De wet van 18 juni 2018 «houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en houdende wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing», BS 2 juli 2018, heeft op diverse punten in titel 6 van deze verzamelwet het appartementsrecht gewijzigd.
Het Grondwettelijk Hof vernietigde de regeling omdat deze onvoldoende bescherming bood aan een mede-eigenaar die door de beslissing afstand moest doen van zijn eigendomsrecht.
Met de wet van 31 juli 2020 houdende diverse bepalingen inzake justitie («Reparatiewet»
kan de vereniging van mede-eigenaars («VME») nog steeds met een gekwalificeerde viervijfdemeerderheid beslissen over de volledige afbraak en heropbouw van een appartementsgebouw. Zoals in de vernietigde wet geldt de versoepelde meerderheidsvereiste enkel indien redenen inzake hygiëne of veiligheid of een buitensporige kostprijs van werken daartoe aanleiding geven
. Bij gebrek aan voormelde redenen blijft eenparigheid vereis. Maar nu is er de verplichte rechterlijke controle bij gebrek aan een eenparige beslissing, waartoe de VME zelf het initiatief moet nemen.
De uitvoering van deze beslissing tot volledige afbraak en heropbouw blijft opgeschort totdat de rechterlijke uitspraak, waarbij de wettigheid van de beslissing bevestigd wordt, in kracht van gewijsde is gegaan. Zo wil de wetgever verhinderen dat de VME al tot afbraak van het gebouw zou overgaan, wanneer een rechter de beslissing nog nietig kan verklaren.
In alle andere gevallen blijft een beslissing bij eenparigheid noodzakelijk.
Een mede-eigenaar die niet akkoord gaat met de beslissing tot afbraak en wederopbouw genomen met een meerderheid van 4/5 kan afstand doen van zijn private kavel, ten voordele van alle andere mede-eigenaars op voorwaarde dat de waarde van zijn kavel lager is dan het aandeel dat hij ten laste zou moeten nemen in de totale kostprijs van de werken, tegen een waarde te bepalen in gemeen akkoord en bij gebreke hieraan tegen een waarde vast te leggen door de vrederechter die deze waarde dient af te toetsen aan de waarde van het kavel na afbraak.
Bovendien blijft tegen de beslissing van weigerende deelgenoten (indien niet de vereiste van 4/5 kan worden behaald) een vordering openstaan van misbruik van minderheid.
Deze regeling voorzien in het NBW (voorheen art. 577-7 §1 BW ) voorziet m.a.w. in een uitzondering op de regel van eenparigheid van stemmen wanneer er gegronde redenen bestaan van hygiëne of van veiligheid of wanneer de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw aan de wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn. In andere omstandigheden blijft eenparigheid van stemmen vereist.
Het verslag van de Kamercommissie voor de Justitie vermeldt: «Gelet op de veroudering van het gebouwenpark hebben tal van mede-eigendommen ook behoefte aan ingrijpende herstellingswerken of zal dat de komende jaren het geval zijn. Specialisten wijzen op de voordelen van een afbraak-heropbouw t.o.v. een traditionele renovatie. Daarom wordt de afbraak-heropbouw van het gebouw mogelijk gemaakt mits een 4/5de meerderheid in de algemene vergadering hierover beslist; unanimiteit is bijgevolg niet meer noodzakelijk indien een afbraak nodig is voor de hygiëne of veiligheid van het gebouw of indien de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw aan de wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn. Het is de bedoeling om op die manier de woonkwaliteit en de veiligheid van de bewoners te verhogen. Zuivere vastgoedstrategieën die de mede-eigenaar zijn eigendom ontnemen, zijn dus uitgesloten» (Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54-2919/006, p. 10).
Deze bepaling past in het beleid van de wetgever om, door middel van een versoepeling van de besluitvorming onder mede-eigenaars, bij te dragen tot de transitie van verouderde appartementsgebouwen naar een modern en duurzaam gebouwenpark en op die manier de woonkwaliteit en de veiligheid van de bewoners te verhogen. De afbraak en heropbouw van verouderde gebouwen kan in dat verband voordeliger zijn dan een traditionele renovatie «in termen van kostprijs, budgetbeheer en energieprestaties»
In een arrest van het Grondwettelijk Hof van 20/02/2020 (RW 2020-2021, 771, oordeelde het Grondwettelijk Hof:
"Aangezien de bestreden bepaling ertoe kan leiden dat een mede-eigenaar afstand moet doen van zijn eigendomsrecht, dient te worden bepaald dat de vereniging van mede-eigenaars haar beslissing op eigen initiatief aanhangig maakt bij de vrederechter, in afwijking van het voormelde oude art. 577-9, § 2 BW, en dat de vrederechter de wettigheid van de beslissing kan beoordelen en in voorkomend geval aan een deskundige advies kan vragen over de geschiktheid van het bedrag van de compensatie."
Door de wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie van 31 juli 2020 heeft de wetgever de wetgeving inmiddels aangepast
Wettelijk werd aldus vastgelegd dat indien de beslissing tot afbraak of heropbouw niet met unanimiteit genomen wordt, de vereniging van mede-eigenaars zich binnen vier maanden vanaf de datum waarop de algemene vergadering heeft plaatsgevonden, tot de vrederechter moet richten.
De vordering van de VME dient gericht tegen alle mede-eigenaars die de tegen beslissing hebben gestemd en tegen hen die zich onthouden hebben.
De uitvoering van de beslissing van de algemene vergadering wordt opgeschort totdat de rechterlijke uitspraak tot vaststelling over de wettigheid van de beslissing van de algemene vergadering in kracht van gewijsde is gegaan.
Bij gebrek aan overeenstemming wordt de compensatoire vergoeding door de rechter vastgesteld op basis van de actuele marktwaarde van de betrokken kavel, zonder rekening te houden met de beslissing van de algemene vergadering.
De VME moet dan alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en erelonen van de vordering ten laste nemen, zonder bijdragen van de mede-eigenaars tegen wie de vordering is gericht. Bovendien moeten de mede-eigenaars tegen wie de vordering is gericht, evenmin bijdragen in de voorschotten voor de betreffende gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten ten laste van de vereniging van mede-eigenaars lopende de procedure.
De individuele mede-eigenaar beschikt over de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden tegen een compensatie afstand te doen van zijn private kavel in geval van een afbraak- en heropbouwbeslissing. Een criterium inzake de hoogte van de compensatie ontbrak in de vernietigde versie van de wet in de de reparatiewet is bepaald dat de (vrede-)rechter de vergoeding bij onenigheid in de algemene vergadering zal begroten volgens de actuele marktwaarde