechtelijk Wetboek bepaald.
Indien de onder voorrecht aanvaardende erfgenaam deze goederen in natura oplevert, is hij slechts verantwoordelijk voor de waardevermindering of de beschadiging door zijn nalatigheid veroorzaakt.
Art. 807. <W 10-10-1967, art. 95> Hij is verplicht, indien de schuldeisers of andere belanghebbenden het vorderen, een deugdelijke en gegoede borg te stellen voor de waarde van de in de boedelbeschrijving begrepen roerende goederen en voor het gedeelte van de prijs der onroerende goederen dat niet aan de hypothecaire schuldeisers is overgewezen, onverminderd de toepassing van artikel 804.
Indien hij in gebreke blijft een zodanige borg te stellen, worden de roerende goederen verkocht en wordt de prijs daarvan, evenals het niet overgewezen gedeelte van de prijs der onroerende goederen, in bewaring gesteld, om tot voldoening van de lasten der nalatenschap te dienen.
Art. 808. <W 10-10-1967, art. 95> Bij vrijwillige aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, mag de erfgenaam geen niet-bevoorrechte schuldeiser of legataris betalen vóór het verstrijken van de termijn, gesteld in artikel 793, tweede lid.
Hij mag evenwel de schuldvorderingen, vermeld in artikel 19 van de wet van 16 december 1851, betalen volgens hun rang.
Na het verstrijken van die termijn kan de betaling, indien niet alle bekende schuldeisers het eens zijn om een minnelijke schikking te treffen, alleen geschieden in de volgorde en op de wijze, door de rechter bepaald.
Art. 809. <W 10-10-1967, art. 95> Schuldeisers die ten tijde van een eerste betaling niet bekend waren maar zich achteraf aanmelden, hebben verhaal op de betaalde legatarissen gedurende een termijn van drie jaar te rekenen van de dag dat de rekening is aangezuiverd en het overschot betaald. Zij hebben geen verhaal tegen de reeds betaalde schuldeisers, maar zijn gerechtigd van het nog niet verdeelde actief het uit te keren bedrag af te nemen dat bij de eerste verdelingen aan hun schuldvorderingen toekwam.
De beheerder, benoemd ingevolge de artikelen 803bis en 804, heeft dezelfde macht als die waarover de onder voorrecht aanvaardende erfgenaam zelf beschikte.
Hij heeft dezelfde verplichtingen als de erfgenaam; hij is ontslagen van borgstelling.
Art. 810. De kosten van de verzegeling, indien zegels zijn gelegd, van de boedelbeschrijving en van het opmaken der rekening, komen ten laste van de nalatenschap.
Art. 810bis. <Ingevoegd bij W 10-10-1967, art. 95> Aanvaarden sommige erfgenamen de nalatenschap zuiver en andere onder voorrecht van boedelbeschrijving, dan gelden de regelen inzake voorrecht van boedelbeschrijving die op de vorm van vereffening of op het vervolgingsrecht van de schuldeisers betrekking hebben voor de gehele nalatenschap tot bij de verdeling.
In dat geval kan de rechtbank de vereffening van de gehele nalatenschap opdragen aan een erfgenaam naar haar keuze, onder verplichting, voor deze erfgenaam, die in het vonnis bepaalde zekerheid te stellen.
Tijdens de vereffening kan geen erfgenaam in zijn persoonlijke goederen aangesproken worden. Na de verdeling blijven de gevolgen van de aanvaarding onder voorrecht alleen bestaan ten aanzien van de erfgenamen die in deze vorm hebben aanvaard.
AFDELING IV. - ONBEHEERDE NALATENSCHAPPEN.
Art. 811. Wanneer, na het verstrijken van de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, zich niemand aanmeldt om een nalatenschap op te vorderen, geen erfgenaam bekend is of de bekende erfgenamen de nalatenschap hebben verworpen, wordt deze als onbeheerd beschouwd.
Art. 812. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 20>
Art. 813.<W 10-10-1967, art. 96> De door de [
1 de familierechtbank, overeenkomstig artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek]
1 aangewezen curator is gehouden de staat van nalatenschap door een boedelbeschrijving te doen vaststellen.
Hij beheert de nalatenschap. De bepalingen van de afdeling (III) van dit hoofdstuk betreffende de tegeldemaking van het actief en de betaling van het passief door de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam, zijn van toepassing op deze afdeling. <W 15-07-1970, art. 49>
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 79, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 814. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 20>
HOOFDSTUK VI. - VERDELING EN INBRENG.
AFDELING I. [
1 - Verdeling.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 12, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 815.<W 10-10-1967, art. 97> Niemand kan worden genoodzaakt in onverdeeldheid te blijven; en de verdeling kan te allen tijde worden gevorderd, niettegenstaande enige hiermee strijdige verbodsbepaling of overeenkomst.
Men mag echter overeenkomen de verdeling voor een bepaalde tijd uit te stellen; zodanige overeenkomst kan voor niet langer dan vijf jaren verbindend zijn; maar zij kan vernieuwd worden.
Die overeenkomst kan aan derden worden tegengeworpen. Zij moet in de registers van de [
1 hypothecaire openbaarmaking]
1 worden overgeschreven, indien zij op een of meer onroerende goederen slaat.
