Art. 534 Definitie van illegale loterijenstelt:
“Illegale loterijen zijn alle verrichtingen die het publiek aangeboden worden en die bestemd zijn om winst te verschaffen door middel van het lot en die niet zijn toegelaten door of krachtens de wet.”
Commentaar:
Deze bepaling neemt de definitie van loterij over zoals vermeld in artikel 301 van het Strafwetboek 1867. Deze bestaat uit twee elementen: enerzijds een verrichting die aan het publiek wordt aangeboden en anderzijds de mogelijkheid winst te bekomen door middel van het lot.
Bovendien preciseert de bepaling dat om onder het wettelijk verbod te vallen, de loterij niet mag zijn toegestaan door de wet of krachtens de wet.
Art. 535 Deelneming aan de organisatie van illegale loterijen stelt:
“Deelneming aan de organisatie van illegale loterijen is het opzettelijk deelnemen aan de organisatie van een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.”
Commentaar:
Deze bepaling wil de deelname aan de organisatie van een illegale loterij op dezelfde wijze bestraffen als artikel 302 van het Strafwetboek 1867.
Het moreel bestanddeel van het misdrijf is het algemeen opzet.
In overeenstemming met de momenteel bepaalde straf, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 1.
Het algemeen stelsel van de verbeurdverklaring ingevoerd in Boek I is van toepassing op dit misdrijf zodat afwijkende bepalingen niet nodig zijn. Daarnaast kan het misdrijf aanleiding geven tot het opleggen van een geldstraf op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel.
Art. 536 Verspreiding van briefjes van illegale loterijen stelt:
“Verspreiding van briefjes van illegale loterijen is het opzettelijk verspreiden of verkopen van briefjes van een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.”
Commentaar:
Deze strafbaarstelling viseert de verspreiding van loterijbriefjes zoals bedoeld in artikel 303, lid 2, van het Strafwetboek 1867 (de woorden “plaatsen, venten of verspreiden” werden vervangen door de termen “verspreiden of verkopen”).
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 537 Reclame maken voor een illegale loterij stelt:
“Reclame maken voor een illegale loterij is het opzettelijk in het openbaar verspreiden van aankondigingen of reclame voor een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.”
Commentaar:
Deze bepaling bestraft de publiciteit ten voordele van een illegale loterij, zoals reeds strafbaar gesteld door artikel 303, derde lid, van het Strafwetboek 1867. De uitdrukking “in het openbaar” moet in de ruime zin van het woord begrepen worden, overeenkomstig de definitie van dit begrip in de voorafgaande titel van Boek II.
Dit misdrijf wordt eveneens bestraft met een straf van niveau 1.
Aangezien de voorgaande strafbaarstellingen in hoofde van de dader vereisen dat deze opzettelijk gehandeld heeft, werd de strafuitsluitende verschoningsgrond van artikel 304 Sw. 1867 ten gunste van “omroepers” en “aanplakkers” niet behouden in het Sw. 2024. Desgevallend kan het parket nog steeds oordelen over de wenselijkheid om kleine “uitvoerders” te kwader trouw te vervolgen.”
Uittreksel uit het strafwetboek 1867
HOOFDSTUK VII. - OVERTREDING VAN DE WETTEN EN VERORDENINGEN OP LOTERIJEN, SPEELHUIZEN EN PANDHUIZEN.
Art. 301. Als loterijen worden beschouwd alle verrichtingen die het publiek aangeboden worden en die bestemd zijn om winst te verschaffen door middel van het lot.
Art. 302. De aanleggers, ondernemers, beheerders, aangestelden of agenten van niet wettelijk toegelaten loterijen worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot drieduizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De roerende goederen in de loterij ingelegd en die welke voor de dienst van de loterij gebruikt worden of bestemd zijn, worden verbeurd verklaard.
Wanneer een onroerend goed in de loterij is ingelegd, wordt de verbeurdverklaring niet uitgesproken; zij wordt vervangen door geldboete van honderd [euro] tot tienduizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2, ED : 01-01-2002>
Art. 303. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Zij die briefjes van niet wettelijk toegelaten loterijen plaatsen, venten of verspreiden;
Zij die door berichten, aankondigingen, aanplakbiljetten of door enig ander publiciteitsmiddel het bestaan van die loterijen doen kennen of de uitgifte van de loterijbriefjes bevorderen.
In alle gevallen worden de briefjes, alsook de berichten, aankondigingen of aanplakbiljetten, in beslag genomen en vernietigd.
Art. 304. Van de straffen, in het vorige artikel bepaald, blijven vrij de omroepers en de aanplakkers die de persoon doen kennen van wie zij de voormelde briefjes of geschriften gekregen hebben.
Art. 305. (Opgeheven) <W 1999-05-07/77, art. 73, 027; Inwerkingtreding : 30-12-2000>
Art. 306. Zij die zonder wettelijke vergunning een pandhuis houden, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 307. Zij die wel een vergunning hebben maar geen overeenkomstig de verordeningen ingericht register houden, waarin achter elkaar, zonder enig wit vak of enige tussenregel, zijn opgenomen de te leen gegeven sommen of zaken, de namen, de woonplaats en het beroep van de leners, de aard, de hoedanigheid, de waarde van de in pand gegeven zaken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 308. Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] worden gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Zij die er een gewoonte van maken voor een ander en tegen beloning zaken naar de kantoren van de berg van barmhartigheid te brengen;
Zij die er een gewoonte van maken pandbewijzen van de berg van barmhartigheid te kopen;
Zij die de pandbewijzen van die instellingen, waaruit leningen op nieuwe koopwaren blijken, kopen of aan anderen overdragen.