In de zoektocht naar de menselijke ziel en de vraag of ze bestaat, werd tot voor kort gedacht dat de ziel het geheel van onze gedachten waren. Gedachten zijn niets meer dan onuitgesproken geordende of niet geordende informatie in onze hersenen die bewust of onbewust opduiken veroorzaakt door de opgeslagen informatie in de hersenverbindingen en beïnvloed door fysieke processen en omgevingsfactoren.
Taal is een selectieproces waarbij gedachten geformatteerd worden tot woorden en zinnen die in de regel als een communicatiemiddel kunnen gebruikt worden.
In de brede betekenis van het woord in de non-verbale communicatie ook taal, daarom wordt ze lichaamstaal geheten.
Mensen en diersoorten die in groep leven gebruiken de taal om te communiceren en banden met mekaar vast te leggen of te verbreken. Elke wetenschap bedient zich van taal. De intermenselijke relaties worden bepaald door de communicatieprocedures die middels taal werden vastgelegd. Natuurlijk spelen ook omgevingsfactoren een rol, maar deze omgevingsfactoren die beïnvloeding uitmaken zijn grotendeels terug te brengen tot taal.
Het verleden in de psychoanalytische zin, voor wie er nog in gelooft, heeft bij het handelen slechts een betekenis wanneer losse gedachten, herinneringen, vervormde herinneringen, flarden dat, in de menselijke geest woorden vormen, herinneringen aan woorden inhouden en deze woorden het zelf, het ik gaan beïnvloeden.
Religie en nationalisme beseffen de kracht van de taal en zelfs van de mantra om hele groepen mensen niet meer individueel maar als groep te laten denken.
Volgens Wittgenstein kan met taal alleen zinvol worden omgegaan als daarmee "standen van zaken" worden beschreven (hierin volgt hij zijn voorbeeld Augustinus, wiens werk hij later sterk zal bekritiseren). Over het overige zegt hij: "Waarover men niet spreken kan, zou men beter zwijgen." (Duits:Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.)
De frustratie van taal is dat zij geen absolute waarheid kan vatten. Taal wordt door de ontvanger waargenomen via de zintuigen in een perceptie. De enige waarheid is de som van alle letters. Maar elke perceptie van taal is uniek.
Wij zijn als mens zo op de taal aangewezen dat zij ons zijn bepaalt. De woorden die we opvangen worden in een bepaalde zin begrepen vaak gans anders dan de spreker wou dat ze begrepen worden.
Een ethisch mens gaat daarom zeer voorzichtig om met taal en tracht steeds aan te voelen hoe hij wil dat zijn woorden overkomen en hoe hij denkt dat zijn woorden zullen overkomen. De ethische mens gaat aftasten bij zijn toehoorder hoe deze zijn woorden aanvoelt en corrigeert of excuseert waar nodig.
Met taal kan men conditioneren, mensen opbouwen of afbreken.
Wie taal gebruikt als ethisch mens zorgt ervoor dat uitspraken nooit het zelfbeeld van de betrokkene raken.
Wanneer de taal gebruikt wordt ter beschrijving van relaties tussen mensen of over hun persoonlijkheid dient men te beseffen dat men het gevoeligste van de mens aanspreekt, zijn zelfbeeld, breekt men dit middels taal af dan breekt men de persoon af.