----------
(
1)<W
2018-07-11/07, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 816.[
1 Wanneer alle mede-erfgenamen meerderjarig, aanwezig of vertegenwoordigd, en bekwaam zijn, kan de verdeling minnelijk gebeuren, in zodanige vorm en bij zodanige akte als de mede-erfgenamen dienstig oordelen.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 13, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 817.[
1 Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen zoals omschreven in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, geschiedt de minnelijke verdeling evenwel zoals in artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek bepaald. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 14, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 818.[
1 Verdeling kan gevorderd worden, zelfs wanneer een van de mede-erfgenamen het afzonderlijk genot mocht hebben gehad van een gedeelte van de goederen der nalatenschap, tenzij er een akte van verdeling is geweest of een tot het verkrijgen van de verjaring voldoende bezit.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 15, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 819.[
1 De vordering tot verdeling ten aanzien van minderjarige of meerderjarige mede-erfgenamen die krachtens artikel 492/1, § 2, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, kan worden ingesteld door hun voogd of bewindvoerder die daartoe bijzonder gemachtigd is door de vrederechter van het voogdijforum of het bewindsforum.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 820.[
1 § 1. Iedere mede-erfgenaam die tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap gehouden is, kan eisen dat deze schulden en lasten worden betaald vooraleer tot verdeling in natura wordt overgegaan, en dat, zo nodig, onverdeelde goederen vooraf worden verkocht, indien het gereed geld en de bankrekeningen, behorend tot de massa, hiervoor niet voldoende lijken.
§ 2. De onverdeelde goederen worden in de onderstaande volgorde ter voldoening van het passief besteed :
1° het geld en de bankrekeningen;
2° de openbare fondsen, de effecten op naam, de schuldvorderingen en de andere onlichamelijke roerende goederen;
3° de lichamelijke roerende goederen;
4° de onroerende goederen.
§ 3. Iedere mede-erfgenaam kan evenwel de verkoop waarvan sprake in paragraaf 1 verhinderen door een voldoende zekerheid te verschaffen tegen ieder verhaal.
§ 4. Indien de mede-erfgenamen het over de aanwijzing van de bij voorrang te verkopen goederen niet eens zijn, wordt het geschil in het kader van de gerechtelijke verdeling behandeld en beoordeeld.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 17, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 821.[
1 Iedere mede-erfgenaam doet, volgens de hierna te bepalen regels, in de massa inbreng van de giften die hem gedaan zijn en van de sommen die hij schuldig is.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 18, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 822.[
1 § 1. De verdeling van de nalatenschap gebeurt in principe in natura. Er wordt naar gestreefd voor elke mede-erfgenaam een kavel te vormen met goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid.
De gelijkheid die tussen de mede-erfgenamen moet worden verwezenlijkt is echter een gelijkheid in waarde.
§ 2. Bij de verdeling in natura moet men de verbrokkeling van erven en de splitsing van bedrijven zoveel mogelijk vermijden.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 19, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 823.[
1 § 1. Van de regel van de verdeling in natura wordt afgeweken indien een mede-erfgenaam zich op een wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling beroept, die hem het recht verleent zich bepaalde goederen uit de massa bij voorrang te laten toewijzen, dan wel dergelijke goederen bij voorkeur over te nemen of vooruit te nemen.
§ 2. Indien een mede-erfgenaam, die zich niet op een dergelijke wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling kan beroepen, de toewijzing van een onverdeeld goed vraagt, en de andere mede-erfgenamen stemmen daarmee in, dan kunnen alle mede-erfgenamen in onderlinge overeenstemming ook bedingen dat de overnemende mede-erfgenaam het toegewezen goed gedurende een nader te bepalen periode niet vrijwillig ten bezwarende titel mag vervreemden, tenzij met instemming van alle mede-erfgenamen. Ze kunnen tevens een forfaitaire vergoeding bepalen voor het geval dit verbod wordt miskend.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 20, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 824.[
1 Indien de samenstelling van de massa niet toelaat om kavels van gelijke waarde te vormen, wordt deze ongelijkheid door middel van een opleg verrekend.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 21, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 825.[
1 § 1. Bij een minnelijke verdeling worden onverdeelde goederen die geen van de mede-erfgenamen in zijn kavel wil of kan nemen, uit de hand of openbaar verkocht.
Indien alle mede-erfgenamen het daarover eens zijn, kunnen ze ook beslissen dat de goederen bij opbod voor een notaris worden verkocht, waarbij derden niet worden toegelaten.
§ 2. Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen bedoeld in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft de verkoop echter plaats zoals bepaald in deel IV, Boek IV, Hoofdstuk IV, van het Gerechtelijk Wetboek. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. In al deze gevallen worden derden altijd tot de veiling opgeroepen.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 22, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 826.[
1 Bij een gerechtelijke verdeling worden onverdeelde goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, verkocht zoals bepaald in artikel 1224 van het Gerechtelijk Wetboek.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 23, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 827.[
1 Verdelingen, overeenkomstig de hierboven voorgeschreven regels gedaan, hetzij door voogden met machtiging van de vrederechter van de plaats waar de voogdij is opengevallen, hetzij door ontvoogde minderjarigen met bijstand van hun curator, hetzij namens vermoedelijk afwezigen of niet aanwezigen, zijn definitief; zij zijn slechts provisioneel, indien de voorgeschreven regels niet zijn nagekomen.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 24, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 828. <W 31-03-1987, art. 73> De erfgenamen wier banden van verwantschap met de overledene niet zijn vastgesteld en die hun rechten niet hebben opgeëist binnen zes maanden na het openvallen van de nalatenschap, kunnen de geldigheid van de handelingen die later te goeder trouw zijn verricht door de andere erfgenamen of legatarissen, niet meer betwisten noch hun aandeel in natura opvorderen van de goederen die door deze laatsten na die termijn zijn vervreemd of verdeeld.
