27 DECEMBER 2006
Wet houdende diverse bepalingen (II) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
TITEL II. - Justitie
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art. 2. Artikel 28octies van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
« Art. 28octies. - § 1. De procureur des Konings die van oordeel is dat het beslag op vermogensbestanddelen dient gehandhaafd te blijven, kan ambtshalve of op verzoek van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring :
1° hun vervreemding door het Centraal Orgaan toelaten, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
2° hen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom waarvan hij het bedrag bepaalt, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen.
§ 2. De toelating tot vervreemding betreft vervangbare vermogensbestanddelen, waarvan de waarde eenvoudig bepaalbaar is en waarvan de bewaring in natura kan leiden tot waardevermindering, schade of kosten die onevenredig zijn met hun waarde.
§ 3. Door middel van een aangetekende of per telefax verstuurde kennisgeving die de tekst van het huidige artikel bevat, licht de procureur des Konings van zijn in § 1 bedoelde beslissing in :
1° de personen ten laste van wie en in wiens handen het beslag werd gelegd, voor zover hun adressen gekend zijn en hun advocaten;
2° de personen die zich blijkens de gegevens van het dossier uitdrukkelijk hebben kenbaar gemaakt als zijnde geschaad door de opsporingshandeling en hun advocaten;
3° in geval van onroerend beslag, de schuldeisers die overeenkomstig de hypothecaire staat bekend zijn en hun advocaten.
Er dient geen kennisgeving gericht te worden aan de personen die hun instemming hebben gegeven met de betrokken beheersmaatregel of die hebben verzaakt aan hun rechten op de in beslag genomen goederen.
§ 4. De personen aan wie de kennisgeving werd gericht kunnen zich tot de kamer van inbeschuldigingstelling wenden binnen vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen buiten het Rijk verblijft.
De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 28sexies, § 4, tweede tot achtste lid.
§ 5. In geval van vervreemding, stelt de procureur des Konings de vermogensbestanddelen ter beschikking van het Centraal Orgaan of, op zijn vraag, van de aangewezen lasthebber.
§ 6. Wanneer de beslissing tot vervreemding een onroerend goed betreft, dan gaan door de toewijzing de rechten van de ingeschreven schuldeisers over op de prijs, onder voorbehoud van het strafrechtelijk beslag. ».
Art. 3. Artikel 61sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
« Art. 61sexies. - § 1. De onderzoeksrechter die van oordeel is dat het beslag op vermogensbestanddelen dient gehandhaafd te blijven, kan :
1° hun vervreemding door het Centraal Orgaan toelaten, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
2° hen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom waarvan hij het bedrag bepaalt, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen.
De onderzoeksrechter verklaart zijn beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wanneer een vertraging kan leiden tot een onherstelbaar nadeel.
§ 2. De toelating tot vervreemding betreft vervangbare vermogensbestanddelen, waarvan de waarde eenvoudig bepaalbaar is en waarvan de bewaring in natura kan leiden tot waardevermindering, schade of kosten die onevenredig zijn met hun waarde.
§ 3. De onderzoeksrechter licht de procureur des Konings in van zijn in § 1 bedoelde beschikking en brengt ze aangetekend of per telefax ter kennis aan :
1° de personen ten laste van wie en in wiens handen het beslag werd gelegd, voorzover hun adressen gekend zijn en hun advocaten;
2° de personen die zich blijkens de gegevens van het dossier uitdrukkelijk hebben kenbaar gemaakt als zijnde geschaad door de onderzoekshandeling en hun advocaten;
3° in geval van onroerend beslag, de schuldeisers die overeenkomstig de hypothecaire staat bekend zijn en hun advocaten.
De kennisgeving bevat de tekst van dit artikel.
Er dient geen kennisgeving gericht te worden aan de personen die hun instemming hebben gegeven met de betrokken beheersmaatregel of die hebben verzaakt aan hun rechten op de in beslag genomen goederen.
§ 4. De procureur des Konings en de personen aan wie de kennisgeving werd gericht, kunnen zich tot de kamer van inbeschuldigingstelling wenden binnen vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen buiten het Rijk verblijft.
De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 61quater, § 5, tweede tot achtste lid.
