Overeenkomstig artikel I.11, 3° WER is een verkoopconcessie iedere overeenkomst krachtens welke een concessiegever aan één of meer concessiehouders het recht voorbehoudt in eigen naam en voor eigen rekening producten te verkopen, die hijzelf vervaardigt of verdeelt.
De bescherming van de concessiehouder ingeschreven in de wet van 1961 op de alleenverkoop van 1961 werden overgenomen in het huidige wetboek van economisch recht, meer bepaald in boek X.
Wanneer dergelijke verkoopsconcessie werden afgesloten voor onbepaalde duur en eenzijdig worden verbroken door de producent of de hoofddistributeur, lees concessiegever, dan kan de Belgische distributeur, lees concessiehouder
aanspraak maken op:
- een aanzienlijke verbrekingstermijn of een vervangende verbrekingsvergoeding;
- een uitwinningsvergoeding voor aanbreng van cliënteel en zelf op bijkomende
vergoedingen voor kosten die hij zou hebben gedaan en die verder voordeel opleveren aan de concessiegever.
De concessie van alleenverkoop is een kader-overeenkomst die zich onderscheidt van de achtereenvolgende koop-verkoopovereenkomsten die worden gesloten tussen concessiegever en concessiehouder in de loop van de uitvoering van de concessieovereenkomst en valt hiermede niet samen; dit neemt evenwel niet weg dat de verplichting van de concessiegever om aan de concessiehouder de goederen te leveren die het voorwerp uitmaken van de concessieovereenkomst rechtstreeks voortvloeit uit die overeenkomst en er een essentieel bestanddeel van uitmaakt als corollarium van het recht die goederen te verkopen en voor de concessiehouder de overeenkomstige plicht inhoudt die goederen te verkopen teneinde de doelstelling van de concessieovereenkomst te realiseren; wanneer dit laatste impliceert dat de concessiehouder een stock aanlegt spruiten de daarmede verbonden rechten en verplichtingen uit de concessieovereenkomst zelf voort. (Cass. 22/12/2005).
De bepaling krachtens welke, wanneer een verkoopconcessie voor bepaalde tijd wordt verleend, de partijen geacht worden te hebben ingestemd met een vernieuwing van het contract, behoudens opzegging overeenkomstig de wet, is toepasselijk op elke concessie van bepaalde duur, ook al werd ze "op proef" bedongen (1). (1) Zie Doc., Senaat, Buitengewone Zitting 1968, nr 117, 1-2 en Zitting 1968-1969, nr 265, 1-2 en 6-7; zie ook M. WILLEMART & A. DE STRYCKER, De concessieovereenkomst in België, Antwerpen, Kluwer, 1996, 36, nr 42. zie Cass. 22/12/05.
De verkoopconcessie is in België een verkoopsysteem waarbij de producent of de hoofddistributeur (de concessiegever) aan een distributeur (de concessiehouder bijvoorbeeld een autoconstructuur) het recht voorbehoud om goederen (geen diensten) bij hem aan te kopen teneinde die verder in eigen naam en voor eigen rekening (door) te verkopen, mits vervulling van strikte voorwaarden.
In zekere zin is de concessiehouder vaak een economisch zwakkere partij, waartoe de wet hem bescherming verleent.
Aldus is de verkoopsconcessie een distributie techniek waarbij een concessiegever zijn producten wil verkopen en hiertoe beroep doet op verkopers (concessiehouders) waarbij de concessiehouder in eigen naam en voor eigen rekening bij de concessiehouder aankoopt en in eigen naam en voor eigen rekening de producten doorverkoopt. De concessie geeft de concessiehouder een recht op aankoop en toelevering en een bescherming tegen andere verkopers, naast een wettelijke bescherming tegen de concessiegever.
Louter gezamenlijke reclame maakt geen concessiecontract uit. Een concessie impliceert een contractueel voorbehouden recht verleend aan de concessiegever om de producten van de concessiehouder te verkopen.
Voor een concessieovereenkomst is het bestaan van een kaderovereenkomst vereist waarin partijen het algemeen duurzaam en gestructureerd kader schetsen dat hun wederzijdse rechten en plichten regelt. Zo het juist is dat deze kaderovereenkomst niet schriftelijk dient te worden vastgelegd, dient het bestaan ervan onomstotelijk vast te staan om de samenwerking tussen partijen te kunnen kwalificeren als een concessieovereenkomst.
Het bestaan van een verkoopconcessie kan met alle middelen van recht bewezen worden. Een schriftelijke overeenkomst is niet vereist.
Verschil met andere distributiesystemen:
Bij de handelsagentuur handelt de de handelsagent in naam en voor rekening van zijn principaal)
Bij de commissieovereenkomst handelt de commissionair in eigen naam voor rekening van de committent.
Verschil met de gewone koop-verkoop
Net zoals een gewone onderneming producten (in eigen naam) aankoopt bij een leverancier om ze in eigen neem door te verkopen, zo handelen ook concessiehouder en concessiegever. Het verschil bestaat er in dat de gewone koop-verkoop in de traditionele leverancier-verkoper relatie niet in een georganiseerde, gestructureerde en permanente samenwerking verloopt beheerst door een kaderovereenkomst.
De concessieovereenkomst dient niet bij geschrift afgesloten.
De rechter kan een contract met een andere benaming dan een concessieovereenkomst als concessieovereenkomst kwalificeren. Ook mondelinge contracten of het bestaan van bepaalde handelsgebbruiken kunnen wijzen op het bestaan van een concessieovereenkomst.
Zo bijvoorbeeld maakt de systematische doorverwijzing van potentiele klanten naar een bepaalde verkoper het bewijs uit van het bestaan van een concessieovereenkomst. In feite kan elke handelswijze die voldoet aan de criteria van een concessieovereenkomst door de rechter als concessieovereenkomst worden aanzien, waarbij als toetssteen de gebruiken in de autosector kunnen worden gebruikt zoals het recht om exclusief een product te verkopen, het overleggen van verkoopstrategie, een verbod om producten van concurrentie te verkopen, een opgelegde bedrijfsorganisatie en/of inrichting, de verplichte aankoop van minimumhoeveelheden. Zie o.m. Ingrid Meeussen, De Verkoopsconcessie, BHDR, Afl. 17 (december 2015), p. 88 e.v. Jurabibliotheek.
Een distributieovereenkomst wordt volgens de bepalingen van de Rome I-Verordening beheerst door het recht van het land waar de distributeur zijn zetel heeft en op grond van artikel X.39 WER past de Belgische rechter in geval van een vordering op basis van de beëindiging van een alleenverkoopconcessie op Belgisch grondgebied de Belgische wet toe.