De erfgenaam die niet bij de verdeling werd betrokken, behoudt het recht om de tegenwaarde van zijn aandeel te vorderen.
Art. 829.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 830.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 831.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 832.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 833.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 834. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 21>
Art. 835. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 21>
Art. 836. De regels bepaald voor de verdeling van de te verkavelen massa's, gelden eveneens voor de onderverdeling binnen de deelhebbende staken.
Art. 837. (Opgeheven) <W
2006-07-01/75, art. 24, 012;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 838.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 26, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 839.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 26, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 840.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 26, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 841. Ieder die, ook al is hij bloedverwant van de overledene, niet zijn erfgerechtigde is, en aan wie een medeërfgenaam zijn recht op de nalatenschap heeft overgedragen, kan uit de verdeling worden geweerd, hetzij door alle medeërfgenamen, hetzij door een enkele, mits de prijs van de overdracht hem wordt terugbetaald.
Art. 842. Na de verdeling moeten aan iedere deelgenoot de titels worden ter hand gesteld, die bij de hem toebedeelde goederen behoren.
De titels van een verdeeld eigendom blijven in handen van hem die het grootste gedeelte heeft, onder verplichting om deze, desgevorderd, ten dienste te stellen van zijn deelgenoten die er belang bij hebben.
De titels die aan de gehele nalatenschap gemeen zijn, worden ter hand gesteld aan hem die door alle erfgenamen tot bewaarder ervan wordt aangewezen, onder verplichting om ze, op iedere vordering, ten dienste te stellen van zijn deelgenoten. Levert die keus moeilijkheden op, dan wordt zij door de rechter geregeld.
AFDELING II. - INBRENG.
Art. 843.[
1 § 1. Onverminderd de artikelen 858bis, § 2, en 1100/7, moet iedere erfgenaam in rechte nederdalende lijn, die tot een nalatenschap komt, zelfs indien hij onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, aan zijn mede-erfgenamen inbreng doen van al hetgeen hij van de overledene, bij schenking onder de levenden of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, tenzij de schenkingen en legaten op zekere wijze zijn gedaan bij vooruitmaking en buiten erfdeel of met vrijstelling van inbreng.
In afwijking van het eerste lid, worden de algemene legaten en de legaten onder algemene titel vermoed te zijn vrijgesteld van inbreng, tenzij op zekere wijze werd bepaald dat zij voor inbreng vatbaar zijn.
§ 2. De erfgenaam niet bedoeld in paragraaf 1, moet geen inbreng doen van hetgeen hij van de overledene, bij schenking onder de levenden of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, tenzij op zekere wijze werd bepaald dat de schenkingen en legaten voor inbreng vatbaar zijn.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 27, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 843/1.[
1 § 1. De schenking die oorspronkelijk voor inbreng vatbaar is, kan later van inbreng worden vrijgesteld, door een overeenkomst die tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.
§ 2. De schenking die oorspronkelijk bij vooruitmaking en buiten erfdeel of met vrijstelling van inbreng is gedaan, kan later aan inbreng worden onderworpen, door een overeenkomst die tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.
§ 3. De overeenkomst die deze modaliteit van de schenking wijzigt, zoals bedoeld in de paragrafen 1 en 2, wordt opgesteld in de vorm van een beschikking onder de levenden. [
2 De artikelen 1100/5 en 1100/6 zijn niet van toepassing op deze overeenkomst.]
2 § 4. De schenker kan de aard van de schenking als zijnde voor inbreng vatbaar of als vooruitmaking ook bij testament wijzigen. In dat geval is de begiftigde slechts door deze wijziging gebonden indien hij ze na het overlijden van de schenker aanvaardt. Deze aanvaarding blijft zonder invloed op de uitoefening van het keuzerecht van de begiftigde in de nalatenschap van de schenker.
§ 5. De gift wordt overeenkomstig de regels bepaald in artikel 922/1, aangerekend op de datum van de overeenkomst bedoeld in paragraaf 3 of, indien de wijziging bij testament gebeurt, op de datum van het overlijden van de schenker.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 28, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 60, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 844.[
1 De schenkingen en legaten gedaan bij vooruitmaking of met vrijstelling van inbreng, worden aangerekend overeenkomstig artikel 922/1; het deel dat het beschikbaar gedeelte overschrijdt is aan inkorting onderworpen overeenkomstig artikel 920.
