Afschaffing van de levenslange straf tot betaling van persoonlijk onderhoudsgeld.
Het levenslang onderhoudsgeld is niet meer van deze tijd.
Ook in het insolventierecht heeft men schuldenaars met een onbetaalbare schuldenlast de mogelijkheid geboden om niet levenslang in de uitzichtloze armoede gebukt te gaan onder een schuldenlast.
Men was het er over eens dat het recht op uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding afgegrendeld diende te worden teneinde mogelijke misbruiken te vermijden.
De wetgever beoogde te vermijden dat de echtscheiding als een “win for life” zou beschouwd worden.
In dit verband kan verwezen worden naar P. Senaeve, F. Swennen en G. Verschelde, het hervorming van het echtscheidingsrecht, nr. 102 en J. Gerlo, handboek voor familierecht, 545.
De nieuwe echtscheidingswet heeft dan ook een maximumduur bepaald voor de onderhoudsverplichting, lees de persoonlijke onderhoudsverplichting die dient bepaald te worden in de duur tot maximaal de duur van het huwelijk.
In de rechtsleer bestaat er discussie over wanneer de maximum duur van de uitkering begint te lopen.
Vermits de wetgever dit vertrekpunt niet uitdrukkelijk heeft bepaald.
Volgens sommigen loopt deze termijn vanaf de datum dat de uitkering voor het eerst werd toegekend.
De meerderheid van de rechtsleer stelt evenwel dat de maximumtermijn steeds begint te lopen vanaf de datum van de ontbinding van het huwelijk, wat ook de voorkeur van de rechtspraak geniet.
De behoeftige ex-echtgenoot moet immers zicht krijgen op de termijn dat deze uiteindelijk terug economisch zelfredzaam moet zijn en hiervoor dient gestimuleerd te worden.
Tevens dient ook vermeden te worden dat de onderhoudschuldenaar van zijn kant al te lang in de onzekerheid zou blijven aangaande de duur van zijn alimentatieplicht.
Het meerderheidsstandpunt is dan ook dat de datum van de ontbinding van het huwelijk klaar en duidelijk een vertrekpunt is van de maximumduur van de onderhoudsplicht voor het persoonlijk onderhoudsgeld van de behoeftige ex-huwelijkspartner.
Weliswaar kan dit in bepaalde situaties onbillijk zijn, waarvan kan afgeweken worden in geval van buitengewone omstandigheden die een rechtvaardiging zouden zijn om de onderhoudskering te verleggen, zoals dit voorzien werd in artikel 301 par. 4, 2de lid B.W.
Met wat met de oude echtscheidingen?
In de oorspronkelijke versie van de wet werd het onderhoudsgeld ook voor de oude echtscheidingen in tijd beperkt. Echter deze bepaling werd vernietigd door een arrest van het Grondwettelijk hof op basis van de overweging dat verworven rechten niet zomaar kunnen afgenomen worden. Het Grondwettelijk hof bepaalde dat wie gescheiden is onder de oude wet blijft genieten van een alimentatie van onbepaalde duur.
De nieuwe wet beperkt de duur van de alimentatie in de tijd. Wie vier jaar getrouwd is geweest, krijgt nog vier jaar onderhoudsgeld. Wie 20 jaar getrouwd is geweest, krijgt 20 jaar. De wet van 2007 bepaalde echter ook dat de oude alimentatieregelingen dienden te worden teruggeschroefd. Dat kan volgens het Grondwettelijk Hof niet.
Dit doet de deur dicht om zelfs dan nog desgevallend een beperking van de duurtijd te gaan uitspreken.
Aldus kunnen situaties ontstaan waardoor in de huidige wetgeving, rekeninghoudende met de oude echtscheidingswet en de echtscheidingen die in het verleden voor 01.09.2007 werden toegestaan, een onderhoudsplichtige levenslang, 30 jaar of meer dient verder te betalen voor zijn ex-huwelijkspartner.
Zulk een straf wordt een doorsneecrimineel in de regel zelfs niet opgelegd.