§ 5. In geval van vervreemding, stelt de onderzoeksrechter de vermogensbestanddelen ter beschikking van het Centraal Orgaan of, op zijn vraag, van de aangeduide lasthebber.
§ 6. Wanneer de beslissing tot vervreemding een onroerend goed betreft, dan gaan door de toewijzing de rechten van de ingeschreven schuldeisers over op de prijs, onder voorbehoud van het strafrechtelijk beslag. ».
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties
Art. 4. In de Franse tekst van het opschrift van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, wordt het woord « constante » ingevoegd tussen het woord « valeur » en het woord « des ».
Art. 5. In artikel 2 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de Franse tekst van het eerste lid wordt het woord « Central » vervangen door het woord « central »;
2° in het tweede lid worden de woorden « De zetel van het Centraal Orgaan » vervangen door de woorden « Zijn zetel ».
Art. 6. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 3. - § 1. Onder vermogensbestanddelen worden verstaan de goederen, zowel roerende als onroerende, lichamelijke als onlichamelijke, die vatbaar zijn voor inbeslagneming of verbeurdverklaring, die wettelijk kunnen verkocht worden en die begrepen zijn in de door de Koning bepaalde categorieën, of die een waarde hebben die een door Hem bepaalde drempel overstijgt.
§ 2. Overeenkomstig de bepalingen van deze wet, staat het Centraal Orgaan de gerechtelijke autoriteiten in strafzaken bij :
1° in het kader van de inbeslagneming van vermogensbestanddelen;
2° bij de uitoefening van de strafvordering met het oog op de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen;
3° bij de tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen.
§ 3. Ter uitvoering van zijn opdracht zal het Centraal Orgaan :
1° ambtshalve of op hun verzoek, adviezen verstrekken aan de minister van Justitie en aan het College van procureurs-generaal, met betrekking tot de onderwerpen bedoeld in § 2;
Hij zendt een afschrift van zijn adviezen aan de bevoegde minister, voor zover deze betrekking hebben op de regelgeving die hem aanbelangt of op de werkzaamheden van de agenten, de aangestelden en de mandatarissen van zijn administratie;
2° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 1, instaan voor het gecentraliseerde en geïnformatiseerde beheer van de gegevens met betrekking tot zijn opdrachten;
3° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, doen overgaan tot de vervreemding van in beslag genomen vermogensbestanddelen, na toelating van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter;
4° overeenkomstig hoofdstuk III, afdelingen 2 en 3, instaan voor het beheer van in beslag genomen vermogensbestanddelen, in overleg met de procureur des Konings of met de onderzoeksrechter;
5° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 4, en artikel 197bis van het Wetboek van strafvordering, de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen coördineren;
6° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 5, bijstand verlenen aan de procureur des Konings en aan de onderzoeksrechter;
7° thematische voorlichting verstrekken aan de magistraten, aan de politiediensten en aan de belanghebbende openbare diensten;
8° bijstand verlenen bij de internationale rechtshulp, dienstbetrekkingen aanknopen en onderhouden met equivalente instellingen in het buitenland en met hen samenwerken in het kader van de verdragsrechtelijke en wettelijke regels.
§ 4. Met inachtneming van hun bevoegdheden, geschieden de in § 3, 1°, en 2°, vermelde opdrachten vermeld in overleg met het College van procureurs-generaal, met de raad van procureurs des Konings en met de Dienst voor het strafrechtelijk beleid. ».
Art. 7. Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Afdeling 1. - Beheer van de gegevens met betrekking tot vermogensbestanddelen ».
Art. 8. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 4. - § 1. Het Centraal Orgaan verzamelt, beheert en verwerkt de gegevens die betrekking hebben op :
1° de inbeslagneming en de bewaring;
2° de verbeurdverklaring;
3° de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring.
§ 2. Hij beheert en bewaart op gecentraliseerde en geïnformatiseerde wijze de in § 1 bedoelde gegevens gedurende tien jaar, te rekenen van de in artikel 5, § 1, bedoelde eerste kennisgeving vermeld in voorkomend geval verlengd tot aan de verjaring van de verbeurdverklaring.