Hetzelfde geldt voor de schenkingen en legaten die vatbaar zijn voor inbreng wanneer, na aanrekening op het globale voorbehouden erfdeel van de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent, het overschot het beschikbaar gedeelte overschrijdt. In dat geval wordt enkel de waarde van het goed die overblijft na de inkorting, ingebracht.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 29, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 845.[
1 § 1. Een erfgenaam gehouden tot inbreng, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap komt, is slechts gehouden tot inbreng van wat hij zelf heeft gekregen van de overledene, en niet van wat zijn vader of zijn moeder heeft gekregen, zelfs wanneer hij zijn of haar nalatenschap mocht aanvaard hebben. Behoudens andersluidend beding gemaakt overeenkomstig paragraaf 2, brengt hij evenmin in wat zijn kind of zijn afstammeling heeft gekregen.
§ 2. Het kind van de schenker kan zich echter, hetzij in de schenkingsakte, hetzij in een latere overeenkomst gesloten met de schenker en de begiftigde, ertoe verbinden de schenking aan zijn eigen kind in te brengen in de nalatenschap van de schenker, indien hij deze aanvaardt. De artikelen 1100/2 tot 1100/6 zijn op deze verbintenis van toepassing.
De goederen ontvangen door het begiftigde kleinkind worden in de nalatenschap van het kind dat zich heeft verbonden tot inbreng overeenkomstig het eerste lid, behandeld alsof hij de goederen gekregen heeft van deze laatste.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 30, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 846.[
1 De begiftigde die ten tijde van de schenking geen vermoedelijk erfgenaam was, maar erfgenaam is op de dag dat de erfenis openvalt, is eveneens tot inbreng gehouden, onder de voorwaarden bepaald in artikel 843.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 31, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 847.[
1 De afstammelingen die bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen, moeten echter in deze nalatenschap de giften die ze zelf van de overledene hebben gekregen inbrengen, tenzij ze hiervan werden vrijgesteld. [
2 Zelfs ingeval zij diens nalatenschap mochten hebben verworpen, moeten zij ook de giften die hij, van wie ze de plaats vervullen, van de overledene heeft gekregen, inbrengen tenzij hij van inbreng werd vrijgesteld.]
2]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
(
2)<W
2017-07-31/25, art. 32, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 848.[
1 De erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt, mag, indien hij geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, de hem gedane schenking onder levenden behouden, of het hem gemaakte legaat opeisen, ten belope van het beschikbaar gedeelte.
De erfgerechtigde die onwaardig is om te erven, en die geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, mag de gedane schenking onder levenden slechts behouden, of het hem gemaakte legaat slechts opeisen, ten belope van het beschikbaar deel en voor zover de gift niet herroepen wordt.]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 849.[
1 Schenkingen en legaten aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van een erfgerechtigde zijn niet vatbaar voor inbreng.
Zijn de schenkingen en legaten gezamenlijk aan twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden gedaan, van wie slechts één erfgerechtigd is, dan brengt deze laatste de helft daarvan in; zijn de schenkingen en legaten gedaan aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die erfgerechtigd is, dan brengt hij die geheel in.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 33, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 850. Inbreng geschiedt alleen in de nalatenschap van de schenker.
Art. 851. Wat gediend heeft om aan een van de medeërfgenamen een stand te verschaffen of om zijn schulden te betalen, is aan inbreng onderworpen.
Art. 852.[
1 De kosten van voeding, van onderhoud, van opvoeding, van het aanleren van een ambacht, kosten van bruiloft en gebruikelijke geschenken zijn geen giften. De aard van gebruikelijk geschenk wordt beoordeeld op de dag waarop het wordt toegekend en rekening houdend met het vermogen van de beschikker.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 34, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 853.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 35, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 854. (Opgeheven) <W 08-07-1983, art. 1>
Art. 855.[
1 Zelfs wanneer het geschonken goed door toeval is teniet gegaan, is zijn waarde aan inbreng onderworpen overeenkomstig artikel 858.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 36, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 856.[
1 De waarde die overeenkomstig artikel 858 moet worden ingebracht, brengt van rechtswege interesten op aan de wettelijke rentevoet te rekenen van de dag van het overlijden van de beschikker.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 37, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 857. Inbreng is slechts verschuldigd door de medeërfgenaam aan zijn medeërfgenaam; hij is niet verschuldigd aan de legatarissen of aan de schuldeisers van de nalatenschap.
Art. 858.[
1 § 1. Onverminderd [
2 paragraaf 6]
2, geschiedt de inbreng in waarde niettegenstaande elk andersluidend beding, hetzij door mindere ontvangst, hetzij door de betaling aan de massa van de waarde van het geschonken of het gelegateerde goed. De inbreng door mindere ontvangst gebeurt hetzij door vooruitneming, hetzij door verrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar.
Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een deel van gelijke waarde vooraf uit de massa van de nalatenschap. De vooruitnemingen geschieden, zoveel mogelijk, in goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid als het voorwerp van de ingebrachte giften.
Na deze vooruitnemingen worden uit hetgeen in de massa overblijft, zoveel gelijke kavels samengesteld als er deelhebbende erfgenamen of deelhebbende staken zijn.
Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar, dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, geschiedt de inbreng door betaling van het overschot aan de massa. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de massa heeft, wordt het op zijn aandeel in te brengen bedrag slechts aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de massa toekomt.
