Art. 326 Sw Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers stelt:
“Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers is het, met kwaad opzet, verspreiden van een virus, bacterie, parasiet of andere stof die van aard is de gezondheid van personen negatief te beïnvloeden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
De strafbaarstelling van aantastingen van de fysieke integriteit, zowel onder het Strafwetboek 1867 als in de bepalingen van het Sw. 2024 met betrekking tot gewelddaden, zijn in belangrijke mate gericht op het veroorzaken van bepaalde schadelijke gevolgen voor de gezondheid, zoals een ziekte. Dit maakt sommige aantastingen van de fysieke integriteit die pas op lange of middellange termijn resulteren in een ziekte, ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk,… soms moeilijk strafrechtelijk te kwalificeren zijn. Meestal wordt verdedigd dat deze feiten kunnen worden gekwalificeerd als opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.1867). Hiervoor volstaat algemeen opzet en ook een louter intern letsel komt in aanmerking. Er moet dan ook nog geen sprake zijn van ziektesymptomen.
Onder de bepalingen in het Sw. 2024 met betrekking tot gewelddaden, zou het gaan om gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad tot gevolg, aangezien het dankzij de actuele stand van de geneeskunde mogelijk is om de ontwikkeling van de ziekte af te remmen. Deze feiten zijn strafbaar met een straf van niveau 1.
Deze straf werd door de wetgever van het Sw. 2024 al te licht geacht, gelet op de verregaande impact die deze feiten kunnen hebben voor het slachtoffer. Daarom wordt op deze feiten een straf van niveau 3 gesteld.
Indien de ziekteverwekker daadwerkelijk een ziekte (integriteitsaantasting van de tweede of de derde graad) of de dood veroorzaakt hebben, is een gepaste bestraffing van deze feiten mogelijk via de verschillende kwalificaties van gewelddaden (in combinatie met de toepassing van de regels inzake samenloop).
Dit is in het bijzonder het geval gelet op het feit dat voor de kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers kwaad opzet wordt vereist, waardoor indien dit misdrijf een ziekte of de dood tot gevolg heeft de feiten kunnen worden beschouwd als gewelddaden, gepleegd met voorbedachtheid en de straf dus een bijkomend niveau stijgt.
Er zij op gewezen dat de hypothese dat iemand die weet dat hij/zij Hiv-positief is, maar toch het virus overdraagt door onveilige seks, in principe niet wordt geviseerd. In dit geval is niet voldaan aan het morele element van het delict (afwezigheid van kwade opzet).
Een bestraffing via de poging tot het plegen van gewelddaden werd niet gepast geacht, aangezien het hier gaat om een gelukt misdrijf: de ziekteverwekker werd verspreid. Bovendien zou de benadering via de poging tot het plegen van gewelddaden tot een veel te lage bestraffing leiden in vergelijking met de gevolgen van deze gedraging.
Overeenkomstig artikel 9 is ook de poging tot het plegen van dit misdrijf strafbaar. Hiervan zou bv. sprake kunnen zijn bij de zgn. “coronaspuwers”, waarbij de dader niet weet of hij besmet is met het virus maar dit, gelet op de epidemiologische situatie en de aard van het virus, niet onwaarschijnlijk is en de dader het spuwen gebruikt als middel om het virus potentieel te verspreiden.
Art. 327 Sw Verzwarende factor stelt:
“Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat minderjarigen of personen in een kwetsbare toestand werden geviseerd.”
Commentaar:
Dit artikel maakt een verzwarende factor van het feit dat de minderjarigen of personen in een kwetsbare toestand werden geviseerd met dit misdrijf.