Een beslissing is een eindbeslissing in de zin van artikel 19, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wanneer daarin, bij de beslechting van een geschil, een principe wordt aangenomen dat de latere beslissing over de vordering zal beïnvloeden, ook al wordt die vordering pas later in haar geheel beslecht.
Een eindbeslissing in de zin van art. 1050, tweede lid Ger.W. ligt voor zodra het punt dat het voorwerp van de beslissing uitmaakt, in het debat is betrokken. (
Wanneer de rechter een eindvonnis uitspreekt wordt het geschilpunt aan zijn rechtsmacht onttrokken en kan hij niet meer op zijn beslissing terugkomen, ook niet met toestemming van de partijen; de miskenning van de regel van de onttrekking komt neer op machtsoverschrijding en leidt tot cassatie omdat dit in strijd is met artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek.
Krachtens artikel 19, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek is een vonnis een eindvonnis in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt is uitgeput, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald.
Er kan in de regel slechts sprake zijn van een eindvonnis in de zin van artikel 19 Gerechtelijk Wetboek waardoor de rechtsmacht van de rechter is uitgeput, wanneer de rechter een beslissing neemt over een geschilpunt, dit is een punt waarover tussen partijen betwisting bestond en waarover zij het debat hebben gevoerd.
Wanneer er nog geen debat gevoerd werd over een bepaald punt (bv. verjaring) en de rechter bij tussenvonnis beslist tot loutere ontvankelijkheid, heeft deze rechter geen eindbeslissing genomen wat betreft de punten die nog geen aanleiding hebben gegeven tot debat derhalve kan deze eerste rechter nog uitspraak doen over de punten van de vordering waarover nog geen debat werd gevoerd (te dezen de verjaring) omdat er daarover voorafgaandelijk aan het tussenvonnis tussen de partijen geen debat werd gevoerd?
Een tussenvonnis is aldus een eindvonnis in de zin van artikel 1050, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek wanneer de eerste rechter in dat tussenvonnis een eindbeslissing neemt over de toelaatbaarheid en de gegrondheid van de eis
Wanneer de rechter in hoger beroep, na het hoger beroep gegrond te hebben verklaard, het beroepen vonnis tenietdoet, wijzigt of hervormt en zelf uitspraak doet over het geschil, mag hij de zaak niet naar de eerste rechter verwijzen wanneer hij vervolgens zelf een onderzoeksmaatregel beveelt, ook al is die dezelfde als deze die bevolen werd door het beroepen vonnis
Dit verbod om terug te verwijzen, geldt ook wanneer de appelrechter een geschilpunt dat niet de grondslag vormt van de bevestigde onderzoeksmaatregel, anders beoordeelt dan de eerste rechter. Het hof mag deze zaak dus niet terug naar de eerste rechter verwijzen en het geschil zal verder door dit hof beslecht moeten worden.
Een reeds voor de eerste rechter bevolen onderzoeksmaatregel, waaraan partijen werden. uitgenodigd deel te nemen, doet geen afbreuk aan de rechten van verdediging van die partijen, wanneer zij later in tussenkomst worden gedagvaard, aangezien alle expertiseverrichtingen die reeds uitgevoerd zouden zijn, tegensprekelijk kunnen worden overgedaan in aanwezigheid in hun aanwezigheid zodat de expertise volledig tegensprekelijk gevoerd kan worden ten aanzien van alle betrokken partijen.
Om te beoordelen of een beslissing een appellabele eindbeslissing is of een niet onmiddellijk appellabele beslissing alvorens recht te doen, moet onder meer worden onderzocht of een beslissing onomkeerbare gevolgen heeft of niet. Wanneer de rechtbank een betwiste vraag onderzoekt die, hoewel ze als voorlopig wordt aangemerkt, onomkeerbare gevolgen heeft, kan in de eerste plaats de magistraat zelf de beslissing die hij uitspreekt vatbaar verklaren voor onmiddellijk hoger beroep, met toepassing van art. 1050, lid 2 Ger.W.
Ook de rechter in hoger beroep is echter gerechtigd om een beslissing die verkeerdelijk als «voorlopig» wordt gekwalificeerd, te herkwalificeren als een «definitieve» beslissing indien hij vaststelt dat deze beslissing een beoordeling impliceert van rechten en belangen en onomkeerbare gevolgen kan hebben.
Een dergelijke beslissing is niet onderworpen aan de regel van de vertraging van het hoger beroep die wordt bepaald door art. 1050, 2de lid Ger.W. en blijft bijgevolg vatbaar voor onmiddellijk hoger beroep (zie bijvoorbeeld en ter illustratie: De beslissing om een deskundigenonderzoek met betrekking tot de verblijfsmodaliteiten van de kinderen te bevelen, is een maatregel alvorens recht te doen. Krachtens art. 1050, lid 2, Ger.W., kan daartegen slechts hoger beroep worden ingesteld samen met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Indien er evenmin sprake is van een gemengd vonnis, dit wil zeggen: deels vonnis alvorens recht te doen en deels definitief vonnis, aangezien het geen enkel definitief standpunt bevat over een betwiste kwestie en geen onomkeerbare gevolgen heeft, is een dergelijk vonnis niet rechtstreeks vatbaar voor hoger beroep. Indien er wel sprake zou zijn van een gemengd vonnis, waarbij een betwiste kwestie definitief wordt beslecht, of waarbij onomkeerbare gevolgen in het leven worden geroepen, is dat vonnis dus wel appellabel.
Verder en louter ter illustratie kan ook worden vergeleken met de grenzen van de rechtsmacht van de kortgedingrechter. Het onderscheid tussen maatregelen alvorens recht te doen en beslissingen ten gronde, is dat maatregelen alvorens recht te doen, de rechtspositie van partijen niet definitief - onomkeerbaar - bepalen, en ook, dat geen declaratoir van betwiste rechten wordt gedaan. Wanneer door het bepalen van voorlopige maatregelen, de mogelijkheid om een betwiste rechtsverhouding te bepalen in de ene of de andere zin en de mogelijke benaarstiging van vorderingen en de uitoefening van rechten ten gronde door een partij louter theoretisch wordt gemaakt, dan moet die beslissing die formeel alvorens recht te doen, de toestand van partijen formeel voorlopig regelt, integendeel worden beschouwd als een beslissing ten gronde, of nog, een eindbeslissing.