Er is sprake van benadeling wanneer er bij een overeenkomst onder bezwarende titel die vergeldend is, een aanzienlijk onevenwicht bestaat tussen de wederzijds prestaties.
Benadeling leidt niet tot de nietigheid van de overeenkomst. Benadeling is immers geen eigenlijk wilsgebrek dat een grond tot vernietiging van de overeenkomst oplevert
Rekening houdende met de basisregel van de wilsautonomie is het niet de taak van de rechter om de economische gelijkwaardigheid van de aangegane verbintenissen te beoordelen.
Partijen moeten immers de bindende kracht van de overeenkomst respecteren.
Krachtens artikel 1118 oud BW is benadeling enkel een nietigheidsgrond in de gevallen die uitdrukkelijk bij wet bepaald zijn.
Uitzondering hierop is de gekwalificeerde benadeling die tot de nietigheid van de overeenkomst leidt (die haar grondslag had in art. 1382 BW, en thans onder de benaming misbruik van omstandigheden gecodificeerd werd in art. 5.37 (nieuw) BW ), dus ook in die gevallen waar de gewone benadeling geen soelaas zou kunnen bieden.
Er is sprake van gekwalificeerde benadeling wanneer wordt bewezen dat er een manifeste wanverhouding bestaat tussen de wederzijds bedongen prestaties en dat die wanverhouding het gevolg is van het misbruik door de ene partij van de zwakke positie van de andere partij.
De gekwalificeerde benadeling kent zeer strenge toepassingsvoorwaarden.
1. een duidelijke en gewichtige manifeste wanverhouding tussen de wederzijds bedongen prestaties (Een manifeste wanverhouding tussen de wederzijds bedongen prestaties wordt omschreven in de rechtsleer als een (actuele of toekomstige) vermogensaantasting ten aanzien van een van de contractpartijen, zonder dat er over het bestaan daarvan tussen normaal voorzichtige beoordelaars betwisting zou kunnen ontstaan)
2. de voormelde wanverhouding of benadeling dient haar oorsprong te vinden in het kennelijk misbruik dat de ene partij maakt van de concrete omstandigheden waarin de benadeelde partij zich bevond (een inferieure positie bevindt ten opzichte van de andere, dan wel misbruik van onoplettendheid en de nalatigheid van een contractspartij).
3. het contract zou zonder het misbruik ofwel niet, ofwel tegen minder ongunstige voorwaarden gesloten zijn (het determinerend karakter van het misbruik).
Een louter economisch onevenwicht, ongeacht hoe groot de benadeling ook moge zijn, is onvoldoende om gekwalificeerde benadeling te weerhouden en de geldigheid van de overeenkomst in het gedrang te kunnen brengen.
Inmiddels werd de leer van de gekwalificeerde benadeling gecodificeerd in het art. 5.37 (nieuw) BW .
De gekwalificeerde benadeling (misbruik van omstandigheden) kan slechts zeer uitzonderlijk worden toegepast en biedt geen soelaas voor een loutere achteraf ontevreden contractant wanneer deze gaat inzien dat de overeenkomst voor hem ongunstig lijkt en wil terugkomen op de eerder aangegane verbintenissen.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
Art. 5.37. (nieuw) BW Misbruik van omstandigheden
Er is misbruik van omstandigheden wanneer bij de contractsluiting een kennelijk onevenwicht bestaat tussen de prestaties als gevolg van het misbruik door de ene partij van omstandigheden die verbonden zijn aan de zwakke positie van de andere partij.
In dit geval kan de zwakke partij aanspraak maken op de aanpassing van haar verbintenissen door de rechter en, indien het misbruik doorslaggevend is, op de relatieve nietigheid.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
Art. 5.38. (nieuw) BW Benadeling
Een onevenwicht tussen de prestaties van de partijen is geen nietigheidsgrond, tenzij de wet anders bepaalt.
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
5.38 Benadeling - Art. 5.38 Burgerlijk Wetboek
In het oud Burgerlijk Wetboek is de benadeling niet opgevat als een algemeen wilsgebrek dat een grond voor vernietiging van alle contracten zou bieden telkens een onevenwicht tussen de prestaties wordt bewezen.
