Begrip
Dading is een schriftelijk contract, waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen, of een toekomstig geschil voorkomen met wederzijdse toegeving
Geschillen kunnen opgelost worden door een uitspraak van de rechter, of door de uitspraak van een door hen gekozen derde (arbitrage) of met hulp van een derde (bemiddeling).
Wanneer partijen zelf of met de hulp van een derde een bestaand conflict willen oplossen of een toekomstig geschil wensen te voorkomen middels wederzijdse toegevingen, kunnen zij een dading sluiten. Hierdoor wordt het geschil definitief beslecht. Na een dading kan een partij zich niet meer richten tot de rechter ter beslechting van het geschil. Doet een partij dit toch dan kan de wederpartij de exceptie van dading inroepen, zijnde het verweer waarbij wordt ingeroepen dat het geschil reeds definitief werd beëindigd door de dading en de rechter aldus geen rechtsmacht meer heeft.
Uitvoerbaarheid
Anderzijds is een onderhandse dading niet rechtstreeks uitvoerbaar. Indien een partij weigert de dading uit te voeren kan tegen haar een vordering ingesteld worden op basis van artikel 1184 burgerlijk wetboek. Een dading is namelijk een wederkerig contract waarbij de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen is voor het geval dat een van de partijen haar verbintenissen niet nakomt. In dit geval is het contract niet van rechtswege ontbonden. De partijen jegens wie de verbintenissen niet is uitgevoerd, heeft de keuze om ofwel de andere partij de noodzaak in de overeenkomst uit te voeren, wanneer de uitvoering mogelijk is, ofwel de ontbinding van de overeenkomst te vorderen, met schadevergoeding. De ontbinding moet in rechte gevorderd worden en aan de verweerder kan naargelang van de omstandigheden uitstel worden verleend (zie artikel 1184 burgerlijk wetboek.
Niets belet dat partijen in deze procedure van de dading afwijken en een akkoordconclusie opstellen inhoudende andere termen, inhoudende een ander akkoord. Krachtens artikel 1134 lid twee burgerlijk wetboek kan elke dadingsovereenkomst in onderling akkoord tussen de partijen herroepen worden. Een akkoordconclusie dient als een overeenkomst aanzien die een dergelijke herroeping van een dading kan inhouden. Zie ter zake hof van beroep te Gent 28 juni 2007.
Krachtens art. 2053, eerste lid BW kan een dading vernietigd worden wanneer er dwaling heeft plaatsgehad in de persoon of omtrent het voorwerp van het geschil. Onder dwaling omtrent het voorwerp van het geschil in de zin van deze bepaling dient te worden verstaan een dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak die het voorwerp van het geschil is, namelijk een dwaling omtrent het bestaan of de aard van de subjectieve rechten die het voorwerp van het geschil uitmaken, maar niet een dwaling omtrent de omvang van die rechten (Cass. 21 december 2018, RW 2019-2020 812).
Dading vereist een geschil
De vereiste van een geschil vormt een noodzakelijke voorwaarde van de dading. Partijen sluiten immers een dading net om een bepaald geschil op te lossen, preventief of curatief. De notie van geschil uit artikel 2044 oud BW mag in elk geval niet worden beperkt tot het begrip «geding» in de zin van het gerechtelijk recht, waarbij partijen een procedure voor een rechter voeren. Opdat er dus van een dading sprake zou zijn, is het vereist dat de partijen er subjectief tegenstrijdige beweringen op na houden, hoe objectief ongegrond ook. De notie van geschil kan immers als een subjectieve ervaring van een van de partijen worden gezien, waarbij sprake is van een conflict tussen twee of meer partijen indien ten minste een van de partijen zich ergert of gehinderd voelt door de andere partij.
Dadingen zijn van strikte interpretatie.
Overeenkomstig artikel 2048 oud BW blijven dadingen beperkt tot hun voorwerp: wordt daarbij afstand gedaan van alle rechten, vorderingen en eisen, dan geldt zulks alleen voor hetgeen betrekking heeft op het geschil dat tot de dading aanleiding heeft gegeven.
Artikel 2049 oud BW bepaalt verder dat dadingen slechts de geschillen regelen die daarin zijn begrepen, hetzij partijen hun bedoeling in bijzondere of in algemene bewoordingen hebben uitgedrukt, hetzij die bedoeling als een noodzakelijk gevolg wordt afgeleid van hetgeen is uitgedrukt.