HOOFDSTUK III. - Vrederechter.
Art. 590.(De vrederechter neemt kennis van alle vorderingen waarvan het bedrag ( [
3 5.000 euro]
3; niet te boven gaat, behalve die welke de wet aan zijn rechtsmacht onttrekt, inzonderheid de vorderingen bedoeld in de artikelen 569 tot 571, [
2 572bis,]
2 [
1 573,]
1 574 en 578 tot 583.) <W 29-11-1979, art. 2> <W 1992-08-03/31, art. 7, 034;
Inwerkingtreding : 1993-01-01> <KB 2000-07-20/57, art. 1, 088;
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Indien daartoe grond bestaat, geeft hij de zaken die ter kennisneming van scheidsrechters staan, uit handen, wanneer een partij de exceptie van onbevoegdheid opwerpt vóór enige andere exceptie of verweer.
[
2 De Koning kan het in het eerste lid bepaalde bedrag aanpassen, zonder dat het aangepaste bedrag het hieronder beschreven indexeringsbedrag mag overtreffen.
Als het in het eerste lid bepaalde bedrag wordt aangepast, wordt het aangepaste bedrag ten laatste in de maand november bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het nieuwe bedrag wordt van kracht op 1 januari van het jaar volgend op de aanpassing ervan en is niet van toepassing op vorderingen die voor die datum zijn ingesteld.
Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van het indexeringsbedrag met zich mee, overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe indexeringsbedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot de hogere euro.
Het indexeringsbedrag wordt berekend rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van elk jaar. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2013.]
2 ----------
(
1)<W
2014-03-26/33, art. 8, 230; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 132, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie W
2014-05-08/02, art. 57, Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2018-05-25/02, art. 27, 285; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 591. Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van alle geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;
2° van geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in geval van medeeigendom;
(2°bis [
13 van geschillen met betrekking tot de gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen;]
13 3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van aan elkaar grenzende erven oplegt;
4° van geschillen betreffende rechten van overgang;
5° van bezitsvorderingen;
6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging, de vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm, de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken, de veranderingen aan reeds bestaande werken, en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen, hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;
7° [
8 geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;]
8 8° (van alle geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet.) <W 1993-01-12/34, art. 18, 039;
Inwerkingtreding : 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsblad" art. 3, W 1993-01-21/30>
9° van alle geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding als wat het bedrag ervan betreft;
10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, bepaald in de gecoordineerde wetten van 15 september 1919 op de mijnen, groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de bedding bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen;
11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen;
12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden langs de spoorwegen;
13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en veldvruchten;
14° [
11 van de vorderingen betreffende de terugvordering van het leefloon zoals bedoeld in artikel 26 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en van de vorderingen betreffende de terugvordering van de kosten van de maatschappelijke dienstverlening zoals bedoeld in artikel 98, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;]
11 15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een gebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren;
16° (van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw.) <W 28-12-1967, art. 6>
17° (van de vorderingen inzake groefrecht.) <W 15-07-1970, art. 30>
18° (van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie.) <W 01-04-1976, art. 15>
18° (van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.) <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.>
(19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;) <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>
(20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;) <DWG 1985-10-11/33, art. 6, 008>
(21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten (evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten), zoals geregeld bij wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.) <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029;
Inwerkingtreding : uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(22° van alle geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort, of zijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen.) <W 2001-06-10/70, art. 2, 093;
Inwerkingtreding : 11-09-2001>
[
7 25° [
12 van alle vorderingen tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, tot betaling van de levering van een nutsvoorziening verleend door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt.]
12]
7 ----------
((
7)<W
2014-03-26/33, art. 11, 230; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
8)<W
2013-07-30/23, art. 133, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
11)<W
2017-07-06/24, art. 74, 260; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
12)<W
2018-03-18/14, art. 22, 277; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
(
13)<W
2018-06-18/03, art. 178, 282; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 591_WAALS_GEWEST.
Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van alle geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;
2° van geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in geval van medeeigendom;
[2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9, §§ 2, 3, 4, 6 of 7, 577-10, § 4, en 577-12, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek;] <W 1994-06-30/34, art. 8, 047; Inwerkingtreding : 1995-08-01>
3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van aan elkaar grenzende erven oplegt;
4° van geschillen betreffende rechten van overgang;
5° van bezitsvorderingen;
6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging, de vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm, de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken, de veranderingen aan reeds bestaande werken, en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen, hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;
7° [8 geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;]8
8° [van alle geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet.] <W 1993-01-12/34, art. 18, 039; Inwerkingtreding : 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsblad" art. 3, W 1993-01-21/30>
9° van alle geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding als wat het bedrag ervan betreft;
10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, bepaald in de gecoordineerde wetten van 15 september 1919 op de mijnen, groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de bedding bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen [4 , of door de geologische opslag van kooldioxide, alsook die betreffende de vergoeding van het verlies van genot tengevolge de inbezitneming van de terreinen in het kader van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide;]4 ;
11° [5 van geschillen inzake grondinrichting zoals georganiseerd krachtens titel 11, hoofdstuk 3, van het Waalse landbouwwetboek;]5
12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden langs de spoorwegen;
13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en veldvruchten;
14° [8 de aan het leefloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;]8
15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een gebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren;
16° [van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw;] <W 28-12-1967, art. 6>
17° [van de vorderingen inzake groefrecht;] <W 15-07-1970, art. 30>
18° [van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;] <W 01-04-1976, art. 15>
18° [van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;] <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.>
[19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;] <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>
[20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;] <DWG 1985-10-11/33, art. 6, 008>
[21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten [evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten], zoals geregeld bij wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;] <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029; Inwerkingtreding : uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[22° van alle geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort, of zijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen.] <W 2001-06-10/70, art. 2, 093; Inwerkingtreding : 11-09-2001>
[6 24° van alle vorderingen die ingesteld worden op basis van 33quater, § 6, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, tegen de beslissingen van de plaatselijke commissies voor energie.]6
[7 25° van alle vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen;]7
[9 25° van alle vorderingen die ingesteld worden op basis van 31, § 6, van het decreet van 19 april 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, tegen de beslissingen van de plaatselijke commissies voor energie.]9 ----------
(
4)<DWG
2013-07-10/39, art. 45, 211; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
(
5)<DWG
2014-03-27/65, art. D.410, 227; Inwerkingtreding : 15-06-2014>
(
6)<DWG
2014-04-11/23, art. 74, 229; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(
7)<W
2014-03-26/33, art. 11, 230; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
8)<W
2013-07-30/23, art. 133, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
9)<DWG
2015-05-21/05, art. 54, 245; Inwerkingtreding : 12-06-2015>
(
11)<W
2017-07-06/24, art. 74, 260; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 591_VLAAMS_GEWEST.
Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van alle geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;
2° van geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in geval van medeeigendom;
[2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9, §§ 2, 3, 4, 6 of 7, 577-10, § 4, en 577-12, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek;] <W 1994-06-30/34, art. 8, 047; Inwerkingtreding : 1995-08-01>
3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van aan elkaar grenzende erven oplegt;
4° van geschillen betreffende rechten van overgang;
5° van bezitsvorderingen;
6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging, de vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm, de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken, de veranderingen aan reeds bestaande werken, en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen, hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;
7° [8 geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;]8
8° [van alle geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet;] <W 1993-01-12/34, art. 18, 039; Inwerkingtreding : 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsblad" art. 3, W 1993-01-21/30>
9° van alle geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding als wat het bedrag ervan betreft;
10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, [1 en van de geschillen betreffende de vergoeding van de schade, veroorzaakt door het opsporen of het winnen van koolwaterstoffen [10 , door het opsporen of het winnen van aardwarmte]10 of door de geologische opslag van koolstofdioxide en betreffende de vergoeding van het genotsverlies ten gevolge van het bezetten van gronden in het kader van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond]1;
11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen;
12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden langs de spoorwegen;
13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en veldvruchten;
14° [8 de aan het leefloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;]8
15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een gebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren;
16° [van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw;] <W 28-12-1967, art. 6>
17° [van de vorderingen inzake groefrecht;] <W 15-07-1970, art. 30>
18° [van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;] <W 01-04-1976, art. 15>
