Art. 310 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Conversiepraktijken stelt:
“Onder conversiepraktijk wordt begrepen elke praktijk die bestaat uit een fysieke interventie of het uitoefenen van psychische druk, waarvan door de dader wordt aangenomen of voorgehouden dat die erop gericht is de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon te onderdrukken of te wijzigen, ongeacht of dit kenmerk daadwerkelijk aanwezig is of vermeend is door de dader.
Worden niet als conversiepraktijken beschouwd: de hulp- en dienstverlening aangeboden in het kader van de geestelijke en fysieke gezondheidszorg in verband met de verkenning en de ontplooiing van de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon.
Worden evenmin als conversiepraktijk beschouwd: de behandelingen of ingrepen in het kader van een sociale of medische transitie die worden aangeboden door beroepsbeoefenaars in het kader van de gezondheidszorg, overeenkomstig de voorwaarden en binnen het kader van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.”
Commentaar:
“Afdeling 3
Conversiepraktijken
1. Definitie en draagwijdte van het begrip “conversiepraktijken”
België vervult al decennialang een voortrekkersrol in de strijd voor gelijke rechten voor de leden van de LGBTQI+-gemeenschap. België streeft dan ook al lang naar een inclusieve samenleving waar iedere persoon gelijk en gelijkwaardig wordt behandeld, ongeacht genderexpressie, genderidentiteit of seksuele oriëntatie.
In dit kader onderschrijft België de Yogyakartaprincipes plus 10, in het bijzonder de bijkomende verplichtingen van de Staat met betrekking tot Principe 10 dat staten oproept om “alle praktijken te verbieden, alle wetten in te trekken en elk beleid weg te werken dat onomkeerbare ingrepen op basis van seksuele oriëntatie, genderidentiteit, genderexpressie of seksekenmerken, inclusief gedwongen normaliserende chirurgische ingrepen, onvrijwillige sterilisatie, onethische experimenten, medische weergave, en “herstellende” of “conversietherapieën” die een inbreuk vormen op de integriteit van de patiënt toelaten, wanneer die opgedwongen of toegediend worden zonder vrije, voorafgaandelijke en geïnformeerde toestemming van de persoon in kwestie” (Yogyakartaprincipes plus 10).
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
1° seksuele oriëntatie:
Het vermogen van personen om zich diep emotioneel, affectief en seksueel aangetrokken te voelen tot, en intieme en seksuele relaties te hebben met personen van het andere geslacht, hetzelfde geslacht of meer dan één geslacht.
Bepaalde andere wetgeving gebruikt de term “seksuele geaardheid”. Dit is echter een verouderd begrip en wordt beter niet meer gebruikt. “Geaardheid” doet namelijk vermoeden dat de seksuele voorkeur van een persoon onveranderlijk is en miskent daarmee de mogelijke fluïditeit van de seksuele beleving. Om die reden wordt in deze wet de term “seksuele oriëntatie” gebruikt.
2° genderidentiteit:
De diepe innerlijke overtuiging en individuele beleving van eenieder van het eigen gender, dat al dan niet overeenkomt met het geslacht dat bij geboorte werd toegewezen, met inbegrip van de eigen lichaamsbeleving.
4° genderexpressie:
De manier waarop mensen (onder meer door kledij, spraak en manier van gedragen) vorm geven aan hun genderidentiteit, en de manier waarop deze gepercipieerd wordt door anderen. Gewoonlijk trachten mensen hun genderexpressie in overeenstemming te brengen met hun genderidentiteit, of genderidentiteiten, ongeacht het geslacht dat hen werd toegewezen bij de geboorte. Genderexpressie omvat eveneens occasionele, of tijdelijke vormen van uitdrukking geven aan gender.
De definiëring van deze begrippen is gebaseerd op de definities gegeven in de Yogyakarta principes en stemt overeen met degene die gebruikt werkt in het nieuwe seksuele strafrecht.
België doet dit met succes want, het staat op de derde plaats van de Rainbow Index van ILGA-Europe, de index die Europese landen rangschikt op basis van de bescherming en de rechten die LGBTQI+-personen genieten.
