De beëindiging van een huurovereenkomst gebeurt zonder formalismen.
De huurovereenkomst inzake de hoofdverblijfplaats is niet meer vormvrij sinds de wet van 26.04.2007.
Artikel 1 bis van de Woninghuurwet betreft enkel het aangaan van de huurovereenkomst en niet de gebeurlijke minnelijke beëindiging daarvan. Evenmin voorziet het woondecreet in enig formalisme bij de beëindiging van de huur.
Daarvoor geldt vooralsnog het gemeen recht (in tegenstelling tot artikel 3, lid 4 Handelshuurwet).
Een afstand van recht betreft geen plechtige rechtshandeling, kan mondeling gebeuren en zelfs uit feitelijke omstandigheden voornamelijk buitengedraging van de partijen worden afgeleid.
Wanneer daaruit een wilsuiting blijkt om zich niet langer als huurder of verhuurder te laten gelden.
Bij de verbreking van de huur betekent dit in concreto dat een huurder door feitelijke omstandigheden de huur kan verbreken.
De rechtspraak toont zich daarbij omzichtig: er wordt terecht aangenomen dat de stilzwijgende afstand van recht enkel is af te leiden uit feiten, gedragingen of omstandigheden die voor een andere interpretatie niet vatbaar zijn.
De rechtspraak wil namelijk niet toestaan dat een titularis van een vorderingsrecht dit laatste zou kwijtspelen omwille van een gebeurlijke dubbelzinnige, tegenstrijdige, onnauwkeurige of aarzelende houding die hij met betrekking tot de uitoefening van zijn recht zou hebben aangenomen.