§ 2. De inbreng van legaten geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het gelegateerde goed op de dag van het openvallen van de nalatenschap.
§ 3. De inbreng van schenkingen geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking, geïndexeerd vanaf deze dag tot op de dag van het overlijden, in functie van de index der consumptieprijzen van de maand van het overlijden van de schenker, met als basisindex deze van de maand waarin de schenking werd gedaan. Er wordt geen rekening gehouden met de vruchten die het geschonken goed heeft opgebracht tussen de dag van de schenking en deze van het overlijden van de beschikker, noch met het voordeel dat de begiftigde heeft gehaald uit het genot van het goed tijdens deze periode.
Van het eerste lid wordt afgeweken wanneer de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom van het geschonken goed niet vanaf de dag van de schenking had. In dat geval, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden van de beschikker, indien de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom verkrijgt op het ogenblik van het overlijden. Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na het overlijden, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden, verminderd met de waarde van de lasten die de uitoefening van het beschikkingsrecht over de volle eigendom verhinderen. Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na de schenking, doch voor het overlijden van de beschikker, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op deze datum, geïndexeerd vanaf deze dag tot de dag van het overlijden overeenkomstig het eerste lid.
§ 4. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking is deze vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, behoudens indien zij manifest onredelijk is gelet op de staat en de toestand van het goed op de dag van de schenking.
§ 5. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een latere overeenkomst gesloten met de schenker en de begiftigde.
De schenker en de begiftigde kunnen overeenkomen dat de inbreng van een schenking bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, zal geschieden volgens de intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking, geïndexeerd zoals bepaald in paragraaf 3, eerste lid. Deze waarde geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een latere overeenkomst gesloten met de schenker en de begiftigde.
De artikelen 1100/2 tot 1100/6 zijn van toepassing op [
2 de overeenkomst waarvan sprake in het tweede lid en]
2 de aanvaarding waarvan sprake in het eerste en het tweede lid.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde verklaring van de erfgenamen ontneemt hen niet het recht om inkorting te vragen overeenkomstig de artikelen 920 tot 928.
§ 6. De erfgenaam die tot de inbreng is gehouden, heeft de mogelijkheid om zijn verplichting uit te voeren door het geschonken goed in natura in te brengen, voor zover dit hem nog toebehoort en dit vrij is van elke last of bezetting, waarmee het nog niet bezwaard was ten tijde van de schenking.
Deze inbreng geeft aanleiding tot de betaling van een opleg ten laste van de massa, indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht de in te brengen waarde zoals bepaald in paragraaf 3 overschrijdt. Indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht lager is dan de in te brengen waarde, is een opleg verschuldigd aan de massa, ten laste van de erfgenaam die tot inbreng is gehouden.]
1 [
2 § 7. Dit artikel is van toepassing niettegenstaande elk andersluidend beding, tenzij in de gevallen waarin dergelijk beding door de wet wordt toegelaten.]
2 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 38, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 61, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 858bis.[
1 § 1. De giften gedaan aan de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende zijn niet vatbaar voor inbreng.
§ 2. Noch de langstlevende echtgenoot, noch de langstlevende wettelijk samenwonende kan de inbreng eisen van giften die aan andere erfgenamen zijn gedaan, ongeacht of deze giften tussen de andere erfgenamen aan inbreng zijn onderworpen of daarvan zijn vrijgesteld.
§ 3. [
2 Bij overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt echter het vruchtgebruik van de goederen die de schenker heeft geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, op voorwaarde dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid heeft en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
De artikelen 745ter tot 745septies zijn op dat vruchtgebruik van toepassing.]
2 § 4. [
2 De langstlevende wettelijk samenwonende die tot de nalatenschap komt ontvangt bij overlijden van de schenker het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad, indien de schenker zich bij de schenking van deze goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, en op voorwaarde dat de wettelijk samenwonende op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid had en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
Artikel 745octies, § 3, is op dat vruchtgebruik van toepassing.]
2 [
2 § 5. Bij het overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad, op voorwaarde dat de schenker zich bij de schenking van die goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking met de schenker wettelijk samenwoonde en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.
De artikelen 745ter tot 745septies zijn op dat vruchtgebruik van toepassing.]
2 [
2 § 6.]
2 De echtgenoot of de wettelijk samenwonende kan aan dat vruchtgebruik verzaken. De artikelen 1100/2 tot [
2 1100/6]
2 zijn van toepassing op die verzaking wanneer ze plaatsvindt bij leven van de schenker.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 39, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 62, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 858ter. [
1 Wanneer de langstlevende echtgenoot recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap, wordt dat vruchtgebruik vastgesteld zoals bepaald in de volgende leden.
Het vruchtgebruik zoals bedoeld in het eerste lid bezwaart de goederen die op de dag van het overlijden aanwezig waren.
Dat vruchtgebruik bezwaart eveneens, onder de voorwaarden bepaald in artikel 858bis, de goederen die door de overledene zijn geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik had voorbehouden.
Dat vruchtgebruik bezwaart eveneens, onder de voorwaarden en overeenkomstig de nadere regels bepaald in titel II, hoofdstuk III, de andere door de overledene geschonken goederen voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten.
