Het echtscheidingsvonnis of -arrest op grond van onherstelbare ontwrichting werkt wat de goederen van de echtgenoten betreft terug tot op de datum van de inleiding van de vordering tot echtscheiding.
Zijn er meerdere echtscheidingsvorderingen (pluraliteit aan vorderingen) dan werkt het echtscheidingsvonnis of -arrest terug tot aan de inleiding van de eerste vordering (art. 1287 Ger.W).
Door de ontbinding van een huwelijksvermogensstelsel met een gemeenschap van goederen, ontstaat tussen de gewezen echtgenoten een post communautaire onverdeeldheid, die de goederen bevat die deel uitmaakten van de gemeenschap op het ogenblik waarop de ontbinding van het huwelijk tussen de echtgenoten terugwerkt, evenals de vruchten die deze goederen nadien hebben opgebracht.
Het gemeenschappelijk vermogen wordt vanaf de inleiding van de vordering tot echtscheiding omgezet in een post communautaire onverdeeldheid. Deze onverdeeldheid maakt een onverdeeldheid naar naar gemeen recht uit.
In het kader van het vereffenen en verdelen van deze onverdeelde boedel wordt overeenkomstig artikel 1430, tweede en derde lid BW vooraf voor elke echtgenoot een rekening opgemaakt van de vergoedingen tussen het gemeenschappelijk vermogen en diens eigen vermogen. Daarna wordt overgegaan tot het verrekenen van de lasten en de verdeling van de nettobaten. De gewezen echtgenoten ontvangen dus slechts het nettoaandeel na betaling van de gemeenschappelijke schulden en de verrekening van de vergoedingen.
Indien een goed uit de boedel wordt verkocht, vervangt de prijs dat goed in de boedel. Er is dan sprake van een verkoop voor rekening van de boedel.
De veiling van een niet behoorlijk te verkavelen onroerend goed is een verrichting welke aan de verkaveling voorafgaat.
De de verkoop geschiedt voor rekening van de «boedel». «de schuldvordering van de prijs» valt aldus in de te verdelen activa om aan de gewone regelen der verdeling te worden onderworpen».
De opbrengst van de verkoop van een goed dat behoort tot de post-communautaire onverdeeldheid komt dus terecht in de onverdeeldheid, om daar eerst aan de regels van de vereffening-verdeling van de huwgemeenschap te worden onderworpen.
Waar algemeen wordt aanvaard dat men een goed van de onverdeelde boedel kan verdelen, hoewel de overige goederen van de boedel nog in onverdeeldheid zijn, kan dit slechts op voorwaarde dat alle deelgenoten daarmee instemmen (R. Jansen, «Art. 815 BW» in Comm.Erf. 2011, 15; J. Vananroye, Onverdeelde boedel en rechtspersoon, Antwerpen, Biblo, 2014, 135, nr. 206 e.v.). Te dezen stemde de eiseres duidelijk niet in met een dergelijke partiële verdeling.
Met voorlopig genot en ongelijke verdeling van de kosten van de gezinswoning kan bij de vereffening-verdeling rekening worden gehouden.
Krachtens art. 577-2, § 3 BW heeft de mede-eigenaar deel in de rechten en draagt hij bij in de lasten van de eigendom naar verhouding van zijn aandeel.
Krachtens art. 577-2, § 5 BW heeft de mede-eigenaar recht op het gebruik en het genot van de gemeenschappelijke zaak, overeenkomstig haar bestemming en in zoverre zulks verenigbaar is met het recht van zijn deelgenoten.
Hieruit volgt dat de deelgenoot die alleen het genot van een onverdeeld goed heeft gehad, voor dit uitsluitend genot aan de deelgenoten een vergoeding verschuldigd is.
Deze vergoeding is verschuldigd zolang de deelgenoot de andere deelgenoten niet in de mogelijkheid stelt hun recht van genot uit te oefenen.
Deze onverdeeldheid bestaat uit de activa en passiva die voorhanden die waren in het gemeenschappelijk vermogen op het ogenblik van de ontbinding, vermeerderd met de de vruchten, meerwaarden en opbrengsten uit de exploitatie van de onverdeelde goederen. Bij de passiva worden de beheerskosten of kosten inzake de vereffening-verdeling gevoegd.
