Criteria bij de bepaling van het onderhoudsgeld voor kinderen
Bij de bepaling van het onderhoudsgeld verschuldigd voor de kinderen, wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de inkomsten en al dan niet te benutte mogelijkheden (lees verdienvermogen in tegenstelling tot een werkelijke verdiensten) van de onderhoudsplichtige en de onderhoudsgerechtigde ouder. Er wordt daarnaast ook rekening gehouden met de behoeften van het kind die van kind tot kind kunnen verschillen.
Wanneer een van de ouders op een zeer onregelmatige wijze zijn verblijfsrecht uitoefent betekent dit een verhoging van de lasten van de andere ouder en kan dit een factor zijn die inrekening kan worden gebracht bij de bepaling op de verhoging van het onderhoudsgeld.
De methode Hobin, ook rekentool Hobin geheten is een Excel-rekenblad dat aan de familierechters ter beschikking wordt gesteld, en waarin een aantal reken - formules werden opgenomen zodat op relatief snelle wijze een berekening van de onderhoudsbijdragen voor kinderen kan gebeuren. Het model is nog in volle ontwikkeling maar wordt door meerdere familierechters reeds gebruikt.
Bij de bepaling van een onderhoudsgeld wordt niet alleen rekening gehouden met de werkelijke inkomsten maar ook met de onbenutte mogelijkheden, met andere woorden met de mogelijkheden om een vermogen of een inkomen te verwerven van geen gebruik wordt gemaakt.
Een groep van familierechters onder leiding van de heer Rob Hobin, raadsheer bij het Hof van Beroep te Antwerpen, heeft een eenvoudig excel rekenblad gemaakt. Het is de bedoeling dat iedereen deze nieuwe rekentool gratis kan gebruiken via de website van hoven en rechtbanken. (nuttige info -> Alimentatie). Rechtstreekse link naar de rekentool via deze link.
Deze rekentool is ontworpen door familierechters, en wordt in de praktijk zeer vaak gebruikt. Geen enkele familierechter wordt gebonden door de simulatie in deze rekentool. Dit wordt we zo geformuleerd, maar toch wordt gepoogd deze methode aan de partijen en hun advocaten op te dringen.
Elke ouder moet in verhouding tot zijn inkomen bijdragen in het onderhoud van de kinderen. Dit evenwicht komt tot stand via een verdeling van het kindergeld of door – bovenop het kindergeld – ook nog een onderhoudsbijdrage te bepalen. De methode bouwt voort op de Wet van 19 maart 2010 ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen.
De rekentool Hobin geldt voor standaardsituaties. In geval van bijzondere omstandigheden zal het resultaat dat een familierechter bepaalt sowieso verschillen van het standaardresultaat dat via de methode Hobin bekomen wordt.
Bij de rekentool hoort een toelichting die kan gelezen worden via deze link.
Deze rekentool is niet bruikbaar om vroeger vastgelegde onderhoudsbijdragen te wijzigen. Daarvoor moeten er eerst gewijzigde omstandigheden bestaan.
Bij de bepaling van de onderhoudsgelden wordt ook rekening gehouden met het voordeel van de samenwoonst die zowel door de onderhoudsgerechtigde als de onderhoudsplichtige gebeurlijke wordt genoten. Dit zelfs wanneer de persoon waarmee de onderhoudsgerechtigde op de onderhoudsplichtige samenwoont geen echt inkomen verwerft maar wel instaat voor de huishouding hetgeen op zichzelf ook een voordeel uitmaakt. Zie ter zake vredegerecht Zomergem 25 januari 2008 tijdschrift voor vrederechters 2009 - 121.
Een correcte wijze ter bepaling van het onderhoudsgeld is de evenredige verdeling van de kosten van de kinderen volgens de inkomsten en mogelijkheden van de ouders, rekening houdende bij wie van de ouders de kinderen het meest verblijven. Zie Cass. 7 maart 2014 (RABG 2014/15, 1022).