§ 3. Onverminderd artikel 17, § 2, is de directeur van het Centraal Orgaan verantwoordelijk voor de verwerking van de hier bedoelde gegevens. Hij staat in voor de naleving van de vereisten en waarborgen van vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking van deze gegevens, zoals bedoeld in artikel 16, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
De directeur houdt een register bij van de personen en categorieën van personen die deze gegevens kunnen raadplegen, en deelt dit register alsmede alle wijzigingen die aan het register worden aangebracht, onverwijld mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. ».
Art. 9. Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 5. - § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechter geeft kennis of laat kennisgeving doen aan het Centraal Orgaan, van de inbeslagnemingen en de wijze van bewaring van vermogensbestanddelen, alsmede van de gegevens ter identificatie van de personen ten laste van wie de inbeslagneming werd bevolen.
De procureur des Konings of de onderzoeksrechter geeft het Centraal Orgaan eveneens kennis van elke nieuwe beslissing met betrekking tot de in beslag genomen vermogensbestanddelen.
§ 2. De procureur des Konings of de procureur-generaal geeft kennis of laat kennisgeving doen aan het Centraal Orgaan, van de in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen.
De kennisgeving bevat de gegevens ter identificatie van de verbeurdverklaarde vermogensbestanddelen en van de personen ten laste van wie de verbeurdverklaring werd uitgesproken.
§ 3. De bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie en de diensten belast met de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen die zich bevinden in het buitenland, zijn ertoe gehouden om het Centraal Orgaan in te lichten over de gegevens met betrekking tot de tenuitvoerlegging.
§ 4. Het Centraal Orgaan vraagt aan de in dit artikel bedoelde instanties de inlichtingen die het vereist acht ter uitvoering van zijn opdrachten. ».
Art. 10. Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 6. - § 1. De procureur des Konings staat in voor het waardevaste beheer van de in beslag genomen vermogensbestanddelen.
Tijdens de duur van het gerechtelijk onderzoek staat de onderzoeksrechter in voor dit beheer.
§ 2. Onder waardevast beheer wordt verstaan :
1° de vervreemding van in beslag genomen vermogensbestanddelen, om er hun opbrengst voor in de plaats te stellen;
2° de teruggave van in beslag genomen vermogensbestanddelen tegen betaling van een geldsom, om er deze geldsom voor in de plaats te stellen;
3° de bewaring in natura van in beslag genomen vermogensbestanddelen in overeenstemming met de hiertoe beschikbare middelen.
§ 3. In het kader van deze bedoelde bewaring in § 2, 3°, kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter het beheer toevertrouwen aan een derde of aan de beslagene, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van deze laatste, eventueel mits het stellen van een door het Centraal Orgaan te beheren zekerheid.
Onder zekerheid wordt verstaan de storting van waarden door de beslagene of door een derde, of de verbintenis van een derde als borg, voor een bedrag en op de wijze aanvaard door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter.
De zekerheid wordt toegewezen aan de Staat of de verbintenis van de derde wordt eisbaar, van zodra de beslagene of de derde in gebreke is gebleven om het in beslag genomen of tot zekerheid gestelde goed te overleggen voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring.
Het in gebreke blijven van de beslagene of de derde om het in beslag genomen of tot zekerheid gestelde goed te overleggen voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring wordt, op vordering van het openbaar ministerie, vastgesteld door de rechtbank die de verbeurdverklaring heeft uitgesproken. De derde borgsteller wordt in zake geroepen.
Het vonnis verklaart eveneens dat de zekerheid aan de Staat vervalt of dat de verbintenis van de derde eisbaar wordt.
De beslagene of de derde die zich ontdoet van de zaak waarvan hij het beheer heeft, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 507bis van het Strafwetboek. ».
Art. 11. Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 9. - De secretaris van het parket, de griffier van de onderzoeksrechter of de griffier van de betrokken rechtsmacht licht het Centraal Orgaan in van de beslissing, bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, 2° en § 3 van zodra deze definitief wordt. ».
Art. 12. Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 10. - § 1. Na ontvangst van de toelating tot vervreemding overeenkomstig de artikelen 28octies of 61sexies van het Wetboek van strafvordering, laat het Centraal Orgaan de vervreemding van de roerende goederen, andere dan waarden, uitvoeren door de Administratie van de Patrimoniumdiensten. Wanneer de aard of de hoeveelheid van de te verkopen roerende goederen het vereist, kan het Centraal Orgaan, met het akkoord van de Administratie van de Patrimoniumdiensten, beroep doen op een gespecialiseerde lasthebber.
