Voorrang van een bus die de halteplaats verlaat
Artikel 39 van de wegcode bepaalt dat:
“Binnen de bebouwde kommen moet elke bestuurder die dezelfde richting volgt als een autobus of een trolleybus die autobus - of trolleybusbestuurder gelegenheid laten zijn halteplaats te verlaten wanneer hij met de richtingsaanwijzers zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt om zijn voertuig opnieuw in beweging te brengen.
Daartoe moet hij vertragen en zo nodig stoppen. In dat geval en in afwijking van de bepalingen van artikel 12.4 moeten de autobus- en trolleybusbestuurders geen voorrang verlenen aan de andere bestuurders die dezelfde richting volgen."
Deze bepaling impliceert dus dat de bestuurder de bus slechts de gelegenheid moet geven zijn halteplaats te verlaten en de busbestuurder van zijn kant geen voorrang moet verlenen overeenkomstig artikel 12.4 van de straatcode, wanneer de eerste wegens zijn plaats in het verkeer ten overstaan van de tweede, de aangestoken richtingsaanwijzer van de bus kon waarnemen vooraleer deze zijn halteplaats verliet (cassatie 16 juni 1998, verkeersrecht 1999/12; Pol. Brugge, 4 april 2011, T.Pol. 2013, 56 [bevestigd in graad van beroep Rb. Brugge (8°kamer) 24 mei 2012]; Pol. Antwerpen, 02/12/2005, T.Pol. 7007, 10, Pol. Antwerpen, 9 juni 2010, T.Pol. 2011, 172).
De voorrang van de autobusbestuurder is dus zeker niet absoluut. Wil hij aanspraak maken op voorrang bij het verlaten van zijn halteplaats dan dient hij derhalve zijn inzicht om zijn halteplaats te verlaten duidelijk kenbaar te maken door middel van de richtingslichten, hetgeen betekent dat de richtingslichten ook tijdig ontstoken dienen te worden, dit wil zeggen zodanig vroeg dat een normale aandachtige weggebruiker de tijd heeft om dit op te merken en er ook nog doeltreffend op te reageren (cassatie 30 januari 1992, rechtskundig weekblad, 1991 – 1992, 1369 en correctioneel rechtbank Tongeren 15 mei 1986, verkeersrecht 1986/151 en Liège 16 januari 1995, verkeersrecht 1996/115).
Indien een autobestuurder het verlaten van zijn halte niet tijdig aankondigt met zijn richtingsaanwijzer, voert hij een manoeuvre uit dat onderworpen is en blijft aan de artikelen 12.4 van de straatcode (cassatie 1 december 1992, verkeersrecht 1993/75).
Bovendien kan niet genoeg onderlijnd worden dat de voorrang hebbende autobusbestuurder, zelfs indien hij zijn voornemen tijdig genoeg kenbaar gemaakt heeft en zijn voertuig opnieuw in beweging heeft gebracht, absoluut niet ontheven is van de verplichting om de basisregels van de voorzichtigheid na te leven, die de omstandigheden vereisen om een ongeval te vermijden (cassatie 17 december 1987).
Samengevat kan gesteld worden dat de vertrekkende autobusbestuurder derhalve geen absolute voorrang heeft en hij zich steeds dient te vergewissen dat geen enkele weggebruiker hem op dat ogenblik reeds aan het inhalen of voorbij rijden is (vredegerecht Gent 15 september 1977, tijdschrift voor Vrederechters 1978/183).
Let wel
Op 1 september 2026 wordt een nieuwe Code van de openbare weg van kracht. Die zal het huidige Verkeersreglement vervangen, dat op 1 mei 1976 in voege trad,
Zie ook publicatie van het Koninklijk besluit van 3 juni 2024 betreffende de Code van de openbare weg in B.S. 20 september 2024.