Toch is de strijd voor gelijke rechten voor LGBTQI+- personen nog niet gestreden. Een discrepantie tussen wettelijke gelijkheid en feitelijke gelijkheid blijft bestaan in alle sectoren van het maatschappelijke leven.
Sommige personen geloven bovendien dat de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit, de genderexpressie of de transidentiteit “te genezen” eigenschappen zijn, en dat de betrokkenen daarvoor conversiepraktijken kunnen ondergaan.
“Conversiepraktijken” is een overkoepelende term voor elke “behandeling” waarvan de dader gelooft of beweert dat die bedoeld is om de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie van LGBTQI+-personen te veranderen, te onderdrukken of uit te wissen, zodat het individu zich voegt naar de cisgender, heteroseksuele, binaire sociale norm.
Er bestaan verschillende vormen van conversiepraktijken:
Deze praktijken kunnen zowel uitgevoerd worden door een professionele gezondheidszorgbeoefenaar als door een persoon zonder medische of therapeutische achtergrond, met of zonder instemming van het slachtoffer, kosteloos of tegen een vergoeding.
Conversiepraktijken kunnen onder meer gebruikmaken van psychische druk door in te spelen op het schaamtegevoel van de betrokkene, door systematisch te wijzen op de negatieve gevolgen van diens identiteit voor de betrokkene, door praktijken waarbij de fysieke integriteit van de betrokkene niet wordt geschaad (bijvoorbeeld een duiveluitdrijving zonder fysieke component). Een dergelijke psychische druk ondermijnt het zelfbeeld van de betrokkene en kan voor ernstige mentale en fysieke klachten zorgen.
Conversiepraktijken kunnen ook een pseudo-medische vorm aannemen. Zo zijn er praktijken waarbij het slachtoffer al dan niet illegale middelen of medicatie (zoals antidepressiva) moet innemen, of waarbij het slachtoffer EMDR-therapie of elektroshocktherapie (waarbij bijvoorbeeld elektrische schokken worden toegediend op de geslachtsorganen terwijl homo-erotische stimuli worden getoond) moet ondergaan.
Conversiepraktijken kunnen ook bestaan uit een aantasting van de fysieke integriteit. Slachtoffers kunnen worden onderworpen aan slagen en verwondingen, aan mensonterende behandelingen (bijvoorbeeld tijdens een duiveluitdrijving waarbij ze zich gedwongen moeten ontkleden of waarbij hen voeding ontzegd wordt), en zelfs aan “corrigerende verkrachtingen”.
Slachtoffers kunnen overlijden ten gevolge van conversiepraktijken. Ook in België vielen er al dodelijke slachtoffers (Zie bijvoorbeeld het overlijden van Layla Achichi in 2009).
2. Prevalentie en gevolgen
Wereldwijd, ook in Europa, zijn er nog heel wat personen en gemeenschappen die een seksuele oriëntatie, genderidentiteit of genderexpressie die niet beantwoordt aan de norm beschouwen als een te genezen ziekte. Deze visie blijft met name in stand bij sommige conservatieve, radicale of zeer religieuze gemeenschappen.
Uit recent onderzoek van beschikbare openbare rapporten blijkt dat conversiepraktijken nog in ten minste 68 landen wereldwijd voorkomen (International Rehabilitation Council for Torture Victims, “It’s torture not therapy: a global overview of conversion therapy: practices, perpetrators, and the role of States”, 2020).
Er is geen wetenschappelijke basis voor deze conversiepraktijken. Er geldt integendeel een consensus dat deze praktijken bijzonder schadelijk zijn voor de mentale en fysieke gezondheid van het slachtoffer, en bovendien stigmatiserend en discriminerend zijn.
