Uittreksel NBW
“Art. 5.105. Bijzondere rechtverkrijgenden - Kwalitatieve rechten
Behoudens andersluidend beding gaan de voor overdracht vatbare rechten die zodanig nauw verbonden zijn met een goed dat het belang bij die rechten afhankelijk is van de eigendom van het goed, over op diegene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
De aard en de omvang van de overgedragen rechten worden bepaald door het contract waaruit zij voortvloeien.”
Commentaar bij art. 5.105 NBW (bron Memorie van toelichting boek 5 NBW)
De rechtstoestand van bijzondere rechtverkrijgenden, d.w.z. van diegenen die in de rechten van hun rechtsvoorganger treden met betrekking tot een bepaald goed (bv. een koper of een bijzondere legataris), is verschillend van de algemeen rechtverkrijgende.
Zij treden, in beginsel, niet in de rechten en verplichtingen van hun rechtsvoorganger, ook niet wanneer deze rechten betrekking hebben op het overgedragen goed. Zij blijven dus “derden” ten aanzien van de door hun rechtsvoorganger gesloten contracten.
De rechtspraak maakt hierop een uitzondering. In geval de rechten zo nauw aan de hoedanigheid van eigenaar verbonden zijn, worden zij geacht mee in de overdracht van het goed begrepen te zijn.
De grondslag voor deze regel is omstreden: artikelen 1122 en 1615 van het oud Burgerlijk Wetboek of het beginsel “bijzaak volgt hoofdzaak”. De gedachte die aan de overdracht ten grondslag ligt is dat de rechten verbonden zijn, niet aan de persoon van de schuldeiser, maar aan de kwaliteit van het eigenaar zijn.
Aldus werd geoordeeld dat bij koop, het recht op vrijwaring dat een eerste koper bezit tegen zijn verkoper, bij doorverkoop overgaat naar de tweede koper (Cass. 5 december 1980, Pas. 1981, I, 389; Cass. 15 december 2006, C.04 0491.N, R.W. 2008-09, 230 noot Carette).
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de aansprakelijkheidsvordering tegen de aannemer of architect bij verkoop van een woning (Cass. 15 september 1989, R.C.J.B. 1992, 509 noot Herbots, T.B.H. 1990, 387 noot Dirix; Cass. 20 april 2012, Pas., 2012, 844 met conclusie advocaat-generaal Werquin, R.W. 2013-14, 538; Cass. 18 mei 2006, Arr.Cass., 2006, 1118 met conclusie advocaat-generaal Dubrulle).
In het laatste voorbeeld betekent dit dus dat de aannemer of architect op contractuele grondslag kan worden aangesproken door iemand die geen “partij” was aan het contract. Het voorstel wenst aan deze rechtspraak een duidelijke wettelijke grondslag te geven. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de regeling in het Nederlands Burgerlijk Wetboek (art. 6: 251 NBW). Deze wijze van overgang is van aanvullend recht.
De partijen kunnen immers steeds overeenkomen dat een bepaalde schuldvordering niet in de overdracht van het goed begrepen is. Verder is het zo dat het beginsel van de impliciete overdracht van kwalitatieve rechten niet uitsluit dat de verkoper de rechten kan uitoefenen wanneer hij nog steeds belang erbij heeft om ze uit te oefenen (Cass. 20 april 2012, gecit).
Door hun overdracht op de bijzondere rechtverkrijger ondergaan de rechten geen wijziging. De aard en de omvang van het rechten blijven dus verder bepaald door het contract waaruit zij voortvloeien (bv. de aannemingsovereenkomst) en zijn onderworpen aan dezelfde modaliteiten en beperkingen (bv. Cass. 15 december 2006, C.04 0491.N, R.W. 2008-09, 230 noot Carette).
Een gelijkaardige overdracht van schulden is. Tegen de invoering van kwalitatieve verbintenissen kunnen inderdaad talrijke bezwaren worden aangevoerd. Het gaat inderdaad niet op dat bijvoorbeeld de koper van een woning gehouden zou zijn tot betaling van de aannemingsprijs die door de verkoper onbetaald is gebleven.
Derden zouden aldus geconfronteerd worden met allerlei verplichtingen die hen onbekend waren aangezien er geen publiciteit is zoals het wel het geval is voor zakelijke rechten. Dit zou derden met bijkomende onderzoekplichten opzadelen en de transactiekosten in het rechtsverkeer verhogen. Wel is het zo dat de schuldenaar die wordt aangesproken door de bijzondere rechtverkrijgende alle excepties en verweermiddelen kan tegenwerpen die inherent zijn aan de overgedragen rechtsverhouding.