Uittreksel uit het (nieuw) BW
Art. 5.194. Definitie van de betaling
De betaling is de eenzijdige rechtshandeling waarbij de verschuldigde prestatie vrijwillig wordt uitgevoerd.
Zij bevrijdt de schuldenaar tegenover de schuldeiser en dooft de schuld uit, behoudens subrogatie in de rechten van de schuldeiser.
Hoofdstuk 2. Betaling
Afdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 5.195. Vereiste van een schuld
Iedere betaling onderstelt een schuld: hetgeen betaald is zonder verschuldigd te zijn, kan worden teruggevorderd overeenkomstig de artikelen 5.133 tot 5.134.
Art. 5.196. Betaling door een derde
De betaling kan worden gedaan door eenieder die belang heeft bij de verbintenis, zoals een borg.
Zij kan zelfs worden gedaan door een derde die geen belang heeft bij de verbintenis. De schuldeiser heeft in dat geval evenwel het recht om de betaling te weigeren indien hij zich beroept op een wettige reden die voortvloeit uit het belang dat de verbintenis, gelet op de aard of strekking ervan, wordt nagekomen door de schuldenaar zelf, of uit het belang dat zij niet wordt nagekomen door een welbepaalde derde.
Art. 5.197. Geldigheidsvereisten voor de betaling
Om geldig te betalen, moet men de bevoegdheid en de bekwaamheid hebben om te beschikken over het voorwerp dat in betaling wordt gegeven.
Art. 5.198. Betaling aan de schuldeiser
De betaling moet worden gedaan aan de schuldeiser of aan iemand die door hem, door de rechter of door de wet gemachtigd is om voor hem te ontvangen.
De betaling gedaan aan iemand die geen bevoegdheid heeft om voor de schuldeiser te ontvangen, is niettemin bevrijdend indien:
1° de schuldeiser de betaling bekrachtigt;
2° de schuldeiser er voordeel uit getrokken heeft; of
3° de betaling te goeder trouw gedaan is aan de schijnschuldeiser, ook al wordt hij naderhand ontzet.
De betaling gedaan aan de schuldeiser is niet bevrijdend indien hij onbekwaam was om haar te ontvangen, tenzij de schuldenaar aantoont dat de schuldeiser voordeel heeft gehaald uit de betaling.
Art. 5.199. Onbeschikbaarheid van de schuldvordering
De betaling in handen van de schuldeiser is niet bevrijdend indien de wet een dergelijke betaling verbiedt of de betaling in andere handen oplegt.
Aldus is de betaling, door de schuldenaar aan zijn schuldeiser gedaan in weerwil van een beslag of een verzet, niet bevrijdend ten aanzien van de schuldeisers die het beslag gelegd hebben of het verzet gedaan hebben; deze kunnen, volgens hun recht, de schuldenaar noodzaken opnieuw te betalen, behoudens, in dat geval alleen, zijn verhaal op de schuldeiser.
Art. 5.200. Voorwerp van de betaling
De schuldeiser kan niet worden gedwongen betaling te ontvangen van een gedeelte van een schuld, ook al is die schuld deelbaar.
De schuldeiser kan evenmin worden gedwongen een andere prestatie aan te nemen dan de hem verschuldigde prestatie, ook al is zij van gelijke of zelfs grotere waarde.
Hij kan evenwel, via een inbetalinggeving, een andere prestatie aanvaarden dan de hem verschuldigde prestatie.
Art. 5.201. Respijttermijn
De rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand van de partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis.
Art. 5.202. Staat van de zaak
De schuldenaar van een bepaald voorwerp is van zijn schuld bevrijd door de afgifte van het voorwerp in de staat waarin het zich ten tijde van de levering bevindt, op voorwaarde dat de beschadiging die het ondergaan heeft, niet is veroorzaakt door zijn schuld, noch door die van de personen voor wie hij aansprakelijk is, en hij niet reeds voor het ontstaan van de beschadiging in gebreke was.
Indien het verschuldigde voorwerp alleen is bepaald ten aanzien van zijn soort, is de schuldenaar, om zich van de schuld te bevrijden, niet verplicht de beste soort te geven; doch hij mag ook niet de slechtste aanbieden.
Art. 5.203. Plaats en tijdstip van de betaling
De betaling moet worden gedaan op de plaats die door het contract is aangewezen.
Indien geen plaats is aangewezen, moet, wanneer het een zeker voorwerp betreft, de betaling worden gedaan op de plaats waar het voorwerp van de verschuldigde prestatie, zich bevond ten tijde van het ontstaan van de verbintenis.
Buiten deze twee gevallen moet de betaling worden gedaan aan de woonplaats van de schuldenaar.
Ze moet worden gedaan zodra de schuld opeisbaar is.
Art. 5.204. Kosten van de betaling
De kosten van betaling komen ten laste van de schuldenaar.
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen voor de geldelijke verbintenissen
Art. 5.205. Monetair nominalisme
De schuldenaar van een verbintenis tot betaling van een geldsom betaalt bevrijdend door de storting van het nominaal bedrag ervan, zonder rekening te houden met de werkelijke waarde ervan.
De schuldenaar van een waardeschuld betaalt bevrijdend door de storting van het bedrag voortvloeiend uit de vereffening ervan.
Art. 5.206. Interest
Remuneratoire interest is de interest die strekt tot tegenprestatie van de terbeschikkingstelling van kapitaal.
Moratoire interest is de nalatigheidsinterest verschuldigd als herstel wegens de laattijdige nakoming van een geldschuld.
Compensatoire interest is de nalatigheidsinterest verschuldigd als herstel wegens de laattijdige nakoming van een waardeschuld.
Art. 5.207. Anatocisme
Niettegenstaande andersluidend beding, kan vervallen remuneratoire en moratoire interest slechts interest opbrengen, ofwel ten gevolge van een schriftelijke ingebrekestelling, ofwel ten gevolge van een specifiek contract, mits de ingebrekestelling of dit contract betrekking heeft op interest die ten minste voor een geheel jaar verschuldigd is.
Afdeling 3. Toerekening van betalingen
Art. 5.208. Toerekening beslist door de schuldenaar
De schuldenaar van verscheidene schulden heeft het recht om, wanneer hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen, tenzij die toerekening in strijd is met de wet of met het contract.
Art. 5.209. Subsidiaire toerekeningsregels
Bij gebrek aan toerekening door de partijen, gebeurt zij als volgt:
1° in de eerste plaats op de vervallen schulden;
2° onder deze schulden, op de schulden die de schuldenaar het meeste belang had te voldoen;
3° bij gelijk belang, op de oudste schuld;
4° alles gelijkstaande, naar evenredigheid.
Art. 5.210. Toerekening op de interest
De schuldenaar van een schuld die remuneratoire of moratoire interest oplevert of rentetermijnen opbrengt, kan, buiten de toestemming van de schuldeiser, de betaling die hij doet niet toerekenen op het kapitaal eerder dan op de rentetermijnen of de interest; de betaling die op het kapitaal en de interest gedaan wordt, maar waarmee de gehele schuld niet is gekweten, wordt in de eerste plaats op de interest toegerekend.