Uit een onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad van 2020 bleek dat 98 % van de 940 respondenten die aangaven een conversiepraktijk te hebben ondergaan, hierdoor schade hebben geleden: 4.5 % van hen had zelfmoordgedachten en 2.9 % van hen ondernam een zelfmoordpoging. 1.8 % van de slachtoffers leed fysieke schade, 5,9 % vermeldde depressie, 6,3 % angst, 6,1 % schaamte, 4,1 % en zelfhaat (UN Independent Expert on protection against violence and discrimination based on sexual orientation and gender identity, “Report on version therapy”, 1 mei 2020).
Een onderzoek uit het Verenigd Koninkrijk toonde aan dat 5 % van de 10.000 LGBTQI+-respondenten een conversiepraktijk aangeboden kreeg en 2 % daar ook op inging. Hoewel de trans personen maar een klein deel uitmaakten van de respondenten, bleek 9 % van de trans mannen een conversiepraktijk aangeboden te hebben gekregen en onderging 4 % daadwerkelijk een dergelijke conversiepraktijk (Government Equalities Office, “National LGBT survey: summary report”, juli 2018). Trans personen worden dus disproportioneel getroffen door conversiepraktijken.
3. Internationale, Europese en wetgevende reacties
Internationale en Europese instellingen strijden tegen conversiepraktijken. Voorbeelden zijn het rapport van de onafhankelijke VN-expert inzake seksuele oriëntatieen genderidentiteit (UN Independent Expert on protection against violence and discrimination based on sexual orientation and gender identity, “Report on version therapy”, 1 mei 2020), of de Resolutie van 2016 van het Europees parlement waarin lidstaten worden aangemoedigd om conversiepraktijken te verbieden (Resolutie van het Europees Parlement van 1 maart 2018 over de situatie van de grondrechten in de EU in 2016 (2017/2125(INI)), punt 65). In 2020 verklaarden 60 Europarlementsleden dat conversiepraktijken discriminerend zijn (The European Parliament’s LGBTI Intergroup, “MEPs inquire the European Commission regarding so-called “conversion therapy” practices and the need for an EU-wide ban”, 9 oktober 2020). In 2021 bracht het Europees Parlement hun eerdere oproep aan de lidstaten om conversiepraktijken te verbannen in herinnering (Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2021 over het uitroepen van de EU tot vrijheidszone voor LGBTIQ-personen (2021/2557(RSP)), punt K).
Verschillende landen voerden reeds een wettelijke verbod op conversiepraktijken in, waaronder Malta (wet nr. LV van 9 december 2016), Duitsland (wet van 12 juni 2020, Bgbl. 2020, I, nr. 28, 23 juni 2020, p. 1285-1286) en Frankrijk (wet nr. 2022-92 van 31 januari 2022). In Engeland en Wales worden er wetgevende initiatieven besproken die allereerst enkel praktijken wilden verbieden die betrekking hebben op de seksuele oriëntatie, waardoor conversiepraktijken voor trans personen konden blijven bestaan. Dit leidde tot grote weerstand binnen de LGBTQI+- gemeenschap. Zoals reeds aangehaald werd, worden trans personen immers disproportioneel getroffen door conversiepraktijken.
4. Situatie in België – nood aan een aparte strafbaarstelling
In België bestond er voorafgaand aan het Sw. 2024 geen expliciet wettelijk verbod op conversiepraktijken. In bepaalde situaties kan de praktijk strafbaar gesteld worden via gemeenrechtelijke strafbepalingen zoals slagen en verwondingen of mensonterende handelingen, al dan niet met toepassing van de verzwarende omstandigheid voor seksuele oriëntatie of zogenaamde geslachtsverandering, maar niet alle gevallen zijn strafbaar.
De gemeenrechtelijke bepalingen bestraffen enkel de meest extreme uitwassen van conversiepraktijken.
Zo bijvoorbeeld zal het ritueel verkrachten strafbaar zijn onder het vigerend seksueel strafrecht.
Dit geldt echter niet voor alle vormen die conversiepraktijken kunnen aannemen. Enkele voorbeelden:
— De religieuze leider die traumatiserende “duivelsuitdrijvingen” uitvoert op een lesbische minderjarige, zonder dat daarbij gemeenrechtelijke misdrijven worden gepleegd zoals slagen en verwondingen.
