Vaak wordt vergeten dat het aanvaarden van een schenking een impliciete "onderhoudsplicht" doet ontstaan ten belope van het geschonkene ten behoeve van de behoeftige schenker.
Iin feite betreft één en ander geen zuivere onderhoudsplicht maar een sanctie beperkt tot de herroeping van de schenking indien er ten belope van de schenking geen levensoderhoud wordt verschaft aan een schenker die behoeftig is geworden.
Volgens artikel 955 B.W. kan een schenker de schenking laten herroepen wanneer de begiftigde weigert levensonderhoud te verschaffen. Deze eis dient dan wel ingesteld te worden binnen het jaar te rekenen van de dag waarop de weigering plaatsvindt. De erfgenamen van de schenker kunnen evenwel geen vordering meer instellen tegen de begiftigde tenzij deze overleden is binnen het jaar van de weigering of voor zover de eis reeds door de schenker was ingesteld.
Om deze vordering in te stellen dient er wel sprake te zijn van een strikte behoeftigheid. Hiertegenover moet dan een ongerechtvaardigde zuivere weigering staan om onderhoudsuitkering te betalen.
De begiftigde zou op gerechtvaardige wijze kunnen weigeren door aan te tonen dat de schenker onderhoud kan bekomen van personen die ten aanzien van hem onderhoudsplichtig zijn. De weigering zou eveneens gerechtvaardigd zijn wanneer het onderhoudsgeld het netto-actief van de schenking zou overtreffen of wanneer de begiftigde niet meer in staat zou zijn om onderhoud te verschaffen.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek
Art. 955. Een schenking onder de levenden kan alleen in de volgende gevallen wegens ondankbaarheid herroepen worden :
1° Indien de begiftigde een aanslag op het leven van de schenker heeft gepleegd;
2° Indien hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen;
3° Indien hij weigert hem levensonderhoud te verschaffen.
Art. 956. Herroeping wegens niet-vervulling van de voorwaarden of wegens ondankbaarheid heeft nooit van rechtswege plaats.
Art. 957.De eis tot herroeping wegens ondankbaarheid moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf waarvan de schenker de begiftigde beschuldigt, of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn.
[1 De schenker kan de herroeping vorderen tegen de begiftigde, en, na zijn overlijden, tegen zijn erfgenamen.]1
[1 De erfgenamen van de schenker kunnen de herroeping enkel vorderen indien :
1° de schenker de eis reeds had ingesteld;
2° de schenker overleden is binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn;
3° de schenker overleden is zonder dat het misdrijf hem bekend kon zijn; de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het overlijden, hetzij van de dag waarop het misdrijf hen bekend kon zijn, hetzij van de dag waarop de schenking hen bekend kon zijn.]1
----------
(1)<W 2012-12-10/14, art. 33, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 958. Herroeping wegens ondankbaarheid doet geen afbreuk aan de door de begiftigde gedane vervreemdingen, noch aan de hypotheken en andere zakelijke lasten waarmee het geschonken goed door hem mocht zijn bezwaard, mits een en ander geschied is vooraleer het uittreksel uit de eis tot herroeping is ingeschreven op de kant van de bij artikel 939 bevolen overschrijving.
In geval van herroeping wordt de begiftigde veroordeeld tot teruggave van de waarde der vervreemde goederen, gelet op het tijdstip van de eis, en tot teruggave van de vruchten, te rekenen van de dag van deze eis.
Art. 959. Schenkingen ten voordele van het huwelijk kunnen niet wegens ondankbaarheid worden herroepen.
art. 960 tot 966 werden opgeheven ingevolge wet van 31 maart 1987