Het ene PV is het andere niet
Bepaalde processen-verbaal hebben meer waarde dan loutere inlichtingswaarde. Zij hebben een bewijswaarde tot het bewijs van het tegendeel.
Een proces verbaal tot bewijs van het tegendeel maakt eigenlijk een verregaande uitzondering uit in het strafrecht. In het strafrecht wordt immers niemand geacht schuldig te zijn en moet het parket de schuld bewijzen. Maar ten aanzien van dergelijke processen-verbaal moet de rechter er van uitgaan dat hetgeen in het PV wordt vastgesteld bewezen is en moet de verdachte het tegendeel, dus zijn onschuld, bewijzen. De wet bepaalt welke processen-verbaal deze uitzonderlijke bewijswaarde hebben.
Wees gerust, het betreft gelukkig een beperkt aantal kleinere misdrijven waarbij de bewijsvoering in de praktijk moeilijk anders zou kunnen georganiseerd worden. Als belangrijkste voorbeeld gelden de processen-verbaal bij vaststelling van verkeersovertredingen, douane- en accijnzenvaststellingen.
De omdraaiing in strafzaken van de bewijslast ten aanzien van bepaalde PV's is gelukkig een uitzondering in de rechtstaat. Toch kan u nog rechten van verdediging laten gelden.
Draagwijdte van de bijzondere bewijswaarde van het proces-verbaal tot bewijs van het tegendeel.
Overeenkomstig artikel 62 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer hebben de processen-verbaal opgesteld door de bevoegde verbalisanten bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Dit betekent dat de inhoud van een proces-verbaal zich aan de rechter opdringt zolang het tegenbewijs niet is geleverd.
De rechter moet de inhoud van het proces-verbaal voor waar aannemen zolang de onjuistheid van de vaststellingen niet is aangetoond (R. Verstraete, handboek strafvordering, 2005, 879).
De ratio legis van de bijzondere bewijswaarde is gelegen in het feit dat de wetgever de moeilijke bewijswaarheid van sommige misdrijven heeft willen verhelpen door een bijzondere waarde aan de materiële vaststellingen van deze feiten te hechten.
Sommige misdrijven kunnen immers vrijwel onmogelijk met de gewone bewijsmiddelen worden aangetoond, zoals verkeersovertredingen, die meestal ‘in de vlucht worden begaan en waarbij de vaststelling wordt bemoeilijkt door de mobiliteit van het voertuig waarmee de inbreuk wordt begaan (arbitragehof, 14.07.1997, 48/97; M. L. Rassat, procédure pénale, 1995, 344; M. Bockxtaele, processen-verbaal, Maklu, 2005, 175.
De beklaagde kan het tegenbewijs met alle regelmatige middelen leveren. De rechter beoordeelt hierbij op onaanpasbare wijze de bewijswaarde van de elementen die als tegenbewijs worden aangevoerd (Cassatie, 29.01.1997, A.C. 1997, nr. 52).
In dit verband moet vooreerst worden benadrukt dat de loutere ontkenning van de feiten niet volstaat om de wettelijke bewijswaarde van het proces-verbaal aan te passen.
De rechter die in dit geval toch zou oordelen dat het vereiste tegenbewijs is geleverd neemt een onwettige beslissing, (Cass. 27.01.1967, Pas. 1967, I, 802).
Wanneer loutere ontkenningen of loutere vermoedens voldoende zouden zijn als tegenbewijs, zou het nut van de ‘wettelijke bewijswaarde’ volledig uitgehold worden.
Na een ontkenning mag de rechtbank niet op grond van twijfel vrijspreken zonder tegenbewijs over de feiten die in het proces-verbaal werden vastgesteld, proces-verbaal met bijzondere bewijswaarde.
Een volledig en beslissend (op onaantastbare wijze door de rechter beoordeelt) bewijs van de onjuistheid van de materiële vaststelling moet geleverd zijn.
In tegenstelling tot een proces-verbaal zonder wettelijke bewijswaarde is de regel in dubio pro reo (twijfel speelt in het voordeel van de beklaagde) met betrekking tot het materieel element van het misdrijf niet toepasselijk.
Enkel het moreel element van het misdrijf kan de door de rechter volkomen vrij worden beoordeeld (Cass. 29.01.1996, A.C. 1985-86, 335).
De bijzondere bewijswaarde die de wet hecht aan het krachtens art. 62, eerste lid Wegverkeerswet opgestelde proces-verbaal, geldt alleen voor de persoonlijk door de verbalisant binnen de perken van zijn bevoegdheid gedane zintuiglijke vaststellingen betreffende de bestanddelen van het misdrijf en de ermee verbonden omstandigheden. Deze bijzondere bewijswaarde geldt niet voor de gevolgen die de verbalisant uit deze vaststellingen afleidt of de invulling van juridische begrippen, zoals «de staat van dronkenschap».