— De ouders die hun homoseksuele zoon tegen zijn wil naar een “heropvoedingskamp” sturen om zijn homoseksualiteit “te genezen”.
Het zijn net deze minder extreme vormen van conversiepraktijken die in België het vaakst voorkomen (zoals aangetoond in CPCP | Les “thérapies de conversion” en Belgique | Étude n° 37). Het Sw. 2024 wil een einde te stellen aan deze praktijken in de Belgische context.
Ten tweede zorgt een aparte strafbaarstelling voor een versoepeling van de bewijsvoering. Het bewijs dat een conversiepraktijk werd uitgevoerd, werd voorbereid, werd gepromoot of dat een slachtoffer werd aangezet om deze te ondergaan volstaat.
Ten derde heeft een aparte strafbaarstelling ook een belangrijke symbolische waarde. Een dergelijk verbod geldt immers als een maatschappelijke erkenning dat dergelijke praktijken absoluut ontoelaatbaar zijn en dat LGTBQI+-personen hiertegen beschermd moeten worden.
5. Wetgevende initiatieven
Het art. 310 Sw. 2024 en volgende herneemt enkel het wetsontwerp tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strafbaar stellen van conversiepraktijken (Parl. st., Kamer, DOC 55 3429/003) en wordt aangepast aan de structuur van het Strafwetboek. Er wordt aldus een apart misdrijf gecreëerd inzake conversiepraktijken.
Artikel 310 definieert conversiepraktijken. Het gaat om een praktijk die georganiseerd wordt met een fysieke interventie of psychische druk, waarvan door de dader wordt aangenomen of voorgehouden dat die erop gericht is om de werkelijke of vermeende seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon te onderdrukken of te wijzigen. Er is dus sprake van een bijzonder opzet daar men met de praktijk de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of genderexpressie van het slachtoffer wenst te onderdrukken of probeert te veranderen.
De fysieke interventie is elke handeling die raakt aan het lichaam van het slachtoffer en een aantasting van de fysieke integriteit van het slachtoffer uitmaakt. Voorbeelden zijn het toedienen van medicatie, het verkrachten, het besprenkelen met water tijdens een duiveluitdrijving, etc.
De psychische druk is elke handeling (omstandigheid, uitspraak, enscenering, …) die tot doel heeft het slachtoffer te beïnvloeden om de seksuele oriëntatie, genderidentiteit of -expressie te “veranderen”, te onderdrukken of te verzwijgen. Bijvoorbeeld het verbaal mishandelen van een slachtoffer door de geloofsgemeenschap in een “duivelsuitdrijving”, of het dreigen met het wegnemen van bepaalde rechten en vrijheden (bv. kledingkeuze, vrijetijdsbesteding, voeding,…) als het slachtoffer de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of -expressie niet wijzigt of onderdrukt.
De toestemming van het slachtoffer kan het misdrijf niet rechtvaardigen.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft homoseksualiteit in 1990 officieel van de lijst van geestesziekten geschrapt en transseksualiteit in 2019. Aangezien homoseksualiteit en transseksualiteit geen pathologieën zijn, is er dus geen enkele reden voor een medische behandeling om ze te genezen, te wijzigen of te onderdrukken, en is elke poging daartoe een misleiding van het slachtoffer.
Bovendien verklaarde de World Psychiatric Association in 2016 dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat aangeboren seksuele oriëntatie kan worden veranderd. Deze verklaring heeft de steun gekregen van vele beroepsverenigingen over de hele wereld. Integendeel, er is wetenschappelijk bewijs dat deze therapieën nadelige gevolgen hebben voor de geestelijke gezondheid van patiënten. Het pathologiseren en uitwissen van de identiteit van het individu leidt tot zelfhaat, variërend van depressies tot zelfmoordpogingen en -gedachten.
Daarnaast wordt de lichamelijke integriteit van de “patiënten” in gevaar gebracht, aangezien deze therapieën of bekeringsbehandelingen vaak worden uitgevoerd door mensen van buiten de medische wereld en meestal worden ingegeven door religieuze of “ethische” redenen.
