Door de wet van 6 april 2010 werden de betekening en de kennisgeving in burgerlijke zaken en in strafzaken gelijkgesteld.
Indien de betekening niet aan de persoon kan gebeuren dient thans, zowel in burgerlijke zaken als in strafzaken de gerechtsdeurwaarder een gesloten omslag achter le laten op de woonplaats of de verblijfplaats van de geadresseerde, zonder dat op de buitenkant van de omslag de inhoud van het exploot kan worden afgeleid. Op de omslag staan de kantoorgegevens van de gerechtsdeurwaarder, de naam en voornaam van de geadresseerde, de plaats van de betekening en de vermelding "Pro Justitia - Dadelijk af te geven". Andere vermeldingen zijn niet toegelaten.
Net zoals in burgerlijke zaken stuurt de gerechtsdeurwaarder uiterlijk de eerste dag na de bezorging van de brief (die als betekening geldt) een aangetekend schrijven naar de geadresseerde waarin het dag en het uur van de aanbieding worden vermeld met aanduiding van de mogelijkheid voor de geadresseerde een afschrift van het betekend exploot te komen afhalen op zijn kantoor gedurende maximum 3 maand na de betekening. De betekende kan een volmachtdrager aanstellen om deze stukken af te halen. Vanzelfsprekend is dit niet strikt nodig voor de betekende en houdt de afhaling geen verplichting uit wanneer hij oordeelt dat hij voldoende kennis heeft van het achtergelaten exploot.
Het heeft geen zin om op het ogenblik van de dagvaarding aan de gerechtsdeurwaarder uw argumentatie te bezorgen. Ook kan in dit stadium een betaling van een eventuele eerder voorgestelde boete niet of niet meer beletten dat de zaak voor de rechter wordt gebracht. De verdediging dient na dagvaarding voor de rechtbank gevoerd.
Wanneer geen gevolg wordt gegeven aan de dagvaarding, m.a.w. wanneer u niet verschijnt of zich niet door een advocaat laat vertegenwoordigen op de zitting waartoe u bent gedagvaard, zal de rechtbank een verstekvonnis uitspreken.
Tegen een verstekvonnis kan verzet aangetekend maar dit verzet kan niet ontvankelijk zijn of ongedaan worden verklaard.
Het verzet is niet-ontvankelijk in een aantal gevallen, zoals verzet ingesteld na de wettelijke termijnen (behoudens overmacht), verzet ingesteld tegen een vonnis op tegenspraak of een vonnis geacht op tegenspraak en verzet ingesteld nadat dezelfde partij eerst hoger beroep heeft aangetekend tegen dezelfde beslissing (art. 187§5 Sv., zoals gewijzigd door art. 83 Wet van 5 februari 2016).
Bij niet-ontvankelijk verzet komt er geen proces op tegenspraak bij hetzelfde rechtscollege, is de beslissing bij verstek definitief, tenzij er nog hoger beroep openstaat. Een ontvankelijk verzet leidt niet noodzakelijk tot een nieuw proces voor dezelfde rechter. In twee gevallen dient de rechter het verzet ongedaan te verklaren, namelijk wanneer 1°het vaststaat dat de eiser in verzet kennis kreeg van de eerste dagvaarding en zonder een reden van overmacht of een wettige reden van verschoning afwezig bleef of 2°de eiser in verzet laat een tweede keer verstek, is niet zelf aanwezig op een zitting van het proces op verzet of liet zich niet vertegenwoordigen door een advocaat (art. 187§6 Sv.).
Tegen een beslissing van ongedaan verzet is geen verzet mogelijk, alleen hoger beroep (art. 187§8 en §9 Sv.). Indien het hoger beroep tijdig is ingesteld, volgens de juiste vormvereisten, komt de grond van de zaak wel aan bod voor de rechter in hoger beroep (art. 187§9 Sv.).
De partij die kennis had van de dagvaarding, en na een veroordeling bij verstek een nieuw proces wil, doet er dus goed aan 1° te laten gelden dat zij wegens overmacht of een wettige reden niet aan het eerste proces kon deelnemen en 2°zelf te verschijnen voor de rechter op verzet, of zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. De partij die verzet aantekent, kan daarvan afstand doen, of de omvang van het debat beperken (art. 187§7 Sv.).
Bij ontvankelijk verzet, waarbij de verdachte zelf of via zijn advocaat verschijnt, gaat het verstekvonnis teniet, en dient hetzelfde rechtscollege opnieuw uitspraak te doen (art. 187§4 Sv.). Blijft tijdens het tweede proces de verdachte afwezig, zonder zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, dan doet de rechter een tweede maal uitspraak bij verstek. Een tweede verzet is dan uitgesloten (art. 187§8 Sv.).
Volledigheidshalve wordt vermeld dat de bij verstek veroordeelde beklaagde ook kan kiezen om tegen het in eerste aanleg gewezen verstekvonnis dadelijk hoger beroep in te stellen. Het hoger beroep moet ingevolge artikel 203, § 1 van het Wetboek van strafvordering worden ingesteld binnen de 30 dagen na de betekening van het vonnis aan de beklaagde.
Binnen deze termijn dient de partij die hoger beroep instelt een verklaring af te leggen ter griffie en een verzoekschrift in te dienen, waarin nauwkeurig de grieven tegen het bestreden vonnis zijn vermeld (art. 204 Sv., zoals gewijzigd door art. 89 Wet van 5 februari 2016). Beklaagden die in de gevangenis zijn opgesloten, kunnen binnen de openingsuren van de griffie een verklaring van hoger beroep afleggen aan de gevangenisdirecteur, en aan hem of zijn afgevaardigde een grievenformulier overhandigen (art. 1 Wet van 25 juli 1893, zoals gewijzigd door art. 34 Wet van 25 december 2016).
De directeur van de gevangenis stelt dan een akte van hoger beroep op, met bepaalde vermeldingen, en maakt deze akte samen met het grievenformulier over aan de griffier van de rechtbank die uitspraak deed. Aangaande het hoger beroep tegen verstekvonnissen dient te worden opgemerkt dat er geen “buitengewone termijn van hoger beroep” bestaat. De termijn van 30 dagen neemt aanvang bij de betekening van het verstekvonnis, ongeacht of de betekening gebeurde aan de beklaagde persoonlijk of aan zijn woonplaats.