Deze bepaling steunt op artikel 1118 van het oud Burgerlijk Wetboek en bevestigt dit uitgangspunt: de rechter treedt in beginsel enkel in de beoordeling van de economische waarde van de prestaties van de contractanten, wanneer de wetgever dit uitdrukkelijk toestaat (S. STIJNS, 1, 2015, 97-98, nr. 123; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, 2015, 122-123; P. VAN OMMESLAGHE, I, 288-290, nrs. 167-169; P. WÉRY, I, 2011, 255-256, nr. 262.).
Uittreksel uit het (nieuw) BW
Art. 5.37. (nieuw) BW Misbruik van omstandigheden
Er is misbruik van omstandigheden wanneer bij de contractsluiting een kennelijk onevenwicht bestaat tussen de prestaties als gevolg van het misbruik door de ene partij van omstandigheden die verbonden zijn aan de zwakke positie van de andere partij.
In dit geval kan de zwakke partij aanspraak maken op de aanpassing van haar verbintenissen door de rechter en, indien het misbruik doorslaggevend is, op de relatieve nietigheid.
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
Deze bepaling bevestigt de leer van de “gekwalificeerde benadeling” die door de rechtspraak en de rechtsleer werd ontwikkeld omdat het aantal wettelijk erkende gevallen van benadeling als ontoereikend werd ervaren. Een rechtsfiguur met algemene draagwijdte werd ontwikkeld voor situaties waarin een contract ab initio een manifest onevenwicht vertoont als gevolg van misbruik door de ene partij van de inferioriteit van de andere, of als gevolg van misbruik van de eigen machtspositie (L. CORNELIS, Algemene theorie, 2000, nr. 54 e.v.; A. DE BERSAQUES, “L'oeuvre prétorienne de la jurisprudence en matière de lésion”, in Mélanges Jean Dabin, II, Brussel, Bruylant, 1963, 487-518; A. DE BOECK en R. VAN RANSBEECK, “De geldige totstandkoming van overeenkomsten... 2005-2012” in Verbintenissenrecht. Themis-cahier 75, 2012-13, (51) nr. 52; W. DE BONDT, De leer der gekwalificeerde benadeling, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1985, 342 p.; C. GOUX, “L'erreur, le dol et la lésion qualifiée: analyse et comparaisons”, T.B.B.R., 2000, 6-41; R. KRUITHOF, “Overzicht”, T.P.R., 1983, nr. 66; R. KRUITHOF e.a., “Overzicht”, T.P.R., 1994, nr. 149; J.-F. ROMAIN, “Regain de la lésion qualifiée en droit des obligations” (onder Cass. 29 april 1993), J.T., 1993, 749 e.v.; -, Théorie critique du principe général de bonne foi en droit privé, Brussel, Bruylant, 2000, nr. 176 e.v.; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WÉRY, “Chronique”, J.T., 1996, nr. 65; E. SWAENEPOEL, Toetsing van het contractuele evenwicht, Antwerpen, Intersentia, 2011, nrs. 328-735; A. VAN OEVELEN en E. DIRIX, “Kroniek”, R.W., 1992-93, nr. 23; P. VAN OMMESLAGHE, I, 291-299, nrs. 170-176).
De rechtspraak ten gronde heeft deze figuur omzichtig aangewend en slechts in zeer duidelijke feitelijke situaties (zo wanneer een vrouw in de vroege ochtend op straat een overeenkomst met een schatter van haar verzekeraar ondertekent, nadat zij net in pyjama met haar twee jonge kinderen ontsnapt is aan een hevige woningbrand die alles heeft vernield; de schatter maakte misbruik van de zwakheid van de geschokte vrouw die leidde tot onmiskenbaar onevenwichtige prestaties nu hij voor zichzelf een ereloon bedong te berekenen op alle vergoedingen uitgekeerd door de verzekeraar, terwijl hij de inboedel niet diende te schatten nu de verzekeraar hiervoor een forfaitair bedrag bij volledig verlies uitbetaalt: Antwerpen, 5 september 2011, T.B.B.R./R.G.D.C. 2014, blz. 76).
