Equitas est rerum conuenientia que in pari causa, causis paria iura desiderat (Billijkheid is de consistentie tussen gevallen die verlangt dat in gelijke gevallen ook het recht gelijk is).
Vandaag zien we de billijkheid als een aanvullende bron van het recht, een vage vorm van recht veruitwendigd in een rechtsbeginsel van rechtmatigheid en redelijkheid zoals intuitief aangevoeld en ingevuld doch gedragen door een algemeen rechtsgevoel.
Interessant is de definiëring van H. Fittung (Juridische Schriften des früheren Mittelalters, Halle 1876, herdruk Aalen 1965, p. 216), waarbij de "Godsfiguur" vandaag als humanistische abstractie dient gelezen.
"Billijkheid is de consistentie tussen gevallen die verlangt dat in gelijke gevallen ook het recht geljk is. Evenzeer is het "God", van wie gezegd wordt dat Hij in overeenstemming is met hetgeen de billijkheid verlangt. De billijkheid is immers niets anders dan "God". Als een dergelijke billijkheid bij voortduring aanwezig is in de gezindheid van de mens, dan wordt dat gerechtigheid genoemd. Deze gezindheid tot uitdrukking gebracht in een voorschrift, hetzij op schrift hetzij als gewoonte wordt recht genoemd."
Het Latijnse woord voor billikheid is equitas (equity in het Engels), dat in het Nederlands ook kan vertaald worden als "het gelijke"
"Set quia iusticie fons et origo est equitas videamus prius quid sit equitas" (Maar omdat de billijkheid de bron en oorsprong is van gerechtigheid, laten we dan eerst zien wat gerechtigheid is),
"Equitas est rerum conuenientia que in pari causa, causis paria iura desiderat" (Billijkheid is de consistentie tussen gevallen die verlangt dat in gelijke gevallen ook het recht gelijk is.)
"Aequitas lucet per se"
"L'équité brille d'elle-même"
"De billijkheid schittert van zichzelf" (De billijkheid rechtvaardigt zichzelf).
Let wel equitas is het Romeinse begrip voor billijkheid. Aequitas staat voor de godin die de billikheid personifieert.
"Aequitas in omnibus rebus praecipuam esse justitiae aequitatisque quam stricti juris rationem"
"Il est bon en toutes choses que l'on préfère la raison de la justice et de l'équité à celle du droit strict"
Het is beter om te kiezen voor de redelijkheid en de billijkheid, eerder dan voor de strikte toepassing van de wet.
In 314 AD stelde Constantijn de billijkheid bij wet in als hoge bron van het recht:
"Placuit in omnibus rebus praecipuam esse justitiae aequitatisque quam stricti juris rationem".
Aldus stelde Justinianus dat de rechtbanken (die namens de Keizer recht spraken) een wijde discretionaire bevoegdheid heden die zich boven de wet uitstrekte.
In het middeleeuws recht was het rechtspreken een prerogatief van de vorst die eigen recht op eigen rechtsgevoel, billijkheid geheten, kon creëren, waarbij hij deze billijkheid boven de wet, de rechtspraak en de gewoonte kon plaatsen.
Billijkheid die vaak in één adem wordt genoemd met rechtvaardigheid, kan inderdaad resulteren in zeer grote discretionair onrecht.
Eén en ander leert ons dat we met de billijkheid als bron van het recht steeds omzichtig dienen om te gaan, al wordt de billijkheid vandaag niet meer gelezen als de wil van de vorst, maar wel het recht van de partijen, dan wel de wettelijke plicht van de rechter om in een beperkt aantal gevallen naar billijkheid uitspraak te doen.
Vandaag is de billijkheid is een vage vorm van recht veruitwendigd in een rechtsbeginsel van rechtmatigheid en redelijkheid zoals intuïtief aangevoeld en ingevuld doch gedragen door een algemeen rechtsgevoel.
De rechter mag geen uitspraak doen naar billijkheid, behoudens in de gevallen waarin de wet de billijkheid als rechtsbron erkent of wanneer de partijen uitdrukkelijk de billijkheid als bron van het recht erkend hebben. Wanneer pertijen in een arbitrageprocedure de billijkheid niet erkend hebben als criterium op basis waarvan de arbiters uitspraak mogen doen, mogen de arbiters geen uitspraak doen naar billijkheid.
De rechter mag een schadevergoeding enkel naar billijkheid bepalen en uitspreken, wanneer de rechter motiveert waarom de schade enkel naar billijkheid en niet anders kan worden begroot (Cass. 03/01/2013, AR D. 12.0017F).