Voor wat de onroerende goederen en de waarden betreft, vertrouwt het Centraal Orgaan het mandaat tot verkoop toe aan de Administratie van de Patrimoniumdiensten of, met het akkood van de Administratie van de Patrimoniumdiensten, aan een andere lasthebber die het aanduidt.
De vermogensbestanddelen kunnen niet verkocht worden aan een lagere prijs dan de waarde die in onderling overleg werd bepaald tussen het Centraal Orgaan en zijn lasthebber.
De verkoop is openbaar behalve indien bijzondere omstandigheden verantwoorden dat tot een onderhandse verkoop zou worden overgegaan.
§ 2. De kosten van de vervreemding, daarin begrepen de kosten veroorzaakt door de tussenkomst van de lasthebber, zijn ten laste van de koper. ».
Art. 13. Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 11. - § 1. De sommen verkregen uit de vervreemding, deze die gestort werden met het oog op de teruggave van het in beslag genomen vermogensbestanddeel en deze die voortkomen uit de zekerheidsstellingen worden als een goede huisvader en volgens de principes van een voorzichtig en passief beheer, beheerd door het Centraal Orgaan.
Met het oog op de uitvoering van dit beheer doet het Centraal Orgaan beroep op de diensten van de Deposito- en Consignatiekas of van in België erkende financiële instellingen, of gaat het over tot de aanstelling van een lasthebber of een beheerder. De kosten van zulk beheer zijn gerechtskosten.
§ 2. Bij de teruggave of de verbeurdverklaring van de door het Centraal Orgaan beheerde sommen, worden deze sommen verhoogd met de interesten die zij hebben opgebracht bij de Deposito- en Consignatiekas of bij de financiële instelling waaraan zij waren toevertrouwd.
De Koning bepaalt de nadere regels en de drempels vanaf welke interesten moeten toegekend worden.
Onder interest verstaat men de door de Deposito- en Consignatiekas of de financiële instelling voor het publiek gehanteerde interest.
De interest loopt vanaf de dertigste dag volgend op de datum waarop de door het Centraal Orgaan aangeduide rekening werd gecrediteerd tot de dertigste dag voorafgaand aan de dag waarop de rekening werd gedebiteerd. ».
Art. 14. De Franse tekst van het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Section 2. - Gestion particulière ».
Art. 15. Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 12. - Van zodra de rekening van het Centraal Orgaan is gecrediteerd, staat deze in voor het beheer van de in beslag genomen deviezen die aanvaard worden door de Deposito- en Consignatiekas of door de door hem aangeduide financiële instelling. ».
Art. 16. Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 13. - § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan, na overleg, het Centraal Orgaan verzoeken om in te staan voor het beheer van effecten op naam of aan toonder, van andere vermogensbestanddelen die een bijzonder beheer vereisen of van sommen die in beslag genomen zijn bij of toevertrouwd zijn aan een financiële instelling of een beheerder.
Indien het Centraal Orgaan aanvaardt, staat het in voor dit beheer tot aan de beslissing van toewijzing van de waarden of van de vermogensbestanddelen door de bevoegde magistraat.
§ 2. Het beheer kan betrekking hebben op de bewaring of op alle andere daden van beheer met betrekking tot de vermogensbestanddelen door het Centraal Orgaan of door een door hem aangestelde beheerder of lasthebber. Dit beheer wordt waargenomen door het Centraal Orgaan of op grond van zijn dwingende richtlijnen, in overeenstemming met de schikkingen getroffen met de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. ».
Art. 17. Artikel 14 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 14. - Het Centraal Orgaan beheert de sommen die hem zijn toevertrouwd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 11.
Wanneer het beslag betrekking heeft op gelden die niet wettelijk gangbaar zijn in België, kan het Centraal Orgaan ze doen omzetten in euro's volgens de modaliteiten en de drempels bepaald door de Koning. ».
Art. 18. De Franse tekst van het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 4, van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift :
« Section 3. - Exécution ».
Art. 19. Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 15. - Om de gegoedheid van de veroordeelde persoon te beoordelen, verzamelt het Centraal Orgaan alle informatie die nuttig is voor zijn opdracht.
