Omstreden was (is) de vraag of de advocaat voor een gerechtelijke bekentenis gedekt wordt door het zgn. mandaat ad litem (art. 440, tweede lid Ger.W.).
Wat zegt de wet?
Art. 440 gerechtelijk wetboek stelt: ”Vóór alle gerechten, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald, hebben alleen de advocaten het recht te pleiten.
De advocaat verschijnt als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist”
Art. 1356 burgerlijk wetboek stelt
“Een gerechtelijke bekentenis is een verklaring die in rechte gedaan wordt door de partij of door haar bijzondere gevolmachtigde.
Zij levert een volledig bewijs op tegen hem die de bekentenis gedaan heeft.
Zij mag niet te zijnen nadele gesplitst worden.
Zij kan niet herroepen worden, tenzij men bewijst dat zij het gevolg is van een dwaling omtrent de feiten.
Zij zou niet kunnen herroepen worden onder voorwendsel van een dwaling omtrent het recht.”
Om te bekennen of te erkennen is een bijzondere lastgeving vereist, dus volgt hier logisch uit dat bekennen of erkennen geen onderdeel is van het mandaat ad litem.
Wat zegt de rechtspraak?
• Cass. 18 september 1964, Pas. 1965, r, p. 61.
De advocaat geen gerechtelijke bekentenis kan doen in naam van zijn cliënt tenzij hij hiertoe een bijzonder mandaat heeft gekregen.
• Cass. 15 juni 1990, Arr.Cass. 1989-90, 1315
"Dat een advocaat niet gerechtigd is namens zijn cliënt een bekentenis te doen, tenzij die cliënt hem daartoe een bijzondere volmacht heeft gegeven."
• Brussel 1 februari 1827, Pas. 1827, II, p. 47
"Attendu que la déclaration ou la reconnaissance de n' avoir point payé au fourni la valeur du billet dont il s' agit, n'a point été faite devant la cour par l'avoué de l'appelant, ni par son avocat muni d'un pouvoir qui lui aurait permis de le faire, au assisté au mains de son client au de l'avoué de celui-ci; d'oû il suit qu'il n'est résulté aucun droit pour l'intimé de ce qui aurait pu avoir été concédé au avancé à eet égard dans le cours de la plaidoirie, soit par supposition, soit autrement; qu'ainsi, l'appel incident n'est point fondé."
• Bergen 6 december 2004, P&B 2005, 155
Bekentenis door een advocaat vergt bijzonder mandaat
• In zelfde zin: 37. Gent 12 november 2003, RDJP 2004, 79; Brussel 16 oktober 2008, JT 2009, 182; Rb. Turnhout 4 november 1981, Turnh.Rechtsl. 1982, 15. Rb. Aarlen 17 november 1995, Rev.trim.dr.fam. 1996, 368.; Kh. Brugge 15 januari 2003, TGR 2004, 134.
• Contra: Luik 15 januari 1992, JLMB 2011, 1359; rb.Brussel 3 oktober 2008 (]T 2008, 701); rb. Brussel5 december 1996 (TBBR 1998, 68), rechtspraak stellende dat de bekentenis in principe besloten is in het mandaat ad litem.
Wat zegt de rechtsleer:
Onder verwijzing naar voormelde wetgeving en meerderheidsrechtspraak en onder verwijzing naar B. CATTOIR, Burgerlijk bewijsrecht in APR, Mechelen, Kluwer, 2013, 192, stelt N. Clijmans dat een bekentenis een gewichtige proceshandeling betreft en dat zij wordt beschouwd als daad van beschikking met verstrekkende gevolgen die niet door het eenvoudige mandaat ad litem ter beheer van de procedure kan worden gevat (N. Clijmans, Over bekennen in conclusies, RABG, 2014, 1193, noot onder Antwerpen 13 mei 2013. pdf)
Een cliënt die geconfronteerd wordt met een erkentenis of bekentenis door zijn advocaat die zonder bijzonder mandaat heeft gehandeld, ,kan een vordering instellen tot ontkentenis van proceshandeling, al dan niet met schadevergoeding .