Het aantal ambtshalve schrappingen (afschrijvingen) neemt van jaar tot jaar toe.
De precieze getallen zijn niet gekend waartoe een parlementaire vraag meer dan nuttig zou zijn.
Mensen worden ambtshalve afgeschreven nadat ze uit hun woning werden gedreven na openbare verkoop of na een uitdrijving ingevolge de verbreking van de huur.
Andere mensen hebben gewoonweg de middelen niet om nog een huurwoning te betalen, wanneer men weet dat een gemiddelde huurwoning voor 1 persoon minstens 650 euro kost, men minstens als alleenstaande 1.200 euro per maand nodig heeft (voor een alleenstaande met 2 kinderen wordt dit al vlug 2.000 euro) om menswaardig te kunnen leven en er heel wat categorieën van personen zijn die nauwelijks meer dan 1.200 euro per maand verdienen.
Dat deze en andere mensen in een situatie van schuldoverlast raken is meer dan begrijpelijk.
Zoals het behoort in traditionele maatschappijen en binnen ook onze culturele waarden, worden deze mensen door familieleden of vrienden opgevangen.
Zij kunnen daar een bed aangeboden krijgen, wat oude kleren, hun spulletjes achterlaten en soms ook meezitten aan tafel.
In werkelijkheid kan een en ander niet aanzien worden als een woonplaats gezien deze plaats waar zij opvang krijgen niet kan aanzien worden als een centrum van hun belangen.
Beslag op roerend goed wordt gelegd op de woonplaats en mensen met een schuldenoverlast zullen zelden of nooit woonplaats kunnen krijgen bij hen die ze opvangen.
Het opvangend gezin weet immers dat wanneer zij een schuldenaar in huis nemen en deze woonplaats bij hen laten nemen, zij geconfronteerd kunnen worden met beslag of hun volledige inboedel en dus niet alleen op hetgeen in de kamer van de betrokkene staat.
Een en ander is een perverse uitwerking van artikel 2279 B.W. stellende dat het bezit geldt als titel van eigendom en het bewonen van een woning in het beslagrecht vaak geacht wordt eigenaar te zijn van al hetgeen wat daar staat.
Niettegenstaande een en ander feitelijke onzin is, wordt in de praktijk vaak beslag gelegd op deze volledige inboedel indien er toch woonplaats wordt genomen bij derden.
Deze derden worden dan verplicht tot een zeer dure revindicatieprocedure om te bewijzen dat hun eigendom, hun eigendom is.
De rechtspraak inzake de revindicatievorderingen is zeer streng en het bewijs dat ze ter zake moeten leveren is bijna onmogelijk.
Zij moeten alle mogelijke facturen voorleggen evenals het bewijs van de betaling ervan, maar zelfs hierover kan de beslagrechter stappen door te stellen dat deze stukken enkel bewijzen dat de betrokkenen ooit eigenaar geweest zijn zonder het bewijs te leveren dat zij bij de beslaglegging nog exclusief eigenaar waren van deze goederen.
En zelfs wanneer zij deze dure procedure winnen, zullen zij niet gecompenseerd worden door de rechtsplegingvergoeding die in deze gevallen ten laste gelegd wordt van de beslagene, lees de sukkelaar zie ze in huis hebben genomen en die al geen cent meer heeft.
Het is schrijnend te moeten vaststellen dat mensen die ambtshalve afgeschreven zijn administratieve moeilijkheden ondervinden bij het bekomen van hun meest fundamentele rechten, zonder het kiesrecht, maar ook alle sociale voorzieningen.
Zij worden al dusdanig mensen zonder papieren en aldus ook beschouwd.
Nochtans kan men op basis van de nationale en zeker ook internationale wetgeving en verdragen onmogelijk de rechten van een ingezetene koppelen aan het hebben van een verblijfplaats of een woonplaats.
Een en ander is strijdig met het Europees verdrag van de rechten van de mens en met artikel 23 van onze grondwet naast andere grondwettelijke bepalingen.
Het komt derhalve de administraties toe die mensen te erkennen die geen vaste woonplaats of verblijfplaats hebben en hen in de toekomst geen rechten meer te ontzeggen.
De wetgever heeft gemeend op een bepaald ogenblik een en ander te kunnen oplossen met het referentieadres.
Het bleef de bedoeling van de wetgever om die personen die geen vaste woon- of verblijfplaats hadden zich administratief te laten regulariseren door een referentieadres te kunnen nemen bij een vriend of familielid of zelfs een instelling zoals een instelling of een OCMW.
Op een referentieadres kan er inderdaad geen beslag worden gelegd.
Toch stellen we vast dat heel wat gemeentebesturen weigerachtig zijn om een referentieadres toe te staan wanneer blijkt dat de betrokkene toch in een of andere zin ergens frequent verblijft.
Zelfs ten aanzien van mensen in het buitenland die vaak in het buitenland en hun band met België willen houden zijn ze vaak weigerachtig.
Meer zelfs koppelen zij een en ander aan de voorwaarde dat de betrokkene zich laat begeleiden door het OCMW, voorwaarde die nergens gesteld staat in de wet en waarbij de OCMW benadering een loketbenadering is die de persoon vaak in een al te strak keurslijf wenst te duwen waar niet elke persoon klaar en bereid toe is.
Een andere benadering van de wetgever is natuurlijk het insolventierecht waarbij men wou bepaalde categorieën van schuldenaars veilig stellen ten aanzien van hun schuldeisers door de collectieve schuldenregeling voor de particulieren in de gerechtelijke reorganisatie voor de ondernemingen.