Zodoende kan hij, met uitzondering van de Cel voor financiële informatieverwerking, aan alle administratieve diensten van de federale Staat, van de gemeenschappen en de gewesten en van de lokale besturen en de overheidsbedrijven, vragen om hem, binnen de termijn die hij bepaalt, alle inlichtingen mee te delen die hij nuttig acht.
Hij kan zich dezelfde inlichtingen laten meedelen door de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
Het Centraal Orgaan kan de procureur des Konings verzoeken om de gegoedheid van de veroordeelde te onderzoeken.
Het Centraal Orgaan kan, na controle, zijn eigen inlichtingen overmaken aan de bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie. ».
Art. 20. Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 5, van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift :
« Afdeling 4. - Opdracht tot bijstand ».
Art. 21. Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 16. - Op hun verzoek verleent het Centraal Orgaan aan de procureur des Konings of aan de onderzoeksrechter bijstand op het gebied van de inbeslagneming of de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen. ».
Art. 22. In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 1. Een lid van het openbaar ministerie leidt het Centraal Orgaan. Hij draagt de titel van directeur. Hij organiseert het werk en heeft gezag over het personeel.
Met inachtneming van de bepalingen betreffende de aanwerving van overheidspersoneel, stelt hij aan de bevoegde minister het bij het Centraal Orgaan aan te werven of ter beschikking te stellen personeel voor.
Hij stelt voor de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal een jaarlijks activiteitenverslag op, dat een beoordeling bevat van de uitvoering van zijn opdrachten en van de toepassing van de huidige wet door de instanties die ermee belast zijn. Hij formuleert alle nuttige voorstellen. »;
2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 2. Een lid van het openbaar ministerie, dat behoort tot een andere taalrol dan de directeur, draagt de titel van adjunct-directeur.
Hij staat hem bij in de uitvoering van zijn opdrachten en vervangt hem in geval van verhindering of afwezigheid. »;
3° § 3 wordt opgeheven;
4° § 4 wordt § 3, met dien verstande dat in de Franse tekst van deze paragraaf, het woord « Ministre » wordt vervangen door het woord « ministre » en dat in de Nederlandse versie van dezelfde paragraaf, het woord « do » en het woord « uil » worden vervangen door het woord « de » en het woord « uit »;
5° § 5 wordt § 4.
Art. 23. In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de Franse tekst wordt het woord « afferents » vervangen door het woord « afférents », worden de woorden « perçoit en outre » vervangen door de woorden « perçoit » en worden de woorden « d'un » vervangen door het woord « de »;
2° de woorden « Daarboven ontvangt hij » worden vervangen door de woorden « Hij ontvangt » en de woorden « van een substituut » worden vervangen door de woorden « van substituut ».
Art. 24. In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de eerste zin wordt vervangen als volgt :
« De personeelsleden hebben recht op vergoeding voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de federale overheidsdiensten. »;
2° in de tweede en de derde zin worden de woorden « rang 10 » vervangen door de woorden « klasse A1 » en worden de woorden « rang 15 » vervangen door de woorden « klasse A4 ».
Art. 25. Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 23. - § 1. Iedere persoon die zijn medewerking verleent aan de vervulling van de opdrachten van het Centraal Orgaan is, buiten het uitoefenen van zijn ambt, verplicht tot geheimhouding aangaande alle zaken waarvan hij in de uitvoering van zijn opdracht of van zijn functie kennis heeft.
Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
§ 2. In het kader van de uitvoering van de opdrachten van het Centraal Orgaan oefent het personeel zijn functie uit, wanneer het mededelingen doet aan instellingen met gelijkaardige opdrachten en verplichtingen.
De voorafgaande toestemming van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter is vereist wanneer zulke mededelingen van aard zijn om een invloed te hebben op lopende gerechtelijke dossiers. ».
Art. 26. In de Franse tekst van artikel 25 van dezelfde wet worden de woorden « Sans préjudice des » vervangen door het woord « nonobstant », wordt het woord « Central » vervangen door het woord « central » en wordt het woord « Ministre » vervangen door het woord « ministre ».
Art. 27. In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de Franse tekst, wordt het woord « Central » vervangen door het woord « central »;
2° het woord « intrest » wordt vervangen door het woord « interest ».