Deze echtscheidingsprocedure kan ingesteld worden
• ofwel na een bewezen feitelijke scheiding van meer dan 6 maanden;
• ofwel na een eerste verschijning, gevolgd door een tweede verschijning na een bezinningsperiode van 3 maanden (Deze deze termijn kan korter zijn en indien inmiddels partijen langer dan 1 jaar feitelijk gescheiden leven. (art. 229 § 3 B.W. nieuw en art. 1255 § 2 Ger. W. nieuw).
De echtscheiding kan onmiddellijk worden uitgesproken indien op de inleidende zitting, die in raadkamer wordt gehouden, het bewijs kan geleverd worden dat er een er een feitelijke scheiding bestaat tussen de echtgenoten sedert meer dan 6 maanden.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden is de persoonlijke aanwezigheid van de beide partijen vereist (art. 1255 § 6 Ger. W. nieuw).
Het verzoekschrift tot echtscheiding kan worden ondertekend door ofwel de beide echtgenoten ofwel door een advocaat, een advocaat-bemiddelaar, een notaris, of een notaris-bemiddelaar.
Een bemiddelaar die geen advocaat of notaris is mag een dergelijk verzoekschrift tot echtscheiding niet ondertekenen.
procedure:
Artikel 1255 - § 1. Indien de echtscheiding door de partijen gezamenlijk gevorderd wordt op grond van artikel 229, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, wordt het verzoekschrift ondertekend door iedere echtgenoot of ten minste door een advocaat of een notaris.
Als vaststaat dat de partijen sinds meer dan zes maanden feitelijk gescheiden zijn, spreekt de rechter de echtscheiding uit.
Als de partijen niet langer dan zes maanden feitelijk gescheiden zijn, stelt de rechter een nieuwe zitting vast.
Deze heeft plaats op een datum die onmiddellijk volgt op het verstrijken van de termijn van zes maanden, of drie maanden na de eerste verschijning van de partijen.
Tijdens deze zitting spreekt de rechter de echtscheiding uit indien de partijen hun wil hiertoe bevestigen.
Wanneer de rechter de echtscheiding uitspreekt, homologeert hij desgevallend de tussen de partijen gesloten akkoorden.
§ 2. Indien de echtscheiding gevorderd wordt door één van de echtgenoten met toepassing van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, spreekt de rechter de echtscheiding uit als hij vaststelt dat de partijen sinds meer dan één jaar feitelijk gescheiden zijn.
Als de partijen niet langer dan een jaar feitelijk gescheiden zijn, stelt de rechter een nieuwe zitting vast.
Deze heeft plaats op een datum die onmiddellijk volgt op het verstrijken van de termijn van een jaar, of een jaar na de eerste zitting. Tijdens deze zitting spreekt de rechter de echtscheiding uit indien een van de partijen erom verzoekt.
§ 3. Indien de echtscheiding gevorderd wordt door één van de echtgenoten en de andere echtgenoot in de loop van de procedure zich met die vordering akkoord verklaart, wordt de echtscheiding uitgesproken, mits het respecteren van de in § 1 bedoelde termijnen.
§ 4. De feitelijke scheiding van de echtgenoten kan aangetoond worden door alle wettelijke middelen, met uitzondering van de bekentenis en de eed, en onder andere door voorlegging van een getuigschrift van woonplaats waaruit inschrijvingen op verschillende adressen blijken.
§ 5. Indien de echtscheiding door een van de partijen gevorderd wordt met toepassing van artikel 229,§ 1, van het Burgerlijk Wetboek, en het bewijs van de onherstelbare ontwrichting geleverd is, kan de rechter de echtscheiding dadelijk uitspreken.
§ 6. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden is de persoonlijke verschijning van de partijen vereist in geval van een gezamenlijke vordering gebaseerd op artikel 229, § 2 van het Burgerlijk Wetboek, in de andere gevallen is de persoonlijke verschijning van de verzoekende partij vereist.
De zitting heeft in elk geval plaats in raadkamer.
Onverminderd artikel 1734 poogt de rechter de partijen te verzoenen. Hij verstrekt hen alle nuttige inlichtingen over de rechtspleging en met name over het nut een beroep te doen op de bemiddeling waarin het zevende deel van dit Wetboek voorziet. Hij kan de schorsing van de procedure bevelen teneinde de partijen de mogelijkheid te bieden alle nuttige inlichtingen dienaangaande in te winnen.
De duur van de schorsing mag niet meer bedragen dan één maand.
§ 7. Als een echtgenoot zich in een toestand van krankzinnigheid of van diepe geestesgestoordheid bevindt, wordt hij als verweerder vertegenwoordigd door zijn voogd, zijn voorlopige bewindvoerder of, bij gebreke van dezen, door een beheerder ad hoc die vooraf door de voorzitter van de rechtbank aangewezen wordt op verzoek van de eisende partij.
praktijk oplossingen:
Wanneer de partijen meer dan zes maand feitelijk gescheiden zijn zal de rechter de echtscheiding uitspreken. wanneer de partijen niet langer dan zes maanden feitelijk gescheiden zijn zal de rechter het verzoek niet afwijzen maar zal hij de zaak verdagen naar een volgende zitting. Deze zitting zal principieel plaatsvinden na het verstrijken van een termijn van 3 maanden. indien de partijen evenwel bijeen na zes maanden feitelijk gescheiden zijn zal de rechter de zaak uitstellen nadat deze termijn van zes maanden bekomen is. Wanneer bijvoorbeeld de partijen vijf maanden en twee weken feitelijk gescheiden zijn, zal een uitstel op 14 dagen volstaan voor de tweede verschijning.
Maar het is ook mogelijk dat de partijen nog maar 1 maand de feitelijk gescheiden zijn. in dit geval dient de rechter de zaak uit te stellen op drie maanden en kan de echtscheiding in dit geval dus definitief zijn na vier maanden, zelfs indien aldus de feitelijke scheiding van zes maanden niet bereikt werd.
De partijen zijn niet verplicht om alle geschilpunten op het ogenblik van de verschijning geregeld te hebben. Zij kunnen deze perfect laten regelen. Indien de partijen gehele of gedeeltelijke akkoorden hebben afgesloten laten zijn deze homologeren tijdens deze zitting
overgangsrecht:
De periode van feitelijke scheiding die voorafgaat aan de inwerkingtreding van de nieuwe echtscheidingswet (01-09-07) kan mee in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de duur van de feitelijke scheiding waarmee de nieuwe wet rekening houdt (artikel 42 van de wet van 27 april 2007)