Er bestaat dus geen enkel wetenschappelijk bewijs dat conversiepraktijken effectief de seksuele oriëntatie of genderidentiteit van de betrokkene kunnen wijzigen, terwijl er veel bewijs voorhanden is dat de negatieve gevolgen van de praktijken aantoont. Desondanks beweren de aanbieders van de praktijken het tegenovergestelde. Op die manier misleiden ze de personen die al dan niet vrijwillig de praktijken ondergaan. Deze personen dienen beschermd te worden tegen deze misleiding, en tegen de nadelige gevolgen die de praktijken teweegbrengen. Het is in dat opzicht geen uitzondering dat wetgeving schadelijke pseudomedische praktijken strafbaar stelt.
Bijvoorbeeld: wanneer een persoon er verkeerdelijk van overtuigd is een hartaandoening te hebben en diens arts vraagt om een operatie, zal de arts deze ingreep niet mogen uitvoeren, ondanks de vraag hiertoe en de toestemming van de “patiënt”, omdat deze simpelweg niet ziek is.
Bovendien ervaren personen die de conversiepraktijken ondergaan vaak bijzonder hoge druk van hun familiale, sociale of religieuze omgeving om de seksuele oriëntatie of genderidentiteit niet te aanvaarden, maar juist te bestrijden. Dit kan ervoor zorgen dat zij vrijwillig instemmen met conversiepraktijken, d.w.z. zonder expliciete dwang, hoewel zij dit in andere omstandigheden niet zouden doen.
Tot slot is de bestraffing van dergelijke praktijken, zelfs indien het slachtoffer toestemt, ook nodig ter bescherming van de bredere maatschappij. Als een bepaald slachtoffer de instemt met het ondergaan van conversiepraktijken, dan zou een andere persoon bijkomende druk kunnen voelen om de praktijk ook te ondergaan. Anderzijds, wanneer een bepaalde persoon niet instemt met het ondergaan van conversiepraktijken terwijl daartoe wel wettelijk de mogelijkheid bestaat, dan zou deze persoon nog meer gemarginaliseerd kunnen worden door de eigen gemeenschap.
Conversiepraktijken toelaten mits toestemming zal daarnaast ook zorgen voor twijfel over de wetenschappelijkheid en effectiviteit van de praktijken en dus leiden tot misbruik en bijkomende slachtoffers.
De beperkte inmenging in de persoonlijke levenssfeer of lichamelijke integriteit van deze personen is dan ook gerechtvaardigd.
Om dezelfde redenen geldt bijvoorbeeld ook voor het verbod op vrouwelijke genitale verminking dat de toestemming van de betrokken persoon niet betekent dat de strafbare aard van de handeling ophoudt te bestaan. Net zoals, ter bescherming van het individu en van de openbare orde, een persoon ook niet kan instemmen met het ondergaan van slagen en verwondingen of andere schadelijke praktijken.
De praktijk kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. Het gaat zowel om de praktijken waarbij er psychische of fysieke druk wordt uitgeoefend, waaronder ook het verplicht toedienen van medicijnen en elke seksuele handeling in het kader van een conversiepraktijk.
De relatie tussen de dader en het slachtoffer is niet bepalend om al dan niet te kunnen spreken van conversiepraktijken: dit kan een familielid zijn, een vertegenwoordiger van een geloofsgemeenschap, een persoon met een (pseudo-)medische opleiding, een beroepsbeoefenaar enz. Het maakt ook niet uit of de praktijk kosteloos werd uitgevoerd, dan wel tegen een financieel voordeel of eender welk ander voordeel, zoals een voordeel in natura of het iets doen of niet doen op vraag van de uitvoerder.
Daarentegen kan de reguliere hulp- en dienstverlening van de geestelijke of fysieke gezondheidszorg, waaronder ook de handelingen die kaderen in de sociale of medische transitie ter behandeling van genderincongruentie, nooit onder de strafbaarstelling vallen.
Het artikel voorziet twee uitzonderingen die werden toegevoegd om te vermijden dat de wet legitieme reguliere zorg onmogelijk maakt of bemoeilijkt.