Criteria onderhoudsgelden voor kinderen
Bij de begroting van de onderhoudsgelden voor de kinderen zal de rechter conform de nieuwe wet van 19 maart 2010 rekening houden met de noodzakelijke kosten voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing
van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Een en ander wordt grondig uitgewerkt in het nieuwe artikel 1321 Gerechtelijk wetboek waarin alle criteria en elementen worden opgesomd die in de motivering van het vonnis dienen voor te komen.
Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen. De rechter moet conform het nieuwe artikel 1321 Ger. W. in zijn beslissing melding moeten maken van de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders.
Uit de voorbereidende werken (Parl. St. Kamer, nr. 52-0899/2, 8-9) leren we dat de rechter dus niet alleen rekening houdt met de "officiële" inkomsten maar ook met de (zwarte) inkomsten die niet zijn aangegeven, de activa of het gebruik van luxegoederen die eigendom zijn van een vennootschap, de vervangingsinkomsten, de inkomsten uit beleggingen, huurinkomsten, maaltijdcheques, bedrijfswagen, en niet-financiële voordelen zoals de taak die één van de ouders op zich neemt om het kind naar school en naar de buitenschoolse activiteiten te brengen, om alle administratieve of medische zaken op zich te nemen, om de kinderen een bezigheid te geven tijdens de verloven en schoolvakanties (leerkracht), en andere elementen.
De rechter dient zich niet te beperken tot bewezen inkomsten maar mag ook rekening houden met uiterlijke tekenen van welstand onverminderd het recht van de onderhoudsplichtige om het tegenbewijs te leveren ten aanzien van deze tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van inkomsten en vermogen zou blijken dan uit de aangegeven inkomsten. Meer zelfs, de rechter kan rekening houden met gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens gesteund op de gegevens van het dossier.
Eigenlijk is dit alles voor de advocaat familierecht niet nieuws, nu deze criteria reeds sinds jaren door de rechtspraak waren ontwikkeld.
Het is de rechter toe te staan de partijen te sommeren volledige informatie te verschaffen en bij gebreke hieraan, hieruit conclusies te trekken. De rechter kan het parket vatten om inlichtingen over de inkomsten in te winnen.
Net zoals voorheen wordt niet alleen rekening gehouden met de inkomsten maar ook met het al dan niet aangewende verdienvermogen.
De rechter houdt rekening met inkomsten en lasten va de onderhoudsplichtige, maar niet met een lening die werd aangegaan op een moment dat de onderhoudsplicht reeds bestond.
Bij de berekening van het onderhoudsgeld dient ook rekening gehouden te worden met de verblijfsregeling van de kinderen. Tijdens het verblijf van de kinderen bij een ouder staat deze voor het kind in middels een tussenkomst in natura. Dit zowel voor het primaire verblijf onze secundaire verblijf.
De bijdrage van een ouder met secundair verblijf kan evenwel niet beperkt blijven tot het percentageverblijf van het kind. Vanzelfsprekend dient de ouder die slechts over secundaire verblijf beschikt evenzeer op gelijke mate in te staan, volgens zijn mogelijkheden voor de niet verblijfsgebonden uitgaven en natuurlijk niet slechts ten belope van het proportioneel aandeel van het aantal dagen waarbij het kind bij hem of haar verblijft. Dienaangaande is het nuttig te verwijzen naar het arrest van het Hof van Cassatie van 4 maart 2021 waarin gesteld werd dat voor de begroting van de onderhoudsbijdrage overeenkomstig de wettelijke proportionaliteitsregel en artikel 203 bis §1 van het Burgerlijk Wetboek het niet volstaat de verblijfsregeling te vermelden in een percentage van de tijd dat het kind bij de aangesproken ouder doorbrengt. Daarentegen oordeelde het Hof van Cassatie dat aan de bijdrage in natura dat hij dat verblijf voortvloeit een bepaalde waarde moet worden toegekend. Voor de publicatie van dit arrest zie tijdschrift familierecht 2021/7 pagina 198 met nood van Patrick Senaeve, het bepalen van de onderhoudsbijdrage voor kinderen vergt (correct en volledig) rekenwerk.