Moet een schuldenaar de hoge bijkomende kosten die een gerechtsdeurwaarder aanrekent betalen?
Krachtens artikel 1024 van het Ger.W. zijn de kosten van tenuitvoerlegging ten laste van de schuldenaar ten aanzien van wie wordt uitgevoerd.
Krachtens artikel 519 Ger.W., zijnde een bepaling van de openbare orde, stelt de Koning een tarief vast van alle akten van gerechtsdeurwaarders en van de vergoedingen voor reiskosten (Cassatie, 10.09.1975, RW, 1975-1976, 2517; H. Jespers en W. Weckhuysen, “Artikel 519” in Comm. Ger. 2008, pagina 9).
Voormelde bepalingen vinden mede uitvoering in hun KB van 30.11.1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke- en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen.
Dit KB gaat geenszins de grenzen van voormelde wettelijke basis te buiten waar het ondermeer een dossierrecht, kosten van nazicht van beslagberichten, kosten van opvraging/opzoeking van informatie en inningsrechten/kwijtingsrechten concretiseert als kosten van tenuitvoerlegging ten laste van de schuldenaar ten aanzien van wie wordt uitgevoerd.
Dit is natuurlijk anders wanneer het gaat om een buitengerechtelijke invordering via de gerechtsdeurwaarder, te meer daar de wet van 20.12.2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument in artikel 3 § 2 en 5 verbiedt om niet-wettelijk of conventioneel bepaalde bedragen in te vorderen ten laste van de consument in de zin van artikel 2 § 1, ten derde (Vred. Bree, 07.06.2007, RW 2008-2009, 123; Vred. Zandhoven, 15.05.2007, ius & actores, 2008, 149 met noot Leroy, noot onder Vredegerecht Zandhoven ius & actores, pagina 150-154, nr. 2-6; Leroy “Le prévision du coût de la justice – l’information préalable – Les barèmes et les tarifs – Le point de vue de huissier de justice in G. De Leval, L’accès à la justice, Luik, Anthemis, 2007, pag 81-91, nr. 28-33 ; Leroy, Les émoluments frais et d’débours des huissiers de justice : entre réalités antinomiques et paradoxe anachronique ? – P. Remière partie, ius & actores 2007, 47.
Wanneer een schuldeiser met een uitvoerbare titel tot gedwongen uitvoering wil overgaan is hij verplicht om een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder.
De gedwongen uitvoering komt exclusief toe aan gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar (artikel 516-517 Ger.W. en E. Dierix en K. Broeckx, beslag in APR 2010, pag 85-86, nr. 102).
De kosten van uitvoering zijn krachtens artikel 1024 ten laste van de schuldenaar ten aanzien van wie wordt uitgevoerd.
Het KB van 30.11.1976 biedt wetsconforme precisering. Het is niet omdat artikel 519 Ger.W. het enkel heeft over akten van gerechtsdeurwaarders en vergoeding voor reiskosten dat de Koning niet meer algemeen kosten van tenuitvoering zou kunnen tariferen.