Dit belet niet dat de rechter de wet dient te respecteren en derhalve het probleem op een andere wijze zal dienen te benaderen door onder meer rekening te houden met de ouderdom van de onderhoudsplichtige, zijn medische problemen, de economische crisis, zijn nieuwe sociale toestand, zijn nieuwe lasten.
Een onderhoudsplichtige die reeds jarenlang gebukt gaat onder een zware onderhoudsplicht en daarvoor soms meerdere jobs of meerdere overuren dient uit te voeren, breekt op een bepaald ogenblik.
De burn-out kan in heel wat gevallen toeslaan en dit meestal op een leeftijd tussen de 45 en de 55 jaar.
Hierdoor kan een periode van tijdelijk inkomstenverlies of zelfs blijvend inkomstenverlies ontstaan waarmee de rechter kan rekening houden.
Anderzijds wordt er vaak in heel wat sectoren en zeker voor mensen die zowel op het werk als in hun privéleven zware stress ondervinden besloten om het wat kalmer aan te gaan doen en hiervoor bereid zijn om een minder loon te bekomen.
Dit is een legitieme beslissing die niet te verwarren valt met een vrijwillige beslissing tot vermindering van de inkomsten die aldus de onderhoudsgerechtigde schaart.
Dit is een beslissing die respect heeft voor het leven van de onderhoudsplichtige en zijn fysieke en psychische draagkracht.
Meer zelfs, men kan zich de vraag stellen of de onderhoudsplichtige, indien hij nog gehuwd zou zijn met de onderhoudsgerechtigde op een leeftijd van bijvoorbeeld 55 jaar niet ook een vrijwillige beslissing zou hebben genomen tot arbeidsduurverkorting met loonvermindering.
Op basis van deze gronden kan een rechter dus perfect overgaan tot vermindering van de onderhoudsbijdrage gelet op de gewijzigde situatie.
Verder stelt zich de vraag of er na jaren van echtscheiding nog rekening kan worden gehouden met het feit dat de onderhoudsplichtige een nieuwe relatie is aangegaan en hieruit de voordelen van de samenwoonst plukt bij de bepaling van het onderhoudsgeld.
Zelfs de rechtspraak beschouwt deze vraag filosofisch in die zin dat de wetgever deze vraag stilzwijgend heeft beantwoord in de nieuwe echtscheidingswet.
De wetgever heeft nu uitdrukkelijk de onderhoudsbijdrageplicht van een ex-partner beperkt in de tijd.
Met andere woorden de ex-partner en de mogelijke schuldige aan de echtscheiding mag niet meer eeuwig financieel gestraft worden volgens de wetgever.
Dezelfde redenering mag dan ook gevolgd worden voor het nieuwe leven.
Het huwelijk is achter de rug, de echtscheiding is voorbij, beide partijen hebben een nieuw leven en binnen dat nieuwe leven mag een eventuele nieuwe partner ook niet mee het financieel slachtoffer worden van een vroegere en oude echtscheiding uit lang vervlogen tijd.
Een werkwijze die dan ook gehanteerd kan worden bij de vermindering van het onderhoudsgeld is na te gaan hoeveel de inkomsten bedroegen op het ogenblik van de echtscheiding en deze te vergelijken met de actuele inkomsten zodat men een berekening bekomt, zijnde een percentage van het oorspronkelijk inkomen.
Wanneer er een lange periode is tussen de echtscheiding en de periode waarop men tot herziening overgaat, is het evenwel aangewezen deze bedragen te indexeren.
Men kan inderdaad een maandbedrag van 10 jaar geleden niet vergelijken met een maandbedrag vandaag.
Daarom dient men bij de berekening van de vergelijking tussen de 2 inkomsten, het oorspronkelijke bedrag aan te passen en dus te verhogen aan de huidige index.
Wanneer men dan de actuele inkomsten deelt door de inkomsten op het ogenblik van de echtscheiding zoals aangepast aan de index en deze uitkomst vermenigvuldigt met 100 komt men aan het percentage waarmee het onderhoudsgeld kan verminderd worden.