Dat de gerechtelijke reorganisatie een dure procedure is weet iedereen en dat deze zelfs ook niet voor iedereen open staat weet ook iedereen.
Dat een gerechtelijke reorganisatie in heel veel gevallen mislukt is even gekend, evenals de talrijke faillissementen die hierna volgen en waarbij er pas na 6 maand een collectieve schuldenregeling kan worden aangevraagd.
Het is een vergissing te menen dat een collectieve schuldenregeling beschermt tegen beslag.
De boedelschulden kunnen immers door beslag worden uitgevoerd en het is even verkeerd te denken dat een collectieve schuldenregeling tot volledige kwijtschelding leidt gezien heel wat schulden buiten het toepassingsgebied vallen van het artikel van het Ger.W. dat de kwijtschelding mogelijk maakt.
Het aantal mislukkingen bij de collectieve schuldenregeling is zeer groot.
Het leefgeld ligt in de praktijk veel lager dan bij wet werd voorzien.
De wettelijke minima worden in heel wat gevallen niet gerespecteerd en de leefgelden worden bovendien vaak en maar al te vaak ontijdig en met veel vertraging uitbetaald.
Op het internet zijn duizenden reacties te lezen van mensen die zich bekocht voelen in deze collectieve schuldenregeling die hen in een totaal onleefbare situatie heeft gebracht.
Het aantal mislukkingen is dan ook zeer groot.
Het is niet voor niets dat de wetgever voorzien heeft in de opleiding van de schuldbemiddelaars zodat er een betere communicatie zou tot stand komen tussen de bemiddelaar en de schuldenaar.
Het gebrek aan communicatie en zelfs respect is de meest gehoorde klacht van de schuldenaars en is de directe of indirecte aanleiding tot de herroeping van vele collectieve schuldenregelingen.
En na deze herroepen collectieve schuldenregeling staat de schuldenaar opnieuw bloot aan de bedreigingen van beslag en de moeilijke keuze waar hij woonplaats zal kiezen.
Zelfs een gemeubelde kamer is geen alternatief, gezien er ook op de meubels in die kamer of die studio’s of die appartementen beslag kan worden gelegd en men toch moeilijk van de eigenaar mag verwachten dat hij naar de beslagrechter stapt.
Het wonen op studentenkamers staat evenmin open voor deze mensen aangezien de klassieke studentenkamer niet aanvaard wordt als woonplaats en men niet tot inschrijving overgaat voor de woonst in een studentenkamer.
Natuurlijk zijn er de verhalen (waarvan er enkele waar zijn) van schuldenaars die ergens in een riante villa wonen in grote welstand en officieel ofwel afgeschreven zijn, dan wel een woonplaats hebben in de meest simpele denkbare woning.
Zo zijn er ook ondernemers die een maatschappelijke zetel in een of andere postbus vestigen, als dan niet in een bedrijvencentrum om deurwaarders te verschalken terwijl hun activiteit en hun activa op andere plaatsen staat (ook deze vorm van fraude is strafbaar).
De wet zelf biedt hierop een antwoord, met name het misdrijf domiciliefraude, het misdrijf organisatie van onvermogen en ten aanzien van ondernemers zelfs een vordering in faillissement wanneer er geen uitvoerbare activa kunnen worden teruggevonden.
Bovendien laat elke wet in een eerste fase enkele openingen toe, tot wanneer deze degelijk worden dicht gereden.
Zo hebben de parketten meer dan eens vorderingen ingesteld wegens domiciliefraude en ook vorderingen ingesteld tot faillietverklaringen van ondernemingen waar geen activa kunnen worden teruggevonden.
Het wordt hoog tijd dat er een aantal ministeriële circulaires komen die op basis van de bestaande wetgeving aan de desbetreffende instanties de nodige richtlijnen geven zodat de Belgen zonder papieren op een menswaardige wijze kunnen leven.
Bovendien is er fine tuning nodig en dienen zeker een aantal wetten aangepast.
Vergeten we tenslotte niet dat er in heel wat landen geen verplichting zelfs tot woonplaats bestaat (zoals in Engeland).
Ook hebben de Engelsen geen identiteitskaart zoals nog heel wat andere Europese landen, vergeten we niet dat de identiteitskaart in België niet door de Belgen werd ingevoerd maar wel door de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de vorm van de zogenaamde Ausweis zodat elk individu op elk ogenblik door de bezettende macht kon gecontroleerd worden en men ook precies kon weten waar men de betrokkene kon vinden.
Is dit in het Europa zonder grenzen wel nog aan de orde?
Heeft men in het Europa vandaag immers niet het recht om periodiek te gaan wonen in de verschillende Europese landen om binnen 1 Europees land regelmatig zich te verplaatsen zonder ergens een vast verblijf te hebben.
Heeft men in het Europa van vandaag niet het recht om zelfs op hotel te leven (waar men ook geen woonplaats kan kiezen) en in de vakanties in de gekende vakantieoorden?
Of gewoon het huis te ruilen voor een ruime woonwagen, een vakantiehuisje, lees een wisselend vakantiehuisje of aan te monsteren op een schip waar men werkt en leeft?
Ja deze rechten heeft men en ja hier is ook noodzaak voor gelet op de gewijzigde normen en waarden en de gewijzigde economische omstandigheden.
Het internationaal handelsverkeer vergt het uiterste van onze handelsmensen.
Het avonturisme en het niet honkvast zijn is een mensenrecht en het overwegen en vermijden van hoge huurkosten wanneer men dient te leven met een al te klein inkomen is ook een mensenrecht.
Oplossingen:
• Referentieadres
• Tijdelijke afwezigheid
• Insolventierecht
• artikel 1526bis Ger. W.