In afwijking van het tweede lid, bezwaart dat vruchtgebruik, onder de voorwaarden en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in titel II, hoofdstuk III, de door de overledene gelegateerde goederen enkel voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-07-22/01, art. 63, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 859.[
1 § 1. Om de gelijke behandeling van de mede-erfgenamen in de verdeling te verzekeren, wordt de vaststaande schuld die een mede-erfgenaam tegenover de massa heeft, in de te verdelen massa ingebracht. [
2 De regels betreffende de wijze van inbreng van schenkingen zijn van toepassing op de inbreng van schulden, met uitzondering van de regels betreffende de waardering van schenkingen.]
2 § 2. De inbreng van de schulden geschiedt derhalve hetzij door mindere ontvangst, hetzij door betaling van het verschuldigde bedrag aan de massa.
Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een gelijk bedrag vooraf uit de massa van de nalatenschap.
Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam- schuldenaar, dan dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, blijft de mede-erfgenaam het saldo verschuldigd met toepassing van de voorwaarden en termijnen die voor de oorspronkelijke schuld golden. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de massa heeft, wordt zijn schuld slechts op zijn aandeel aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de massa toekomt.
§ 3. Tenzij ze betrekking heeft op de prijs van verkochte goederen uit de onverdeeldheid, is de schuld pas opeisbaar vanaf het sluiten van de verdelingsverrichtingen. De mede-erfgenaamschuldenaar kan echter beslissen om de schuld eerder te voldoen.
§ 4. De interesten op de schuld lopen door zoals oorspronkelijk was bedongen of beslist. Indien geen interest was bedongen of opgelegd, dan lopen de interesten van rechtswege vanaf het overlijden, aan de wettelijke rentevoet. Indien de schuld tijdens de onverdeeldheid is ontstaan, lopen de interesten van rechtswege vanaf de datum van opeisbaarheid, aan de wettelijke rentevoet.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 40, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 64, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 860.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 861.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 862.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 863.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 864.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 865.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 866.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 867.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 868.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 869.
<Opgeheven bij W
2017-07-31/25, art. 41, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
AFDELING III. - BETALING VAN DE SCHULDEN.
Art. 870. De medeërfgenamen dragen onderling bij in de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt.
Art. 871. De legataris onder algemene titel draagt samen met de erfgenamen daarin bij, naar evenredigheid van hetgeen hij geniet; doch de bijzondere legataris is niet gehouden tot betaling van de schulden en lasten, onverminderd echter de hypothecaire vordering op het vermaakte onroerend goed.
Art. 872. Wanneer onroerende goederen van een nalatenschap bezwaard zijn met renten onder bijzonder hypothecair verband, kan ieder medeërfgenaam eisen dat, voor het samenstellen van de kavels, de renten terugbetaald en de onroerende goederen vrijgemaakt worden. Indien de medeërfgenamen de nalatenschap verdelen in de staat waarin zij zich bevindt, moet het bezwaarde onroerend goed geschat worden op dezelfde voet als de overige onroerende goederen; het kapitaal van de rente wordt van de totale prijs afgetrokken; alleen de erfgenaam in wiens kavel dat onroerend goed valt, blijft belast met de uitkering van de rente, en hij moet zijn medeërfgenamen daarvoor vrijwaren.
Art. 873. De erfgenamen zijn, persoonlijk naar evenredigheid van hun aandeel per hoofd, en hypothecair voor het geheel, gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, onverminderd hun verhaal, hetzij op hun medeërfgenamen, hetzij op de algemene legatarissen, voor het aandeel waarvoor dezen daarin moeten bijdragen.
Art. 874. De bijzondere legataris die de schuld heeft gekweten waarmee het vermaakte onroerend goed bezwaard was, treedt, tegenover de erfgenamen en opvolgers onder algemene titel, in de rechten van de schuldeiser.
Art. 875. De medeërfgenaam of opvolger onder algemene titel, die, ten gevolge van de hypotheek, meer dan zijn aandeel in de gemeenschappelijke schuld betaalde, heeft op de overige medeërfgenamen en opvolgers onder algemene titel geen verder verhaal dan voor het aandeel dat ieder van hen persoonlijk in de schuld moet dragen, zelfs wanneer de medeërfgenaam die de schuld betaalde, zich in de rechten van de schuldeisers heeft doen stellen, onverminderd nochtans de rechten van de medeërfgenaam die, ten gevolge van het voorrecht van boedelbeschrijving, het vermogen mocht hebben behouden om, gelijk ieder andere schuldeiser, betaling van zijn persoonlijke schuldvordering te eisen.
Art. 876. In geval van onvermogen van een der medeërfgenamen of opvolgers onder algemene titel, wordt zijn aandeel in de hypothecaire schuld over alle anderen naar evenredigheid omgeslagen.
Art. 877. De titels die tegen de overledene uitvoerbaar waren, zijn ook tegen de erfgenaam persoonlijk uitvoerbaar; en niettemin kunnen de schuldeisers de tenuitvoerlegging daarvan eerst vervolgen acht dagen na de betekening van die titels aan de persoon of aan de woonplaats van de erfgenaam.
Art. 878. Zij kunnen in elk geval en tegen elke schuldeiser vorderen dat de boedel van de overledene wordt afgescheiden van de boedel van de erfgenaam.
