Artikel 411 bepaalde dat de voogd en de toeziende voogd geen goederen van de pupil konden verkrijgen behalve in de gevallen bepaald in dit artikel en deze uitzonderingen vermelden de ruil van de onroerende goederen niet.
Dus ook de ruil viel onder de term ‘verkrijging en valt dus onder de verbodsbepalingen van artikel 411 B.W.
Een ruil tussen pupil en toeziende voogd was derhalve uitgesloten (C. Debusschere, nieuw artikel 4011: ‘Is ruil van goederen tussen een minderjarige en zijn voogd of toeziende voogd wettelijk mogelijk of daarentegen wettelijk absoluut verboden?’, T. Not. 2002, 190-201; T. Wuyts, Vermogensbeheer door ouder(s), voogd en voorlopig bewindvoerder, Intersentia, 2005, 231, nr. 462).
Het was daarbij van geen tel of de toeziende voogd ingevolge de ruil de goederen in eigen naam zou ‘verkrijgen’ dan wel gemeenschappelijk of in onverdeeldheid samen met zijn echtgenote.
Met kon zich bovendien de vraag stellen of het voordeel van de ruil niet eerder een voordeel van derden is dan een voordeel van de pupil.
Bron en inspiratie voor deze bijdrage zie Vredegerecht Bree, 18.11.2010, Tijdschrift van de Vrederechters, 2013, 7-8, pagina 399 met noot van G. Verschelden, de onmogelijkheid tot ruil van onroerende goederen tussen de verlengd minderjarige en zijn toeziende voogd.
Edoch
Op 1 juni 2014 werd het statuut van de verlengde minderjarigheid en de bijstand door een gerechtelijk raadsman opgeheven en geïntegreerd in een algemeen beschermingsstatuut, met het voorlopig bewind als basis.
Dit 'voorlopig bewind' laat de vrederechter toe om een bescherming op maat te moduleren waarbij in de eerste plaats naar de mogelijkheden van de betrokkene wordt gekeken.
De rechter beslist voor welke beslissingen de te beschermen persoon bescherming en begeleiding nodig heeft van een bewindvoerder. Hierbij wordt aandacht geschonken aan het onderscheid tussen handelingen die de persoon raken en handelingen die betrekking hebben op het beheer van goederen. De bewindvoerder kan maar moet niet dezelfde persoon zijn voor beide soort handelingen. Er kan dus een bewindvoerder zijn voor de persoonsgebonden zaken en een andere voor de handelingen met betrekking tot het vermogen.
De aanstelling van een vertrouwenspersoon is mogelijk maar niet verplicht
De figuur van de toeziende voogd afgeschaft.
De oude en inmiddels afgeschafte regeling met betrekking tot de verlengde minderjarigheid voorzag dat als iemand met een beperking achttien jaar werd en kon beslist worden om de minderjarigheid te verlengen. Door deze verlengde minderjarigheid werden deze mensen volledig handelingsonbekwaam en konden deze dus ook niet trouwen.
Deze regeling werd vervangen door de nieuwe alomvattende regeling van het voorlopig bewind bij wet van 1 juni 2014.
De vrederechter benoemt de bewindvoerder op vraag van de ouders, of dichte familieleden of verzorgenden.
De vrederechter zal geval per geval en handeling per handeling kunnen oordelen over onbekwaamheid, bekwaamheid of bekwaamheid met bijstand.