De bij de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden bepaalde bijzondere bescherming tegen ontslag voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor bescherming en preventie op het werk, alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, heeft tot doel, enerzijds, aan de personeelsafgevaardigden de gelegenheid te geven hun opdracht in de onderneming uit te oefenen, en, anderzijds, de volledige vrijheid van de werknemers te waarborgen om zich kandidaat te stellen teneinde die opdracht uit te oefenen.
Die bescherming, waartoe de in artikel 14 van deze wet bepaalde mogelijkheid tot re-integratie in de onderneming behoort, is in het algemeen belang ingevoerd en raakt dienvolgens de openbare orde. De beschermde werknemer kan van deze rechten geen afstand doen althans niet voordat het ontslag is gegeven.
De artikelen 2, § 6, derde en zesde gedachtestreepje, 5, § 3, tweede lid, en 8, eerste lid, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden, waarin gevallen zijn bepaald waarin de arbeidsovereenkomst van een beschermde werknemer met diens akkoord op een andere wijze dan bepaald in artikel 2, § 1, kan worden beëindigd en de bescherming ten einde komt, moeten strikt geïnterpreteerd worden en houden geenszins in dat de beschermde werknemer te allen tijde afstand kan doen van de door deze wet verleende bescherming.
Het openbare-orde-karakter van de wettelijke ontslagbescherming heeft niet tot gevolg dat alle uit die bescherming voortvloeiende rechten de openbare orde raken en niet vatbaar zijn voor afstand door de beschermde werknemer.
Van zodra de werkgever de ontslagprocedure niet heeft nageleefd en de tot de ontslagbescherming behorende mogelijke re-integratie van de beschermde werknemer in de onderneming binnen de in de wet bepaalde termijnen niet meer kan worden gevraagd of niet is ingewilligd en derhalve de ontslagbescherming niet haar doel heeft bereikt, worden door de in de artikelen 16 en 17 Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden bepaalde ontslagvergoedingen nog slechts de particuliere belangen van de ontslagen werknemer beschermd..
Hieruit volgt dat de ontslagen beschermde werknemer vanaf dan zijn recht op de ontslagvergoeding definitief verworven heeft en ervan afstand kan doen.
Krachtens artikel 17, § 1, Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden moet, wanneer de werknemer of de werknemersorganisatie die zijn kandidatuur heeft voorgedragen, zijn re-integratie binnen de in artikel 14 vastgestelde termijnen heeft aangevraagd en deze door de werkgever niet werd aanvaard binnen dertig dagen na de dag waarop het verzoek hem bij een ter post aangetekende brief werd gezonden, de werkgever aan de werknemer de bij artikel 16 bedoelde vergoeding betalen, evenals het loon voor het nog resterende gedeelte van de periode tot het einde van het mandaat van de leden die het personeel vertegenwoordigen bij de verkiezingen waarvoor hij kandidaat is geweest.
Deze wetsbepaling houdt geen ontbindende voorwaarde in, maar stelt een vereiste voor de opeisbaarheid van de beschermingsvergoeding.