De getuige à décharge is de getuige van de verdediging. De verdediging kan zowel stukken als getuigen aanbrengen ter verdediging.
De getuige in een strafproces die is opgeroepen door de verdachte of zijn advocaat. zal in het algemeen ontlastende verklaringen afleggen.
De getuige à décharge is aldus in de regel de getuige opgeroepen door de advocaat van de verdediging, meestal om bewijs te ontzenuwen.
Tegenover de getuige à décharge staat de getuige à charge, zijnde de getuige opgeroepen door het parket, de burgerlijke partij of de rechtsreeks dagende partij teneinde het strafrechtelijk bewijs tegen de gedaagde kracht bij te zetten.
De moraliteitsgetuige is de getuige die een beeld geeft over de persoonlijkheid en de achtergronden van de dader of de slachtoffers.
Artikel 190, derde lid Wetboek van Strafvordering, stelt dat bij de behandeling van een zaak voor de correctionele rechtbank, de getuigen voor of tegen worden gehoord, indien daartoe grond bestaat.
Wat de oproeping van de getuigen à charge betreft besliste het Hof van Cassatie (Cass. (2e k.) 16 januari 2018, AR P.17.1037.N, M.K., A.K./X) dat een eventuele weigering door de feitenrechter om op de rechtszitting een getuige à charge te horen die tijdens het vooronderzoek een belastende verklaring heeft afgelegd, dient te voldoen aan drie criteria en in de opgegeven volgorde, tenzij een van deze criteria doorslaggevend zou zijn om te besluiten dat het proces in zijn geheel beschouwd niet eerlijk is verlopen:
1) Er moeten ernstige redenen zijn voor het niet-horen van de getuige.
2) De belastende verklaring moet het enige of doorslaggevende element zijn waarop de schuldigverklaring steunt.
3) Voor het niet-kunnen ondervragen van de getuige moeten er voldoende compenserende factoren zijn met inbegrip van sterke procedurele waarborgen.
Deze toetsingscriteria gelden voor de getuigen à charge maar niet voor de getuigen à décharge.
In een arrest van het Hof van Cassatie 26 februari 2019 (Cass. (2e k.) AR P.18.1028.N, 2februari 2019 (J.J.M.S./ D.W., Instituut Van Het Heilig Graf vzw) bevestigt het Hof van Cassatie de stelling dat de rechter aan wie een gemotiveerd verzoek tot het horen van getuigen à décharge onder ede op de rechtszitting is gericht, er niet toe gehouden is bij de afwijzing van een dergelijk verzoek de toetsingscriteria betreffende het horen van getuigen à charge te betrekken.
In het arrest Murtazaliyeva/Rusland stelt het EHRM (EHRM (GK) nr. 36658/05, 18 december 2018 (Murtazaliyeva/Rusland).dat de weigering van de rechter om getuigen à décharge onder ede op de rechtszitting te horen, dient te worden getoetst aan drie vragen (zo ook dient geoordeeld over de vraag tot het laten zien van video-opnames ter zitting (EHRM 7 maart 2019, nr. 6005/08, Abdullayev/ Azerbeidzjan):
1). Was het verzoek tot het horen van getuigen voldoende gemotiveerd en relevant in het licht van de ten laste gelegde feiten?
2) Hebben de nationale rechters de relevantie van een eventueel verhoor onderzocht en hun beslissing om niet over te gaan tot het horen van een getuige op de rechtszitting met voldoende redenen omkleed?
3) Brengt de beslissing van de nationale rechterlijke instanties om de getuige niet te horen de eerlijkheid van het proces in zijn geheel beschouwd in het gedrang?