De toepassing ervan wordt regelmatig afgewezen omdat de vervulling van de toepassingsvoorwaarden niet aangetoond wordt (zoals wanneer de kopers van aandelen in een bvba de nietigverklaring van de overname eisen omdat de waarde van de aandelen veel lager lag dan de koopprijs, maar zij geen misbruik van hun zwakke positie aantonen en geen duidelijke wanverhouding tussen de prestaties (Bergen, 14 februari 2000, J.T. 2000, blz. 469); ook de overeenkomst tussen een intercommunale en een projectontwikkelaar en beheerder van appartementsgebouwen om een gratis lokaal ter beschikking te stellen van de intercommunale voor de plaatsing van een cabine om de elektriciteitsvoorziening mogelijk te maken, is niet aangetast met dit wilsgebrek want het gebruik van een sterke economische machtspositie staat op zichzelf niet gelijk aan het misbruik ervan en er wordt niet aangetoond dat de beheerder zich in een inferieure positie bevond die tot zijn grove benadeling heeft geleid (Rb. Antwerpen, 29 mei 2000, A.J.T. 2000-01, blz. 792)).
Met een arrest van 9 november 2012 (R.W., 2012-13, 1416, noot E. Adriaens, T.B.B.R., 2013, 168, T. Not., 2013, 363 en Not.Fisc.M., 2013, 119, noot H. Casman) heeft het Hof van Cassatie het misbruik van omstandigheden (nog genoemd: de “gekwalificeerde benadeling”) erkend en de toepassingsvoorwaarden gedefinieerd die inspiratie boden voor de thans voorgestelde bepaling (E. ADRIAENS, “Regelingsakte echtsheiding door onderlinge toestemming: kwalificatie, wilsgebreken en erkenning gekwalificeerde benadering” (noot onder Cass. 9 november 2012), R.W., 2012-13, 1416-1420; M. DE POTTER DE TEN BROECK, “De gekwalificeerde benadeling aanvaard, maar wat met de grondslag?” (noot onder Cass. 9 november 2012), T.B.B.R., 2013, 131-140). Andere rechtsstelsels en de soft law voorzien ook in een vergelijkbare figuur (bv. art. 3: 44 (4) (nieuw) BW; § 138 (2) BGB; art. II. – 7: 207 (1) DCFR; art. 3.2.7 PICC; art. 4: 109 PECL).
Het eerste lid van het artikel bepaalt de volgende voorwaarden waaronder de rechter moet toezien op het evenwicht tussen prestaties (S. STIJNS, 1, 2015, 98-101, nrs. 124-126; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, 2015, 123-125; P. VAN OMMESLAGHE, I, 297-299, nr. 174; P. WÉRY, I, 2011, 256-258, nrs. 264-266):
(1) het misbruik van omstandigheden blijkt uit een kennelijk onevenwicht tussen de wederzijds bedongen prestaties;
(2) er is misbruik van de concrete omstandigheden van inferioriteit waarin het slachtoffer zich bij de contractsluiting bevond waardoor de medecontractant zich een voordeel heeft weten toe te eigenen. De bedoelde omstandigheden van inferioriteit kunnen voortvloeien zowel uit persoonlijke kenmerken, zoals de fysieke, morele of financiële noodtoestand, de zwaktes of de onwetendheid of onervarenheid van het slachtoffer (zie ook de bepaling van art. 1907ter BW), als uit omstandigheden van economische of functionele superioriteit in hoofde van de misbruikplegende partij, die zich bv. in een monopoliepositie of een machtspositie bevindt;
(3) een oorzakelijk verband tussen het misbruik en het kennelijk onevenwicht.
Het geweld als gevolg van “uitwendige omstandigheden of noodtoestand” (Brussel 7 februari 1964, Pas., 1965, II, 70) kan voortaan onder het wilsgebrek “misbruik van omstandigheden” vallen.
Men kan, net als vroeger, situaties van misbruik van omstandigheden soms ook bestrijden met behulp van de klassieke wilsgebreken, nu de grenslijn met bedrog en geweld niet in alle feitenconstellaties duidelijk is.
In beginsel is het misbruik van omstandigheden uitgaande van een derde zonder invloed op de geldigheid van het contract, maar op deze regel bestaan uitzonderingen (die onder art. 5.33, lid 3 geregeld worden).