Art. 879. Dit recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, wanneer er schuldvernieuwing in de schuldvordering tegen de overledene heeft plaatsgehad door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen.
Art. 880. Dit recht verjaart ten aanzien van roerende goederen door verloop van drie jaren.
Ten aanzien van onroerende goederen kan de vordering ingesteld worden zolang deze goederen zich in handen van de erfgenaam bevinden.
Art. 881. Schuldeisers van de erfgenaam zijn niet bevoegd om tegen de schuldeisers van de nalatenschap de afscheiding van de boedels te vorderen.
Art. 882. Schuldeisers van een deelgenoot kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten geschiedt, zich ertegen verzetten dat zij buiten hun aanwezigheid gedaan wordt; zij hebben het recht op eigen kosten in de verdeling tussen te komen; tegen een voltrokken verdeling echter kunnen zij niet opkomen, behalve wanneer deze heeft plaatsgehad buiten hen om en met miskenning van een door hen gedaan verzet.
AFDELING IV. - GEVOLGEN VAN DE VERDELING EN VRIJWARING VAN DE KAVELS.
Art. 883. Ieder medeërfgenaam wordt geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap hebben gehad.
Art. 884. De medeërfgenamen moeten elkaar alleen voor die stoornissen en uitwinningen vrijwaren, waarvan de oorzaak vóór de verdeling bestond.
Vrijwaring vindt niet plaats, wanneer de ondergane uitwinning bepaaldelijk is uitgezonderd door een bijzonder en uitdrukkelijk beding van de akte van verdeling; zij houdt op wanneer de medeërfgenaam door eigen schuld uitwinning ondergaat.
Art. 885. Ieder medeërfgenaam is persoonlijk gehouden, naar evenredigheid van zijn erfdeel, zijn medeërfgenaam schadeloos te stellen voor het verlies dat de uitwinning hem heeft veroorzaakt.
Indien een van de medeërfgenamen onvermogend is, wordt het door hem verschuldigde aandeel gelijkelijk omgeslagen over de gevrijwaarde en alle erfgenamen die in staat zijn te betalen.
Art. 886. De vordering tot vrijwaring tegen het onvermogen van de schuldenaar van een rente kan slechts worden ingesteld binnen vijf jaren na de verdeling. Er bestaat geen grond tot vrijwaring wegens het onvermogen van de schuldenaar, wanneer dit pas na het voltrekken van de verdeling is ontstaan.
AFDELING V. - VERNIETIGING VAN DE VERDELING.
Art. 887.Verdelingen kunnen worden vernietigd wegens geweld of bedrog.
[
1 Wanneer een mede-erfgenaam bewijst dat hij voor meer dan een vierde is benadeeld, kan hij tegen de anderen een vordering instellen tot aanvulling van het gedeelte dat hem bij de verdeling is toegekend.
De aanvulling wordt hem in geld toegekend, tenzij de partijen anders overeenkomen.
De vordering tot aanvulling verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de verdeling of, in geval van gedeeltelijke opeenvolgende verdelingen, vanaf de datum van afsluiting van de verdeling.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 42, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 888.[
1 De vordering tot aanvulling is toegestaan tegen elke handeling, ongeacht de benaming ervan, die ertoe strekt de onverdeeldheid onder mede-erfgenamen te doen ophouden. In geval van opeenvolgende gedeeltelijke verdelingen wordt het nadeel slechts beoordeeld bij de afsluiting van de verdeling.
Ingeval de verdeling of de daarmee gelijkstaande handeling deel uitmaakt van een dading, is de vordering niet toegestaan ten aanzien van die dading.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 43, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 889. De vordering is niet toegelaten tegen een verkoop van erfrecht, zonder bedrog aan een medeërfgenaam, op diens risico gedaan door zijn overige medeërfgenamen of door een van hen.
Art. 890. Om te beoordelen of er benadeling geweest is, schat men de goederen op hun waarde ten tijde van de verdeling.
Art. 891.Hij tegen wie een vordering tot vernietiging is ingesteld [
1 op grond van artikel 887, eerste lid,]
1 kan die tegenhouden en een herverdeling beletten, door aan de eiser, hetzij in geld, hetzij in natura, aan te bieden en te verschaffen hetgeen aan diens erfdeel ontbreekt.
----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 44, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 892.De medeërfgenaam die zijn kavel geheel of ten dele vervreemd heeft, is niet meer ontvankelijk tot het instellen van de vordering tot vernietiging wegens bedrog of geweld [
1 op grond van artikel 887, eerste lid,]
1 indien hij de vervreemding gedaan heeft na het ontdekken van het bedrog of het ophouden van het geweld.
----------
(
1)<W
2017-07-31/25, art. 45, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK VII. [
1 Centraal erfrechtregister]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 109, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/1. [
1 § 1. De akten en attesten van erfopvolging die door een notaris worden opgemaakt overeenkomstig artikel 1240bis worden geregistreerd in het centraal erfrechtregister.
§ 2. De Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 68 van de Europese Verordening nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, alsmede de Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig artikel 72, tweede lid, in fine, van dezelfde Verordening, worden geregistreerd in het centraal erfrechtregister.
