Art. 543 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Samenspanning tegen de staatsordening stelt:
“De samenspanning tegen de staatsordening is elke samenspanning met het oogmerk om een aanslag op de staatsordening te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Dit artikel herneemt het artikel 109 Sw. 1867, voor wat de situatie betreft waarin geen voorbereidingshandelingen werden gesteld. Voor de invulling van het begrip “samenspanning” kan worden verwezen naar de definitie in artikel 80, 2°. Het kan bijvoorbeeld gaan om gesprekken waarin personen gezamenlijk tot het besluit komen een staatsgreep te plegen, zonder dat vereist is dat zij bijvoorbeeld een concreet plan hebben uitgewerkt, wapens hebben aangeschaft, … Het volstaat dat op basis van de inhoud, de context en de aard van het geheel aan gesprekken duidelijk is dat men daadwerkelijk gezamenlijk besluit om een aanslag tegen de staatsordening te plegen.
Art. 544 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Voorbereiding van een aanslag op de staatsordening stelt:
“De voorbereiding van een aanslag op de staatsordening is:
1° elke samenspanning tegen de staatsordening die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden;
2° elke opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering van een aanslag op de staatsordening voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.”
Commentaar:
Dit artikel herneemt onder 1° het artikel 109 Sw. 1867, voor wat de situatie betreft waarin voorbereidingshandelingen werden gesteld.
Onder 2° is een nieuwigheid terug te vinden in vergelijking met het Strafwetboek 1867. Het artikel 112 Sw 1867. voorziet in de strafbaarstelling van een persoon die “heel alleen het besluit neemt om een aanslag te plegen op het leven of op de persoon van de Koning, van de vermoedelijke troonopvolger, van de in artikel 103 Sw. 1867 genoemde leden van de koninklijke familie, van de Regent of van de ministers die de grondwettelijke macht van de Koning uitoefenen”. Hiermee worden dus de verschillende beschermde rechtsgoederen uit dit hoofdstuk beschermd, met uitzondering van deze uit het artikel 104 Sw. 1867. Dit is niet coherent, aangezien de rechtsgoederen uit de staatsordening minstens even beschermenswaardig is als de voornoemde personen. Het in 1867 door de wetgever gehanteerde argument dat in dergelijk geval de maatschappelijke onrust beperkt is, weegt hier niet tegen op.
De wetgever van het Sw. 2024 heeft deze rechtsgoederen op dezelfde hoogte willen plaatsen en ook de individuele voorbereidingshandelingen tot het plegen van een aanslag tegen de staatsordening strafbaar te stellen.
Art. 545 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Voorstel tot samenspanning tegen de staatsordening stelt:
“Het voorstel tot samenspanning tegen de staatsordening is het opzettelijk voorstellen om samen te spannen tegen de staatsordening, zonder dat dit voorstel wordt aangenomen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.”
Commentaar:
Voor wat deze bepaling betreft, geldt hetzelfde als hierboven werd uiteengezet met betrekking tot het artikel 543, 2 Sw. 2024°. Het feit dat de strafbaarstelling uit het artikel 111 Sw. 1867 van het doen van een voorstel tot samenspanning slechts betrekking heeft op aanslagen op “het leven of op de persoon van de Koning, van de vermoedelijke troonopvolger, van de in artikel 103 Sw. 1867 genoemde leden van de koninklijke familie, van de Regent of van de ministers die de grondwettelijke macht van de Koning uitoefenen”, maar niet op aanslagen tegen de staatsordening kan niet objectief worden verantwoord. Vandaar de toevoeging van deze strafbaarstelling.
Deze bepaling is noodzakelijk gelet op de ernst van de feiten en gevolgen voor de Staat. De gemeenrechtelijke regeling uit het artikel 9, § 2 van het Sw. 2024 zou hier volgens de wetgever van het Sw. 2024 niet volstaan, aangezien de straf gesteld op de samenspanning een straf van niveau 3 is en bijgevolg deze gemeenrechtelijke regeling van het voorstellen tot het plegen van een misdrijf niet van toepassing is (aangezien hiervoor minimaal een straf van niveau 5 is vereist). De aangehaalde ernst van de feiten de gevolgen verantwoord ook waarom hier een straf van één niveau lager dan op het voltooide misdrijf van samenspanning wordt gesteld in plaats van een straf van twee niveaus lager zoals in de gemeenrechtelijke regeling. Een straf van niveau 1 zou volgens de wetgever van het Sw. 2024 niet volstaan voor deze feiten.