Het tweede lid bepaalt de sancties. Hoewel de sanctie van een wilsgebrek in de regel de relatieve nietigheid is, blijkt een slachtoffer vaak gebaat met het behoud van het contract mits aanpassing van zijn prestatie (zie ook art. 1907ter BW). De soft law kent een dergelijke sanctie bij misbruik van omstandigheden (bijv. art. II. – 7: 207 (1) DCFR; art. 3.2.7 PICC). De doctrine pleit er al langer voor dat de overdreven verbintenis gematigd kan worden (S. STIJNS, 1, 2015, 100, nr. 126; S. STIJNS, “De sanctionering van de wilsgebreken”, in Wilsgebreken, Brugge, die Keure, 2006, (132) nrs. 38-40; P. VAN OMMESLAGHE, I, 299, nr. 175; T. VANSWEEVELT & B. WEYTS, p. 210-211; P. WÉRY, I, 2011, 256-258, nrs. 264-266. Voor toepassingen van een dergelijke aanpassing door de rechter, zie: Brussel 20 januari 2015, Rev.trim.dr.fam. 2015, blz. 388; Antwerpen 5 september 2011, T.B.B.R., 2014, 76; Rb. Brussel, 17 maart 1995, T.B.B.R., 1995, 507).
Hier is ervoor gekozen om de relatieve nietigheid enkel toe te laten bij een misbruik van omstandigheden dat een doorslaggevend karakter heeft (zie hoger art. 5.33, lid 1). Gaat het om een misbruik van omstandigheden dat voor het slachtoffer niet doorslaggevend was voor de contractsluiting, dan wordt de aanpassing gesteund op de precontractuele aansprakelijkheid. Inderdaad, de sanctie van een bijkomstig wilsgebrek kan erin bestaan dat de rechter bij wijze van herstel van de schade, een aanpassing van de prestatie, waartoe het slachtoffer zich heeft verbonden, doorvoert.
De regels bepaald onder artikel 5.74 over “verandering van omstandigheden (imprevisie) beogen een onevenwicht te herstellen dat niet vanaf de contractsluiting aanwezig was, maar een onevenwicht dat nadien opduikt in het contract. De gevolgen zijn evenwel voor beide situaties vergelijkbaar nu de rechter het contract mag aanpassen wanneer partijen het niet eens geraken.
zie ook: www.elfri.be - Artikel - Wilsgebreken
Aanzienlijke onevenredigheid
Benadeling is aanwezig wanneer er, bij een contract onder bezwarende titel, een aanzienlijke onevenredigheid bestaat tussen de wederzijdse prestaties.
Artikel 1118 oud BW (vgl 5.38 (nieuw) BW) bepaalt: Benadeling maakt overeenkomsten slechts nietig wat betreft bepaalde contracten of bepaalde personen, zoals in dezelfde afdeling zal worden vastgesteld.
Er is sprake van benadeling wanneer er, bij een overeenkomst om baat die bovendien een vergeldend karakter heeft en derhalve prestaties betreft die de contractspartijen als economisch gelijkwaardig beschouwen, een aanzienlijk onevenwicht bestaat tussen de over en weer bedongen prestaties.
Benadeling geldt niet als een klassiek wilsgebrek. Het gaat immers niet om een omstandigheid –zoals dwaling, bedrog en geweld – die de wilsvorming aantast. Zij kan hoogstens een aanwijzing zijn van dergelijke aantasting.
Benadeling geeft in het algemeen geen aanleiding tot nietigverklaring van een overeenkomst. Zij is slechts een nietigheidsgrond ingeval de wet dit uitdrukkelijk bepaalt (artikel oud 1118 oud BW - in zelfde zin 5.38 (nieuw) BW).
Benadeling bij de verkoop van onroerend goed:
Artikel 1674 oud B.W. : "Indien de verkoper in de verkoopprijs van een onroerend goed voor meer dan zeven twaalfden is benadeeld, heeft hij het recht om de vernietiging van de koop te eisen, ook al had hij bij het contract uitdrukkelijk afstand gedaan van het recht om die vernietiging te vorderen en had hij verklaard de meerdere waarde te schenken".
Voorwaarden:
- werkelijke verkoop (dus geen ruil, aanneming, inbreng...)