18° [van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;] <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.>
[19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;] <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>
[20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;] <DWG 1985-10-11/33, art. 6, 008>
[21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten [evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten], zoals geregeld bij wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;] <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029; Inwerkingtreding : uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[22° van alle geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort, of zijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen;] <W 2001-06-10/70, art. 2, 093; Inwerkingtreding : 11-09-2001>
[3 23° van geschillen betreffende de erfdienstbaarheden, als vermeld in [12 artikel 4.1.23 en artikel 4/1.1.7]12 van het Energiedecreet van 8 mei 2009;
24° van de vorderingen betreffende de aangelegenheden, vermeld bij [12 artikel 4.1.24, artikel 4.1.25, artikel 4/1.1.8 en artikel 4/1.1.9]12 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.]3
[7 25° van alle vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.]7
----------
(
1)<DVR
2009-05-08/15, art. 65, 180; Inwerkingtreding : 06-09-2011>
(
3)<DVR
2012-03-16/04, art. 4, 196; Inwerkingtreding : 12-04-2012>
(
7)<W
2014-03-26/33, art. 11, 230; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
8)<W
2013-07-30/23, art. 133, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
10)<DVR
2016-03-25/25, art. 38, 253; Inwerkingtreding : 01-01-2017 (BVR
2016-10-28/24)>
(
11)<W
2017-07-06/24, art. 74, 260; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
12)<DVR
2017-03-10/15, art. 30, 266; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
Art. 591_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van alle geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;
2° van geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in geval van medeeigendom;
(2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9, §§ 2, 3, 4, 6 of 7, 577-10, § 4, en 577-12, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek;) <W 1994-06-30/34, art. 8, 047; Inwerkingtreding : 1995-08-01>
3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van aan elkaar grenzende erven oplegt;
4° van geschillen betreffende rechten van overgang;
5° van bezitsvorderingen;
6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging, de vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm, de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken, de veranderingen aan reeds bestaande werken, en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen, hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;
7° [8 geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;]8
8° (van alle geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet;) <W 1993-01-12/34, art. 18, 039; Inwerkingtreding : 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsblad" art. 3, W 1993-01-21/30>
9° van alle geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding als wat het bedrag ervan betreft;
10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, bepaald in de gecoordineerde wetten van 15 september 1919 op de mijnen, groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de bedding bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen;
11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen;
12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden langs de spoorwegen;
13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en veldvruchten;
14° [8 de aan het leefloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;]8
15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een gebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren;
16° (van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw;) <W 28-12-1967, art. 6>
17° (van de vorderingen inzake groefrecht.) <W 15-07-1970, art. 30>
18° (van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;) <W 01-04-1976, art. 15>
18° (van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;) <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.>
(19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;) <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>
(20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;) <DWG 1985-10-11/33, art. 6, 008>
(21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten (evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten), zoals geregeld bij wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;) <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029; Inwerkingtreding : uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(22° van alle geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort, of zijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen;) <W 2001-06-10/70, art. 2, 093; Inwerkingtreding : 11-09-2001>
23° [2 van alle vorderingen die ingesteld worden op basis van de procedure van Hoofdstuk IVbis van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en alle vorderingen die ingesteld worden op basis van de procedure van Hoofdstuk Vbis van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, alsmede van de samenhangende vorderingen, zoals de terugvordering van schuldvorderingen en deze inzake betalingsfaciliteiten.]2
[7 25° van alle vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is als bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.]7
----------
(
2)<ORD
2011-07-20/28, art. 66, 193; Inwerkingtreding : 20-08-2011>
(
7)<W
2014-03-26/33, art. 11, 230; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
8)<W
2013-07-30/23, art. 133, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
11)<W
2017-07-06/24, art. 74, 260; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 592.Wanneer de waarde van de vordering niet bepaald is en deze niet uitsluitend tot de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg of de [
1 ondernemingsrechtbank]
1 behoort, kan zij, naar keuze van de eiser, voor de rechtbank van eerste aanleg of de [
1 ondernemingsrechtbank]
1, naar gelang van het geval, of voor de vrederechter worden gebracht.
Op verzoek van de verweerder verwijst de rechtbank de zaak naar de vrederechter, wanneer de waarde van de vordering kennelijk gelijkwaardig kan worden geacht met een bedrag dat de bevoegdheid van de vrederechter niet te boven gaat.
Op verzoek van de verweerder verwijst de vrederechter de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg of de [
1 ondernemingsrechtbank]
1, naar gelang van het geval, wanneer de waarde van de vordering kennelijk hoger is dan het bedrag waarvoor hij bevoegd is.
----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 252, 291; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 593. De vrederechter neemt kennis van de geschillen over de titel, die in ondergeschikt verband staan met de vorderingen die op geldige wijze voor hem aanhangig zijn.
