Art. 322 Sw Aantasting van voedingsmiddelen stelt:
“Aantasting van voedingsmiddelen is het opzettelijk mengen van stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden in voedingsmiddelen of dranken bestemd om te worden verkocht of aan het publiek ter beschikking te worden gesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt het huidige artikel 454 Sw. 1867.
Onder voedingsmiddelen worden alle voedingsmiddelen bedoeld voor menselijke consumptie begrepen. Ook leidingwater valt onder deze noemer, aangezien dit drinkwater bedoeld is voor menselijke consumptie.
In artikel 454 Sw. 1867 is slechts sprake van voedingsmiddelen bestemd om verkocht of gesleten te worden. Gelet op de doelstelling van de bescherming van de volksgezondheid wordt in het Sw. 2024 de strafbaarheid uitgebreid tot het ter beschikking stellen van het publiek. Op die manier wordt ook de kosteloze verspreiding van de voedingsmiddelen in kwestie geviseerd.
Deze bepaling doet uiteraard geen afbreuk aan andere strafbaarstellingen. Indien de stoffen die de dood teweeg kunnen brengen onder de voeding worden gemengd met het oogmerk de consument die er gebruik van maakt te doden, is er sprake van (poging tot) doodslag. Wanneer de dader met het mengen van de stoffen die de gezondheid zwaar kunnen schaden onder de voeding deze stof wilde toedienen aan een persoon, is er sprake van gewelddaden. Wanneer dit alles niet het geval is, bv. omdat de dader met het mengen van de stof onder de voeding zich slechts een illegaal voordeel wilde verschaffen, is er sprake van aantasting van voedingsmiddelen.
Het doen mengen van de stoffen onder voedingsmiddelen wordt niet hernomen. Dit wordt ondervangen door de ontworpen bepalingen in verband met daderschap en deelneming in Boek I Sw. 2024.
Het vervalsen van voedingsmiddelen met andere stoffen wordt bestraft door de artikelen 481 en 482 Sw. 2024.
Art. 323 Sw Verkoop van aangetaste voedingsmiddelen of van stoffen stelt:
“Verkoop van aangetaste voedingsmiddelen of stoffen is het opzettelijk:
1° verkopen of te koop aanbieden van voedingsmiddelen of dranken waaronder stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, werden gemengd;
2° verkopen of te koop aanbieden van stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, wetende dat zij tot aantasting van voedingsmiddelen moeten dienen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt het artikel 455 Sw. 1867.
Art. 324 Sw Opslag van aangetaste voedingsmiddelen stelt:
“Opslag van aangetaste voedingsmiddelen is het opzettelijk bewaren van voedingsmiddelen of dranken waaronder stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, werden gemengd en die bestemd zijn om te worden verkocht.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt het artikel 456 Sw. 1867.
Art. 325 Sw Bijkomende straffen stelt:
“De rechter kan bij de veroordeling voor een misdrijf omschreven in de artikelen 322 tot 324 de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling en de sluiting van de inrichting opleggen als bijkomende straf.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt het laatste lid van het artikel 457 Sw. 1867 door te voorzien in de bijkomende straf van de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling.
De overige leden van het artikel 457 Sw. 1867 werden niet hernomen in het Sw. 2024 , aangezien deze bijkomende straffen reeds van toepassing zijn op basis van de bepalingen van het Boek I Sw. 1867.
Daarnaast koppelt het Sw. 2024 een nieuwe bijkomende straf aan dit misdrijf, met name de sluiting van de inrichting.
Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid oordeelde de wetgever het nuttig dat de rechter deze straf kan opleggen.
Art. 326 Sw Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers stelt:
“Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers is het, met kwaad opzet, verspreiden van een virus, bacterie, parasiet of andere stof die van aard is de gezondheid van personen negatief te beïnvloeden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
De strafbaarstelling van aantastingen van de fysieke integriteit, zowel onder het Strafwetboek 1867 als in de bepalingen van het Sw. 2024 met betrekking tot gewelddaden, zijn in belangrijke mate gericht op het veroorzaken van bepaalde schadelijke gevolgen voor de gezondheid, zoals een ziekte. Dit maakt sommige aantastingen van de fysieke integriteit die pas op lange of middellange termijn resulteren in een ziekte, ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk,… soms moeilijk strafrechtelijk te kwalificeren zijn. Meestal wordt verdedigd dat deze feiten kunnen worden gekwalificeerd als opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.1867). Hiervoor volstaat algemeen opzet en ook een louter intern letsel komt in aanmerking. Er moet dan ook nog geen sprake zijn van ziektesymptomen.
Onder de bepalingen in het Sw. 2024 met betrekking tot gewelddaden, zou het gaan om gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad tot gevolg, aangezien het dankzij de actuele stand van de geneeskunde mogelijk is om de ontwikkeling van de ziekte af te remmen. Deze feiten zijn strafbaar met een straf van niveau 1.
Deze straf werd door de wetgever van het Sw. 2024 al te licht geacht, gelet op de verregaande impact die deze feiten kunnen hebben voor het slachtoffer. Daarom wordt op deze feiten een straf van niveau 3 gesteld.
Indien de ziekteverwekker daadwerkelijk een ziekte (integriteitsaantasting van de tweede of de derde graad) of de dood veroorzaakt hebben, is een gepaste bestraffing van deze feiten mogelijk via de verschillende kwalificaties van gewelddaden (in combinatie met de toepassing van de regels inzake samenloop).
Dit is in het bijzonder het geval gelet op het feit dat voor de kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers kwaad opzet wordt vereist, waardoor indien dit misdrijf een ziekte of de dood tot gevolg heeft de feiten kunnen worden beschouwd als gewelddaden, gepleegd met voorbedachtheid en de straf dus een bijkomend niveau stijgt.
Er zij op gewezen dat de hypothese dat iemand die weet dat hij/zij Hiv-positief is, maar toch het virus overdraagt door onveilige seks, in principe niet wordt geviseerd. In dit geval is niet voldaan aan het morele element van het delict (afwezigheid van kwade opzet).
Een bestraffing via de poging tot het plegen van gewelddaden werd niet gepast geacht, aangezien het hier gaat om een gelukt misdrijf: de ziekteverwekker werd verspreid. Bovendien zou de benadering via de poging tot het plegen van gewelddaden tot een veel te lage bestraffing leiden in vergelijking met de gevolgen van deze gedraging.
Overeenkomstig artikel 9 is ook de poging tot het plegen van dit misdrijf strafbaar. Hiervan zou bv. sprake kunnen zijn bij de zgn. “coronaspuwers”, waarbij de dader niet weet of hij besmet is met het virus maar dit, gelet op de epidemiologische situatie en de aard van het virus, niet onwaarschijnlijk is en de dader het spuwen gebruikt als middel om het virus potentieel te verspreiden.
Art. 327 Sw Verzwarende factor stelt:
“Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat minderjarigen of personen in een kwetsbare toestand werden geviseerd.”
Commentaar:
Dit artikel maakt een verzwarende factor van het feit dat de minderjarigen of personen in een kwetsbare toestand werden geviseerd met dit misdrijf.