- onroerend goed of onroerend zakelijk recht
- de vordering bestaat slechts ten voordele van de verkoper (derhalve kan een koper die een onroerend goed duurder verkocht heeft dan de normale prijs zich hierover nooit in de rechter beklagen behoudens ingeval van de kwalificerende benadeling)
- de benadeling moet meer bedragen dan zeven twaalfden van de waarde van het onroerend goed. Voorbeeld : iemand verkoopt voor minder dan vijfhonderd duizend euro een woning die 1miljoen 200.000 euro of meer waard is.
- de benadeling vereist een objectief vergelijkingspunt ter vergelijking van de waarde
Uitzonderingen (kunnen niet wegens benadeling worden aangevochten):
- gedwongen gerechtelijke verkopen of verkopen onder verlicht gerechtelijk gezag
- onteigening om reden van openbaar nut. Echter bij vrijwillige verkoop aan de overheid van een onroerend goed waarvan de onteigening te algemenen nutte werd afgekondigd, blijven de rechtsgevolgen van deze verkoop deze van het gemeen recht; ook vernietiging wegens benadeling is dan mogelijk (Cass., 17 oktober 1969, Pas., 1970, I, 153).
- aleatoire verkopingen (lijfrente).
Het louter feit dat een derde op een onroerend goed een bod heeft gedaan, dat meer dan 10 maal hoger ligt, bewijst op zich nog geen benadeling voor meer dan zeven twaalfden, zeker wanneer het bod niet op dezelfde quotiteit slaat (bv. een groter volledig perceel). De grootte van een perceel is mede bepalend voor de waarde (Antwerpen 29 mei 2017, AR: 2015/AR/1930, TBBR 2020/3, 183).
Benadeling bij de verdeling
artikel 887 in artikel 1079 oud Burgerlijk Wetboek: benadeling van meer dan 1/4
Benadeling ingeval van leeuwenbeding
zie ook artikel 32 Wetboek van vennootschappen
Benadeling bij overeenkomsten aangegaan door minderjarigen
ten aanzien van de minderjarigen, wordt de benadeling als een algemeen wilsgebrek erkend conform artikel 1305 Burgerlijk Wetboek
Benadeling bij alle wederkerige contracten: de gekwalificeerde benadeling (thans misbruik van omstandigheden art. 5.37 (nieuw) BW)
In het Burgerlijk Wetboek worden slechts een beperkt aantal gevallen van benadeling uitgewerkt. De rechtsleer en de rechtspraak hebben voor alle andere gevallen van benadeling, de leer van de gekwalificeerde benadeling uitgewerkt.
Wanneer er in een wederkerig contract dat ten bezwarende titel werd gesloten een aanzienlijk onevenwicht bestaat ten gevolge van misbruik door de bevoordeelde partij van omstandigheden van nood, zwakte op de hartstochten van de wederpartij of als gevolg van misbruik van eigen machtspositie is er sprake van gekwalificeerde benadeling, voor zover er zonder dit misbruik de overeenkomst niet (of tegen andere voorwaarden) zijn gesloten.
De gekwalificeerde benadeling wordt benaderd vanuit de theorie van de ongeoorloofde oorzaak, dan wel gesanctioneerd middels artikel 1382 oud BW via de culpa in contrahendo.
Om tot een gekwalificeerde benadeling te kunnen besluiten, dienen drie voorwaarden cumulatief vervuld te zijn.
1. een duidelijke en gewichtige wanverhouding te bestaan tussen de wederzijds bedongen prestaties.
2. de voormelde wanverhouding of benadeling dient haar oorsprong te vinden in het kennelijk misbruik dat de ene partij maakt van de concrete omstandigheden waarin de benadeelde partij zich bevond.
3. het contract zou zonder het misbruik ofwel niet, ofwel tegen minder ongunstige voorwaarden gesloten zijn.
Benadeling is aldus geen wilsgebrek in de strikte zin van het woord. Benadeling leidt niet automatisch tot de vernietiging van het contract. Het feit dat er een onevenwicht bestaat tussen de prestaties van de contractspartijen resulteert niet automatisch in de nietigheid van de overeenkomst. Enkel in een specifiek aantal gevallen zal de benadeling en een grondslag tot de vernietiging uitmaken, zijnde de benadeling bij de verkoop van een onroerend goed voor meer dan 7/12, bij verdeling voor meer dan 1/4, in geval van het leeuwenbeding, bij handelingen gesteld door minderjarigen en bij gekwalificeerde benadeling