Krachtens artikel 1278, eerste lid Ger.W. heeft het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken ten aanzien van derden, gevolg vanaf de melding van dit vonnis of arrest op de huwelijksakte of vanaf de opmaak van de akte van echtscheiding. De echtscheiding wordt dus tegenstelbaar aan derden vanaf de overschrijving van het echtscheidingsvonnis in de registers van de burgerlijke stand.
De gemeenschapsschuldeisers die tijdens het huwelijk beslag konden leggen op gemeenschapsgoederen, kunnen na echtscheiding nog steeds beslag leggen op goederen van de post-communautaire onverdeeldheid. De eerste in gemeenverklaring opgeroepen partij kon dus als gemeenschappelijke schuldeiser overgaan tot het leggen van uitvoerend beslag.
Ook de persoonlijke schuldeisers van een van de echtgenoten, hetzij met betrekking tot eigen huwelijkse schulden, hetzij met betrekking tot schulden ontstaan na echtscheiding, kunnen beslag leggen op elementen van de ontbonden huwgemeenschap. Zij hoeven de verdeling niet af te wachten om tot beslag over te gaan, maar dat beslag kan evenwel geen voortgang vinden tot na de verdeling en bij die verdeling zullen zij de gemeenschapsschuldeisers moeten laten voorgaan.
De door de wetgever ingestelde volgorde van de vereffeningsverrichtingen heeft immers tot gevolg dat de gemeenschapsschuldeisers en de vergoedingsgerechtigde echtgenoot voorrang genieten op de persoonlijke schuldeisers van de echtgenoten. De schuldeisers die zich niet kunnen verhalen op het gemeenschappelijk vermogen, maar slechts op het aandeel van hun schuldenaar in de boedel zullen, om dat aandeel te bepalen, dus eerst de vereffening-verdeling van de huwelijksgemeenschap moeten laten plaatsvinden.
De wettelijke regeling tot vereffening-verdeling van een post-communautaire onverdeeldheid of een nalatenschap, die onvrijwillige onverdeeldheden uitmaken, raakt als zodanig niet de openbare orde raakt en is evenmin van dwingend recht (Cass. 16 maart 2006, Arr.Cass. 2006, 637 en RW 2006-07, 1273).
Het staat de deelgenoten dan ook vrij regelingen te treffen over die onvrijwillige onverdeeldheid (lees tot tijdelijk behoud ervan).
Er zijn geen beperkingen inzake het ogenblik waarop de regeling wordt getroffen. Een dergelijke regeling kan gebeuren na het ontstaan van de onvrijwillige onverdeeldheid. Zo kan na ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel de echtgenoten regelingen treffen waarbij bepaalde vermogenselementen (voorlopig) in onverdeeldheid blijven. Dergelijke afspraken kunnen ook vastgesteld in de regelingsakte EOT. Een dergelijke regeling die uitwerking krijgt bij ontbinding van het huwelijk kan ook in een huwelijksovereenkomst worden vastgelegd maar ook bij het sluiten van het huwelijk hetzij tijdens de werking van het stelsel. Er is geen beletsel om dus voorafgaand aan de echtscheiding de verdeling te regelen.
Indien de partijen de bedoeling om bij ontbinding van het stelsel een definitieve dan wel onmiddellijke beslissing over de verdeling uit te stellen middels een respijttermijn bv. om realisatiemogelijkheden te bekijken of om (een van) de echtgenoten de kans te geven zich te behoorlijk herorganiseren, dan gaat het om een pactum van onverdeeldheid. Blijkt echter dat het de bedoeling is om bij ontbinding van het stelsel een bepaald vermogenselement met een specifieke doelstelling in onverdeeldheid te houden, dan gaat het om een conventionele onverdeeldheid.
Een regeling tot behoud van een deze onverdeeldheden kan zowel kan bij wijze van een pactum van onverdeeldheid als bij wijze van een conventionele onverdeeldheid. Bij een pactum, is er sprake van toevallige of onvrijwillige onverdeeldheid en geldt de beperking van artikel 815, tweede lid oud BW dat dit slechts kan worden bedongen voor een maximale termijn van vijf jaar. bij een conventionele onverdeeldheid is artikel 815 oud BW niet van toepassing. In dit geval gelden de contractuele bepalingen qua duurtijd en opzegging.
Let wel vóór de ontbinding van het stelsel kan er omtrent een vermogenselement uit het gemeenschappelijk vermogen nog niet worden worden vereffend en verdeeld. Dat zou immers neerkomen op een (partiële) vereffening-verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, wat enkel mogelijk is bij ontbinding van het stelsel.