De rechter kan krachtens artikel 962, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, weigeren om een deskundigenonderzoek te bevelen wanneer de eiser zijn vordering tot deskundigenonderzoek op geen enkel gegeven grondt dat de tot staving van zijn vordering aangevoerde feiten aannemelijk kan maken of wanneer er geen dienstige reden bestaat om die maatregel te bevelen.
De rechter beoordeelt in concreto en onaantastbaar de opportuniteit van een onderzoeksmaatregel beoordeelt, mits het eruit voortvloeiende bewijs wettig is en de rechter het recht op bewijs niet miskent.
Het recht op bewijs vloeit voort uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht op verdediging en uit art. 6 EVRM
Dit recht op bewijs is het recht van van elke procespartij om de bewijzen waarover zij beschikt voor te leggen en te verzoeken dat de bewijzen waarover zij nog niet beschikt, zouden worden vergaard aan de hand van de nodige onderzoeksmaatregelen. Dat recht op bewijs verhindert onder meer dat de rechter een onderzoeksmaatregel zou weigeren omdat de aangevoerde feiten niet bewezen zouden worden of omdat niet reeds andere bewijsmiddelen zouden worden aangebracht.
Een deskundigenonderzoek kan bevolen worden wanneer een begin van bewijs van het beweerde gebrek voorligt. Het recht op bewijs, dat voortvloeit uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en uit artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, is het recht van elke procespartij om enerzijds de bewijzen waarover zij beschikt voor te leggen en anderzijds te verzoeken dat de bewijzen waarover zij nog niet beschikt, zouden worden vergaard aan de hand van de nodige onderzoeksmaatregelen.
Dat recht op bewijs verhindert onder meer dat de rechter een onderzoeksmaatregel zou weigeren om de enkele reden dat de aangevoerde feiten niet bewezen worden of omdat niet reeds andere bewijsmiddelen worden aangebracht.
Krachtens artikel 875bis, eerste lid Ger.W. beperkt de rechter de keuze van de onderzoeksmaatregel en de inhoud van die maatregel tot wat volstaat om het geschil op te lossen, mede in het licht van de verhouding van de te verwachten kosten van de maatregel tot de inzet van het geschil en waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.
De rechter mag weigeren om een deskundigenonderzoek te bevelen wanneer er geen dienstige reden bestaat om die maatregel te bevelen. De rechter beoordeelt onaantastbaar de feitelijke gegevens op grond waarvan hij het dienstig acht een deskundige al dan niet aan te stellen ter oplossing van het voor hem gebrachte geschil, mits hij het principieel recht om zodanig bewijs te leveren niet miskent.
Artikel 875bis Ger.W. beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel door de rechter echter tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur verdient. Een gerechtelijk deskundigenonderzoek brengt immers aanzienlijke kosten mee, vertraagt de procedure en draagt bij tot de gerechtelijke achterstand. Het subsidiariteitsbeginsel is dan ook duidelijk geïnspireerd door proceseconomische overwegingen.
De rechter mag slechts een deskundigenonderzoek bevelen voor zover de door partijen aangereikte feiten en gegevens dermate technisch zijn dat de rechter zich over het voorliggende geschil niet kan uitspreken zonder een voorafgaand technisch advies van een gerechtsdeskundige.
Het subsidiariteitsbeginsel verzet zich er tegen dat deskundigenonderzoeken “zonder verpinken” door de rechter zouden worden.
Een eenzijdig deskundig verslag heeft dezelfde bewijswaarde als een gerechtelijk deskundig verslag: in beide gevallen is er sprake van een feitelijk vermoeden, met vrije bewijswaarde.
Zo kan bijvoorbeeld bij het bepalen van een huurwaarde van een woning een partij zelf een schattingsverslag bij eenzijdig verslag laten opmaken, met mogelijkheid van tegenspraak van de andere partij, zonder dat hiertoe beroep dient gedaan op een gerechtelijke expertise.