Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 1118. In burgerlijke zaken heeft de voorziening alleen schorsende kracht in de gevallen die de wet bepaalt.
uitzonderingen:
• een arrest waarin de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (Art. 1274 van het Gerechtelijk Wetboek) of de scheiding van tafel en bed (Art. 1305, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek) wordt uitgesproken dan wel de echtscheiding door onderlinge toestemming (Art. 1302, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek) wordt toegestaan
• een arrest inzake de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen (Art. 1236bis, § 4, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek)
• een vonnis inzake gerechtelijke vaststelling van overlijden (art. 130 B.W.)
• een arrest inzake adoptie (Art. 1231-18 van het Gerechtelijk Wetboek)
• een beslissing van de arrondissementsrechtbank inzake bevoegdheid (art. 642, tweede lid gerechtelijk wetboek)
• een in laatste aanleg gewezen beslissing van de in artikel 1121/1 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde (tucht)rechtscolleges, tenzij de beslissing uitdrukkelijk anders luidt
• een in laatste aanleg gewezen beslissing in het kader van diverse belastingzaken( onder meer art. 378 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992; art. 2 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; art. 92bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde; art. 3.8.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit; art. 210 van het Wetboek diverse rechten en taksen; art. 10 van het decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
• een arrest waarin een met het oog op de invordering van de belasting gedaan beslag wordt opgeheven (Art. 300, § 2 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen)
• een arrest waarin een uitvindingsoctrooi nietig wordt verklaard. (Art. 51, § 2 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien)