Art. 448 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Plaatsen van een niet-authentieke naam van een fabrikant of van een niet-authentieke handelsnaam van een fabriek stelt:
“Plaatsen van een niet-authentieke naam van een fabrikant of van een niet-authentieke handelsnaam van een fabriek is het met bedrieglijk opzet, door bijvoeging, wegneming of om het even welke verandering plaatsen op fabricaten van de naam van een andere fabrikant dan de producent, of van de handelsnaam van een andere fabriek dan die, welke de goederen gemaakt heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art 449. In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederen
In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederen is het opzettelijk door enige handelaar, commissionair of kleinhandelaar in omloop brengen van de in artikel 448 bedoelde goederen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.”
Commentaar:
Bescherming van de naam van de fabrikant en van de handelsnaam van een fabriek
Artikel 191 van het Strafwetboek 1867 verleent bescherming van de naam van de fabrikant en van de handelsnaam van een fabriek. Het Strafwetboek 2024 maakt an dit artikel twee bepalingen.
De naam die wettelijke bescherming geniet, is de naam die gebruikt wordt voor de identificatie van industrieproducten. Deze beoogt enkel natuurlijke personen. Het gaat om de achternaam van de fabrikant. Voor rechtspersonen daarentegen is het de handelsnaam van een fabriek die wettelijke bescherming geniet, waarmee de benaming bedoeld wordt die rechtspersonen aannemen in hun rechtsverhouding.
Artikel 448 van het Strafwetboek 2024 maakt het aanbrengen strafbaar van de naam van een fabrikant of de handelsnaam van een fabriek die niet authentiek zijn. Deze gedraging is het met bedrieglijk opzet door bijvoeging, wegneming of om het even welke verandering plaatsen op fabricaten van de naam van een andere fabrikant dan de producent, of van de handelsnaam van een andere fabriek dan die, welke de goederen gemaakt heeft.
Deze bepaling herneemt het in het eerste lid van artikel 191 van het Strafwetboek 1867 beschreven misdrijf met de specificatie dat een welbepaald moreel bestanddeel vereist is. De dader ervan dient met bedrieglijk opzet gehandeld te hebben.
Gezien artikel 191 van het Strafwetboek 1867 dit misdrijf bestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een geldboete van zesentwintig euro tot tweeduizend euro, kent het Strafwetboek 2024 er een straf van niveau 1 aan toe.
Art. 449 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederenstelt:
“In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederen is het opzettelijk door enige handelaar, commissionair of kleinhandelaar in omloop brengen van de in artikel 448 bedoelde goederen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1”
Commentaar:
Artikel 449 Sw. 2024 bestraft het in omloop brengen van goederen die gemerkt werden met een valse naam of handelsnaam. Deze gedraging is het opzettelijk in omloop brengen van de in artikel 448 bedoelde goederen, door enige handelaar, commissionair of kleinhandelaar.
Dit misdrijf is gebaseerd op artikel 191, tweede lid, van het Strafwetboek 1867, dat enkel gericht is op de handelaar, commissionair of kleinhandelaar. Het artikel bestraft deze indien ze goederen in omloop brengen waarbij de naam van de fabrikant of handelsnaam van de fabriek misbruikt werd. Het Strafwetboek 2024 neemt deze strafbaarstelling over met het moreel bestanddeel ervan: de kennis van valsheid alleen volstaat.
Omdat artikel 191 van het Strafwetboek 1867 dit misdrijf bestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een geldboete van zesentwintig euro tot tweeduizend euro, kent het Strafwetboek er een straf van niveau 1 aan toe.
Art. 450 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Strafuitsluitende verschoningsgrond stelt:
“Personen die schuldig zijn aan een van de misdrijven, omschreven in dit hoofdstuk, worden niet gestraft, indien zij, vóór enig in omloop brengen van de nagemaakte, vervalste of beschadigde munt, zegel of effect of met een valse naam gemerkt goed, of vóór enig gebruik van de nagemaakte, vervalste of beschadigde niet-contante betaalinstrumenten en vóór enige vervolging, alle informatie waarover zij beschikken omtrent de omstandigheden en daders van die misdrijven ter kennis van de overheid brengen.”
Commentaar:
Afdeling 9 wordt gewijd aan de bepaling die afdelingen 2 tot en met 8 gemeenschappelijk hebben. Deze afdeling sluit het hoofdstuk inzake valsmunterij af.
Ze bevat een artikel dat in een strafuitsluitende verschoningsgrond voorziet.
Artikel 192 van het Strafwetboek 1867 voorziet in een strafuitsluitende verschoningsgrond voor personen die zich schuldig gemaakt hebben aan bepaalde limitatief opgesomde misdrijven indien zij, vóór enige uitgifte van nagemaakte, vervalste of beschadigde munten, de overheid hiervan op de hoogte brengen en de daders bekend gemaakt werden. Deze strafuitsluitende verschoningsgrond beoogt organisaties van valsmunters te ontmantelen en de uitgifte van valse munten te belemmeren.
Het Strafwetboek 2024 herneemt deze strafuitsluitende verschoningsgrond met een geringe wijziging ervan:
— het Sw. 2024 maakt de strafuitsluitende verschoningsgrond meer algemeen. Alle bepalingen van het aan valsmunterij gewijde hoofdstuk kunnen leiden tot de toepassing van de strafuitsluitende verschoningsgrond;
— het Sw. 2024 verwijst niet langer naar de uitgifte, maar naar het in omloop brengen. Deze term werd immers ook gekozen in de beschrijving van de strafbare feiten.
Ingevolge het advies nr. 64.121/1 van 23 november 2018 (nr. 78) en 72.477/3 van 9 juni 2023 (nr. 65) van de Raad van State, werd de ontwerptekst gewijzigd.
Bepalingen die niet hernomen worden in hoofdstuk I van de nieuwe titel IV
De artikelen 178ter, 184, tweede lid en 190 Sw. 1867 worden behandeld door de bepalingen die gewijd zijn aan valsheden en het gebruik van valsheden (nieuw hoofdstuk 2 van titel 4).