Art. 594.De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak:
1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [
5 ...]
5 wanneer dit hem toekomt krachtens overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet, of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort;
2° [
3 in geval van voogdij,]
3 over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoefening van de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;
3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een beroepsvereniging;
4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot); <KB 1986-10-17/31, art. 15, 012>
5° (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit de middelen van:
a) de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
b) het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers, zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;
c) [
7 de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;]
7 (6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verband met de voogdij van minderjarigen [
2 ...]
2 alsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4, 091;
Inwerkingtreding : 01-08-2001>
(7° op de verzoeken inzake specifieke voogdij als voorzien in Titel XIII, Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen " van de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002-12-24/45, art. 27, 106;
Inwerkingtreding : 01-05-2004>
8° (over het verzet van [
3 ...]
3 de voogd, de toeziende voogd, de curator of de rechthebbende, tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslagtrekkende zoals het is bedoeld in artikel 69, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, buiten het geval waar de vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaakt wordt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.) <W 1985-08-01/31, art. 51, 006>
9° [
3 in geval van een minderjarige onder voogdij,]
3 (over het verzet tegen de betaling aan de bijslagtrekkende van de gezinsbijslag voor zelfstandigen, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaakt werd op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.) <W 29-03-1976, art. 8>
10° over verzoeken om machtiging [
8 op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten]
8;
11° over de verzoeken om machtiging tot hypothecaire inschrijving die door de ontvanger [
8 ...]
8 worden gedaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten;
12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07-15/35, art. 1, 007>
13° [
10 over de verzoeken om machtiging op grond van artikel 784/1 van het Burgerlijk Wetboek;]
10 14° over het verzoek van medeëigenaars, vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van erfpacht, opstal, gebruik of bewoning, om aanstelling van een gemeenschappelijke lasthebber die zitting neemt in de algemene vergadering van de polder of van de watering;
(15° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32, art. 38, §2, 024;
Inwerkingtreding : 1991-07-27, volgens art. 39 van de wet en art. 11 van KB 1991-07-18/38>
16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelen [
9 488/1 tot 502]
9 van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33, art. 16, 1), 032;
Inwerkingtreding : 28-07-1992>
[
3 16°/1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming, als bedoeld in de artikelen 1238 tot [
9 1251]
9;]
3 [
4 16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;]
4 17° over het verzoek van openbare ambtenaren om aflevering van een uitvoerbaar afschrift voor de terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;
18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 94 van het Wetboek der successierechten;
19° [
3 over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;]
3 20° (over het verzoek om machtiging, inzake pacht, om de gebouwen op te trekken en alle werken uit te voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970, art. 31>
(21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger, ingesteld op grond van artikel 577-8, § 1 of § 7, van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34, art. 9, 047;
Inwerkingtreding : 1995-08-01>
22° [
6 over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed.]
6 ----------
(
2)<W
2013-03-17/14, art. 155, 223; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 134, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-08/02, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2016-12-25/14, art. 74, 257; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
6)<W
2017-10-18/08, art. 4, 265; Inwerkingtreding : 16-11-2017>
(
7)<KB
2018-05-15/05, art. 3, 279; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(
8)<W
2018-07-11/07, art. 46, 283; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(
9)<W
2018-12-21/09, art. 48, 294; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
(
10)<W
2020-07-31/03, art. 83, 310; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 594_VLAAMS_GEWEST.