De correcties, de wijzigingen en de intrekkingen van die Europese erfrechtverklaringen, worden eveneens geregistreerd.
§ 3. De akten houdende de verklaring van verwerping, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 784, worden opgenomen in het centraal erfrechtregister.
§ 4. De akten houdende de verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 793, worden opgenomen in het centraal erfrechtregister.
§ 5. Het centraal erfrechtregister geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 110, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/2. [
1 De akten houdende de verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 793, worden bekendgemaakt door een mededeling in het Belgisch Staatsblad.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 111, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/3. [
1 Het beheer en de inrichting van het centraal erfrechtregister worden toevertrouwd aan de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 112, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/4. [
1 De beheerder wordt, met betrekking tot het in artikel 892/1 bedoelde register, beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 113, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/5. [
1 De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan.".
Deze is meer bepaald belast met :
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens behandelt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de persoonlijke levenssfeer.
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het vormen van het contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 114, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/6.[
1 De toegang tot de gegevens van het centraal erfrechtregister is kosteloos.
Onverminderd het eerste lid, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de gegevens van de akten en attesten van erfopvolging opgemaakt door de Belgische notarissen, van de Europese erfrechtverklaringen, van de verklaringen van verwerping en van de verklaringen van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, [
2 van de aanwijzingen van een curator, en van de aanwijzingen van een beheerder,]
2 die door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat in het centraal erfrechtregister moeten worden opgenomen, de vorm en de nadere regels van de registratie, de nadere regels inzake de toegang tot het register, de andere akten betreffende het erfrecht die kunnen worden opgenomen in het register, de nadere regels van de mededeling in het Belgisch Staatsblad en het tarief van de kosten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 115, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
(
2)<W
2019-05-05/19, art. 126, 030; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art. 892/7. [
1 Het is de beheerder verboden om de gegevens opgenomen in het centraal erfrechtregister te verstrekken aan anderen dan de personen die toegang hebben tot die gegevens zoals bepaald door de Koning ingevolge artikel 892/6.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in het eerste lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 116, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Art. 892/8. [
1 De beheerder staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het register.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 117, 025; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
TITEL II. - SCHENKINGEN ONDER DE LEVENDEN EN TESTAMENTEN.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 893. Men kan op geen andere wijze over zijn goederen om niet beschikken dan bij schenking onder de levenden of bij testament, met inachtneming van de hierna bepaalde vormen.
Art. 894. Een schenking onder de levenden is een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanneemt.
Art. 895. Een testament is een akte waarbij de erflater, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt, en die hij kan herroepen.
Art. 896. Erfstellingen over de hand zijn verboden.
Iedere beschikking waarbij de begiftigde, de benoemde erfgenaam of de legataris ermee belast wordt het geschonkene te bewaren en aan een derde uit te keren, is nietig, zelfs ten aanzien van de begiftigde, de benoemde erfgenaam of de legataris.
(Lid 3 Opgeheven) <W 15-12-1949, art. 28>
Art. 897. De eerste twee paragrafen van bet vorige artikel zijn niet van toepassing op de beschikkingen die bij hoofdstuk VI van deze titel aan ouders en aan broeders en zusters zijn geoorloofd.
Art. 898. De beschikking waarbij een derde tot een schenking, een nalatenschap of een legaat geroepen wordt, ingeval de begiftigde, de benoemde erfgenaam of de legataris deze niet zou verkrijgen, wordt niet beschouwd als een erfstelling over de hand, en is geldig.
Art. 899. Hetzelfde geldt voor beschikkingen onder de levenden of bij testament, waarbij het vruchtgebruik aan de ene en de blote eigendom aan de andere gegeven wordt.
Art. 900. In iedere beschikking onder de levenden of bij testament worden de voorwaarden die onmogelijk zijn, of die met de wetten of met de goede zeden strijden, voor niet geschreven gehouden.
HOOFDSTUK II. - BEKWAAMHEID OM TE BESCHIKKEN OF TE VERKRIJGEN BIJ SCHENKING ONDER DE LEVENDEN OF BIJ TESTAMENT.
Art. 901. Om een schenking onder de levenden te kunnen doen of een testament te kunnen maken, moet men gezond van geest zijn.
Art. 902. Alle personen kunnen beschikken en verkrijgen, hetzij bij schenking onder de levenden, hetzij bij testament, uitgezonderd degenen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.
Art. 903. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren niet bereikt heeft, kan geenszins beschikken, behoudens hetgeen in hoofdstuk IX van deze titel bepaald is.
Art. 904. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.
Art. 905.[
1 Onverminderd de artikelen 903 en 904, kan de persoon die op grond van artikel 492/1 onbekwaam is verklaard om te beschikken, hetzij bij schenking onder de levenden hetzij bij testament, toch beschikken na machtiging, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
Als de vrederechter met toepassing van het eerste lid de beschermde persoon toestaat bij testament te beschikken, kan deze alleen bij authentieke akte een testament maken, zonder dat hij het ontwerp ervan aan de vrederechter moet voorleggen.
In afwijking van het derde lid kan de vrederechter toestaan dat een internationaal testament wordt opgesteld wanneer aan de in artikel 972 bedoelde vormvereisten voor het testament bij openbare a