Artikel 29 bis § 1 bepaalt: “Bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2 § 1, wordt met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorvoertuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen, overeenkomstig deze dekken.
De wet zelf heeft geen definitie van wat in het raam van artikel 29 bis van de WAM-wet als een verkeersongeval moet beschouwd worden.
Uit de parlementaire voorbereidingswerken betreffende artikel 29 bis WAM-wet dat het niet noodzakelijk is dat het voertuig op het ogenblik van het ongeval in beweging is om de betrokkenheid van het voertuig aan te nemen.
Het voertuig moet wel aan het verkeer deelnemen. De verzekeraar dient op grond van artikel 29 bis WAM-wet slechts tussen te komen indien de schadeveroorzaking verband houdt met de deelneming aan het verkeer (Cass. 09.01.2004, NJW 2004, 410).
Of er sprake is van een verkeersongeval in de zin van artikel 29 bis van de WAM-wet moet beoordeeld worden op basis van de aard van het risico, meer bepaald te weten of het ongeval verband hield met de risico’s van het wegverkeer (I. Boone, ‘de grenzen van het begrip verkeersongeval’, in I. Boone, I. Claeys en L. Lavrynsen, liber amicourum Hubert Bocken, die Keure, 2009, 9- inz. 25 met verwijzing naar Cassatie 06.02.2009).
Niet elk ongeval waarbij er een vervoermiddel of een voetganger betrokken is, maakt een verkeersongeval uit. Bepalend is of het ongeval verband houdt met het risico van het wegverkeer.
De regeling op grond van artikel 29 bis WAM-wet vindt precies haar rechtvaardiging in het risico waaraan de weggebruiker die een motorvoertuig in het verkeer brengt anderen (en zichzelf) blootstelt.
Wanneer een voertuig betrokken is in een ongeval dat geen verband houdt met de risico’s van het wegverkeer ontbreekt deze rechtvaardiging.
Het begrip “betrokkenheid” in artikel 29 bis WAM-wet moet los gezien worden van het begrip causaliteit in het gemeen aansprakelijkheidsrecht (Cass. 09.01.2006, VAV 2006, 626).
De wetgever liet de uiteindelijke omlijning van het begrip “betrokkenheid” over aan de rechtspraak, doch uit de voorbereidende werken van de wet blijkt dat de wetgever uitging van een ruime interpretatie met de bedoeling om discussies over fout en causaliteit te vermijden en het motorrijtuig werd enkel beschouwd als aanknopingspunt voor de vergoeding van de schade (Philippe en Meysmans, ‘de betrokkenheid van het motorrijtuig in de nieuwe wet tot bescherming van de zwakke weggebruikers’, TPR 1995, pagina 405).
De betrokkenheid onderstelt een zekere relatie tussen het voertuig en het ongeval, zonder dat daarbij vereist is dat het voertuig in beweging was op het ogenblik van het ongeval of dat er een fysiek contact was tussen het voertuig en het slachtoffer (Pol. Hasselt, 04.09.1997, TBH 1998, 262 met noot).
Onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Beroep te Parijs van 24.06.1981 definieert Chabas het “betrokken voertuig als een voertuig ‘inclus dans l’accident”, ‘concerné par l’accident’ en ‘ayant joué un rôle’ (‘deelachtig aan het ongevalsgebeuren, belanghebbend bij het ongeval en een rol gespeeld hebbend’ en verwijst naar het Engels begrip ‘involved’), prof. F. Chabas, ‘Notion et rôle de l’implication du véhicule au sens de la Loi du 05.07.1985, Gazette du Palais 1986, pag. 64, I, 1.
Voor de verschillende definities die in de rechtsleer van het bergrip ‘betrokkenheid’ werden aangegeven: TH. Papart, ‘l’article 29 bis de la Loi du 21.11.1989: au pays de nulle part’, T. Pol. 2006, 140.
De rechtbank moet voor de beoordeling van de betrokkenheid nagaan of het motorrijtuig een mogelijke passieve rol speelde in het ongevalsgebeuren (C. Van Schaubrouck, noot TBH 1997, actualiteit, 807; bol, Vent 08.10.1998, de verzekering, 1999, pagina 72 en verkeersrecht 99/32).
Voor het Hof van Cassatie is de betrokkenheid in de zin van artikel 29 bis indien de aanwezigheid van het motorrijtuig enig verband houdt met de totstandkoming van het ongeval zonder dat er echter een oorzakelijk verband tussen de aanwezigheid van dat voertuig en het ongeval vereist is (Cass. 09.01.2006, RAW 2006-2007, 1488).
Artikel 29 bis van de WAM-wet, dat afwijkt van het principe van de burgerlijke aansprakelijkheid van de verzekerde personen, sluit het slachtoffer, dat zonder het ongeval en zijn gevolgen te hebben gewild, zelf verantwoordelijk is voor de geleden schade, niet uit de schadeloosstelling waarin de wet voorziet (Cass. 28.04.2006, T. Pol. 2006, 209; Cass. 28.06.2007, RW 2009-2010, 1560).
De beschouwing dat een fout van het slachtoffer zelf aan de basis ligt van het ongeval is derhalve niet van aard zijn vergoedingsaanspraak in de weg te staan.
De ruime interpretatie die aan het begrip betrokkenheid wordt gegeven, houdt in dat het voertuig ook niet betrokken dient te zijn, lees dat de betrokkenheid derhalve relatief is.
Het voertuig dient wel op een actieve of passieve wijze een rol gespeeld te hebben bij de totstandkoming van het ongeval (D. Wuyts, ‘Wanneer is een voertuig ‘betrokken’ bij een verkeersongeval in de zin van artikel 29 bis van de WAM-wet?) (noot onder Pol. Gent, 29.01.2007), RW 2007-2008, 1423 ev.
Een motorvoertuig is betrokken wanneer het enige rol heeft gespeeld in het verkeersongeval, dit is wanneer het zonder hiervoor een noodzakelijk element te zijn geweest, een invloed heeft gehad op het ongeval (Cass. 21.06.2010, VAV. 2010, 218); vereist is dat het motorvoertuig enige rol heeft gespeeld, zonder dat een noodzakelijk oorzakelijk verband moet bestaan tussen de aanwezigheid van het motorvoertuig en het ontstaan van het verkeersongeval (Cass. 22.10.2009, VAV 2010, 188).
Een persoon die een slachtoffer van een verkeersongeval te hulp komt als de hierdoor gewond raakt is een slachtoffer in de zin van artikel 29bis.