De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak:
1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [5 ...]5 wanneer dit hem toekomt krachtens overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet, of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort;
2° [3 in geval van voogdij,]3 over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoefening van de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;
3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een beroepsvereniging;
4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot); <KB 1986-10-17/31, art. 15, 012>
5° (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit de middelen van:
a) de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
b) het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers, zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;
c) [7 de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;]7
(6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verband met de voogdij van minderjarigen [2 ...]2 alsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4, 091; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
(7° op de verzoeken inzake specifieke voogdij als voorzien in Titel XIII, Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen " van de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002-12-24/45, art. 27, 106; Inwerkingtreding : 01-05-2004>
8° [10 over geschillen over de aanwijzing van de begunstigden van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 3, 1°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, in geval van voogdij, buiten het geval waar de vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaakt is op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming]10
9° [10 ...]10
10° over verzoeken om machtiging [8 op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten]8;
11° over de verzoeken om machtiging tot hypothecaire inschrijving die door de ontvanger [8 ...]8 worden gedaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten;
12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07-15/35, art. 1, 007>
13° (opgeheven) <W 1999-05-04/03, art. 45, 085; Inwerkingtreding : 01-11-1999>
14° over het verzoek van medeëigenaars, vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van erfpacht, opstal, gebruik of bewoning, om aanstelling van een gemeenschappelijke lasthebber die zitting neemt in de algemene vergadering van de polder of van de watering;
(15° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32, art. 38, §2, 024; Inwerkingtreding : 1991-07-27, volgens art. 39 van de wet en art. 11 van KB 1991-07-18/38>
16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelen [9 488/1 tot 502]9 van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33, art. 16, 1), 032; Inwerkingtreding : 28-07-1992>
[3 16°/1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming, als bedoeld in de artikelen 1238 tot [9 1251]9;]3
[4 16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;]4
17° over het verzoek van openbare ambtenaren om aflevering van een uitvoerbaar afschrift voor de terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;
18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 94 van het Wetboek der successierechten;
19° [3 over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;]3
20° (over het verzoek om machtiging, inzake pacht, om de gebouwen op te trekken en alle werken uit te voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970, art. 31>
(21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger, ingesteld op grond van artikel 577-8, § 1 of § 7, van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34, art. 9, 047; Inwerkingtreding : 1995-08-01>
22° [6 over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed.]6
----------
(
2)<W
2013-03-17/14, art. 155, 223; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 134, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-08/02, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2016-12-25/14, art. 74, 257; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
6)<W
2017-10-18/08, art. 4, 265; Inwerkingtreding : 16-11-2017>
(
7)<KB
2018-05-15/05, art. 3, 279; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(
8)<W
2018-07-11/07, art. 46, 283; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(
9)<W
2018-12-21/09, art. 48, 294; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
(
10)<DVR
2018-04-27/27, art. 196, 299; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 594_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak:
1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [5 ...]5 wanneer dit hem toekomt krachtens overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet, of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort;
2° [3 in geval van voogdij,]3 over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoefening van de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;
3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een beroepsvereniging;
4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot); <KB 1986-10-17/31, art. 15, 012>
5° (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit de middelen van:
a) de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
b) het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers, zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;
c) [7 de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;]7
(6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verband met de voogdij van minderjarigen [2 ...]2 alsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4, 091; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
(7° op de verzoeken inzake specifieke voogdij als voorzien in Titel XIII, Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen " van de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002-12-24/45, art. 27, 106; Inwerkingtreding : 01-05-2004>
8° [10 in geval van voogdij, over geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van gezinsbijslagen, en over verzet tegen de uitbetaling van gezinsbijslagen aan de bijslagtrekkende, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;]10
9° [10 ...]10
10° over verzoeken om machtiging [8 op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten]8;
11° over de verzoeken om machtiging tot hypothecaire inschrijving die door de ontvanger [8 ...]8 worden gedaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten;
12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07-15/35, art. 1, 007>
13° (opgeheven) <W 1999-05-04/03, art. 45, 085; Inwerkingtreding : 01-11-1999>
14° over het verzoek van medeëigenaars, vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van erfpacht, opstal, gebruik of bewoning, om aanstelling van een gemeenschappelijke lasthebber die zitting neemt in de algemene vergadering van de polder of van de watering;
(15° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32, art. 38, §2, 024; Inwerkingtreding : 1991-07-27, volgens art. 39 van de wet en art. 11 van KB 1991-07-18/38>
16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelen [9 488/1 tot 502]9 van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33, art. 16, 1), 032; Inwerkingtreding : 28-07-1992>
[3 16° /1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming, als bedoeld in de artikelen 1238 tot [9 1251]9;]3
[4 16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;]4
17° over het verzoek van openbare ambtenaren om aflevering van een uitvoerbaar afschrift voor de terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;
18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 94 van het Wetboek der successierechten;
19° [3 over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;]3
20° (over het verzoek om machtiging, inzake pacht, om de gebouwen op te trekken en alle werken uit te voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970, art. 31>
(21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger, ingesteld op grond van artikel 577-8, § 1 of § 7, van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34, art. 9, 047; Inwerkingtreding : 1995-08-01>
22° [6 over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed.]6
----------
(
2)<W
2013-03-17/14, art. 155, 223; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 134, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-08/02, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2016-12-25/14, art. 74, 257; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
6)<W
2017-10-18/08, art. 4, 265; Inwerkingtreding : 16-11-2017>
(
7)<KB
2018-05-15/05, art. 3, 279; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(
8)<W
2018-07-11/07, art. 46, 283; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(
9)<W
2018-12-21/09, art. 48, 294; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
(
10)<DDG
2018-04-23/18, art. 97, 296; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 595. De vrederechter doet uitspraak over de vorderingen die voor hem aanhangig zijn krachtens de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake onteigening ten algemenen nutte.
