De simplistische voorstelling van de scheiding van machten (trias politica) manifesteert zich als volgt:
De wetgevende macht (lees het parlement) maakt wetten, de uitvoerende macht voert ze uit en de rechter ziet daarop toe.
De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht mengen zich niet in de uitvoering van een andere macht.
Deze scheiding der machten mag niet te dogmatisch worden benaderd en is vaak eerder een middel eerder dan een doel, laat staan een dogma.
Zo kan een rechter de wettigheid van handelingen van de uitvoerende macht beoordelen en zo nodig de onwettige beslissingen vernietigen..
De organen van de drie staatsmachten zijn verder ook niet strikt van elkaar gescheiden.6
De Koning is het hoofd van de uitvoerende federale macht. De vonnissen en de arresten van de rechterlijke macht worden in de naam van de Koning uitgevoerd.
De wetgevende macht controleert de uitvoerende macht.
De uitvoerende macht heeft een wetgevend initiatief- en amenderingsrecht.
De rechterlijke macht kan de handelingen van de wetgevende en de uitvoerende macht op hun (grond)wettigheid beoordelen.
Aldus zijn de drie grondwettelijke machten ingericht om samen te werken en elkaar in balans te houden in een systeem van checks and balances.7
De drie grondwettelijke staatsmachten worden op twee vlakken van elkaar gescheiden
In en een eerste scheiding heeft deze betrekking op het functionele of materiële aspect, met name op de functie van de macht zelf.
De tweede scheiding slaat op het institutionele of formele luik, meer bepaald de instellingen waarover de macht wordt verdeeld.
A. Functionele of materiële scheiding der machten
Elke staatsmacht heeft één kernfunctie die zij behoort te vervullen.
1.de wetgevende of regelgevende functie waarmee de rechtstaat en dus het functioneren van het maatschappelijk leven en orde wordt vormgegeven met bindende afdwingbare regels
2. de uitvoerende of administratieve functie staat in voor de uitvoering , toepassing en realisatie van de regels door het nemen van reglementaire of individuele besluiten of beslissingen ter uitvoering van uitdrukkelijk gedelegeerde bevoegdheden, oftewel het dagelijks bestuur van de staat.
3. De rechtsprekende functie neemt de beslissing omtrent de (grond)wettigheid van een handeling of nalaten.
B. Institutionele of formele scheiding der machten
De institutionele scheiding van de macht, betreft de vraag aan welk gescheiden orgaan de verschillende machten worden toebedeeld.
Aldus wordt de macht in een parlementaire democratie (monarchie) gescheiden en verspreid.
1. De wetgevende macht wordt georganiseerd door de rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordigers die zich in het parlement verenigen. De wetgevende macht wordt immers geacht de Natie te vertegenwoordigen, naast de wetgevende of decreterende machten van gemeenschaps- en gewestraden.
2. De uitvoerende macht wordt waargenomen door de (door de wetgevende macht) aangestelde mandatarissen oftewel de ministers en de daaronder ressorterende bestuursorganen.
3. De rechterlijke macht komt toe aan een onpartijdige en onafhankelijke rechter die (voor het leven) wordt benoemd.