Art. 595_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG
2018-11-22/12, art. 68, 305; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 595_VLAAMS_GEWEST.
De vrederechter doet uitspraak over de vorderingen die voor hem aanhangig zijn krachtens [1 het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017]1. ----------
(
1)<DVR
2017-02-24/22, art. 81, 275; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 596. <W 2003-03-13/62, art. 2, 119;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De vrederechter is bevoegd inzake voogdij zoals in boek I van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.
Art. 596bis. <Ingevoegd bij W
2007-05-10/51, art. 3;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> De vrederechter is bevoegd inzake het gerechtelijk beheer va de goederen van een vermoedelijk afwezige, overeenkomstig de artikelen 113 tot 117 van het Burgerlijk Wetboek.
Art. 597.De vrederechter is bevoegd inzake verzegeling [
1 en aanstelling van sekwesters]
1 [
2 in zaken die behoren tot zijn bevoegdheid]
2.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 135, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2015-05-21/12, art. 3, 246; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art. 598.[
1 De vrederechter is tegenwoordig :
1° bij verdelingen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge [
2 de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen]
2;
2° indien de vrederechter daartoe beslist, bij openbare verkopingen van onroerende goederen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge [
2 de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen]
2, evenals bij openbare verkopingen van onroerende goederen uit nalatenschappen die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard zijn, uit onbeheerde nalatenschappen of uit failliete boedels.
Hij oefent de bevoegdheden uit die bij de artikelen 1192 en 1206 bepaald worden.]
1 ----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 203, 224; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2015-08-10/19, art. 2, 248; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 599. De vrederechter kan worden belast met de onderzoeksverrichtingen die de rechterlijke overheid beveelt.
Art. 600.Hij geeft akten van bekendheid af aan degenen die erom verzoeken [
1 ...]
1.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 96, 224; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 601. De vrederechter beëdigt:
1° alle personen die wegens hun ambt en bediening aan die voorafgaande formaliteit onderworpen zijn, in de gevallen waarin de wet de beëdigde overheid niet uitdrukkelijk heeft bepaald;
2° de wegencommissarissen;
3° de ambtenaren aangewezen om overtredingen inzake bevloeiing vast te stellen;
4° de lasthebbers of koopwachters, overeenkomstig het Boswetboek aan te wijzen;
5° de personen aangewezen om de overtreding vast te stellen van de wet op de gezondheidspolitie der huisdieren en op de schadelijke insekten;
6° de personen aangewezen om de overtreding van de conventie van Rome van 6 december 1951 op de bescherming van de planten vast te stellen;
7° de gemachtigde bedienden van tramconcessiehouders;
8° de ambtenaren aangewezen om de overtreding van de voorschriften inzake handel in scheuten van harsbomen vast te stellen;
9° de ambtenaren aangewezen om de inbreuken op de wet houdende verbod van de handel in Levantse bessen vast te stellen;
10° de wachters die erkend zijn om te waken voor de uitvoering van de wettelijke bepalingen inzake elektriciteitsvoorziening;
11° de personen aangewezen om de overtreding vast te stellen van de wettelijke bepalingen inzake handel in land- en tuinprodukten en produkten van de zeevisserij;
12° de exploitanten van openbare autobusdiensten, van speciale autobusdiensten en van toerauto's en hun bedienden die gelast zijn de overtreding van de politieverordening op de exploitatie van de diensten vast te stellen;
13° de ambtenaren aangewezen om de overtreding vast te stellen van de voorschriften inzake behandeling van ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels, en de daarmede geladen tuigen;
14° de wachters en sluiswachters aangesteld bij de dienst der wateringen;
15° de dijk- en sluiswachters aangesteld bij de dienst der polders;
16° de wegers, meters en scheepsmeters die niet bedoeld zijn in artikel 576;
17° de ijkmeesters en hulpijkmeesters;
18° de veldwachters en particuliere veldwachters.