— “De hulp- en dienstverlening aangeboden in het kader van de geestelijke en fysieke gezondheidszorg in verband met de verkenning en ontplooiing van de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon.”
Deze uitzondering beoogt onder meer de therapeutische begeleiding door een arts, psycholoog of psychiater van de persoon die worstelt met de aanvaarding van de eigen identiteit. De concrete invulling van de hulp- en dienstverlening valt binnen de therapeutische vrijheid van de arts of psycholoog, maar kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een gesprek met de huisarts, of therapiesessies bij een psycholoog.
Alleen de zorg of psychologische counseling die suggereert dat de persoon kan worden “genezen” van de genderidentiteit of de seksuele oriëntatie is strafbaar.
— “De behandelingen of ingrepen in het kader van een sociale of medische transitie die worden aangeboden door beroepsbeoefenaars in het kader van de gezondheidszorg, overeenkomstig de voorwaarden en binnen het kader van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.”
De gezondheidszorg wordt in dit kader gedefinieerd zoals in art. 2, 3° van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, namelijk: “diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar in de zin van deze gecoördineerde wet, met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt, om het uiterlijk van een patiënt om voornamelijk esthetische redenen te veranderen of om de patiënt bij het sterven te begeleiden”.
Deze uitzondering beoogt de handelingen die transgender personen ondergaan in het kader van hun transitie.
Een transitie is het proces waarbij een trans persoon begint te leven volgens de genderidentiteit en niet langer (louter) volgens het geslacht dat werd toegewezen bij de geboorte. Bij een sociale transitie gebeurt dat op een niet-medische manier, zoals door het aannemen van een nieuwe naam, het aanpassen van de genderexpressie en het wijzigen van de voornaam.
Personen kunnen buiten de gevallen beschreven in deze twee uitzonderingen ook steeds hulp zoeken buiten de reguliere hulp- of dienstverlening, bijvoorbeeld in familiale kring of in de geloofsgemeenschap. Het is volgens het Sw. 2024 dan ook niet verboden om in deze contexten te praten over de seksuele oriëntatie of genderidentiteit en over eventuele moeilijkheden bij de aanvaarding of ontplooiing ervan. Integendeel, veel personen zullen in familiale of religieuze kring net belangrijke steun vinden.
Wel verboden is het wanneer deze derden psychische druk zouden uitoefenen op de betrokkene om de identiteit te wijzigen of te onderdrukken, of die zouden aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan.
Art. 311 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Het uitvoeren van conversiepraktijken stelt:
“Het opzettelijk uitvoeren van conversiepraktijken wordt gestraft met een straf van niveau 2.”
Art. 312 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Verzwarende factoren stelt:
“Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in artikel 311, neemt de rechter in overweging dat het misdrijf gepleegd werd:
- door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het slachtoffer bevindt;
- op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand..”
Commentaar:
Artikel 312 voorziet volgende verzwarende factoren:
— het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige bevindt;
— het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Het was niet nodig om de regels met betrekking tot poging te herhalen, aangezien Boek I Sw. 2024 de straffen regelt voor de poging tot het plegen van een strafbaar feit waarop een straf van niveau 1 staat.
Art. 313 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Het aanbieden van conversiepraktijken stelt:
“Het opzettelijk aanbieden van conversiepraktijken, direct of indirect, wordt bestraft met een straf van niveau 1.”
Art. 314 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Het aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het maken van reclame voor conversiepraktijken stelt:
“Het opzettelijk aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het opzettelijk aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het opzettelijk met welk middel ook op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van conversiepraktijken, wordt gestraft met een straf van niveau 1.”
Commentaar:
Artikel 314 bestraft het aanzetten om te ondergaan van of om een persoon conversiepraktijken te doen ondergaan en het reclame maken voor het ondergaan van conversiepraktijken.
Aanzetten tot het ondergaan of om andere personen er toe aan te sporen een conversiepraktijk te laten ondergaan.
De aanzetting kan bestaan uit het blijven inpraten op iemand om die ervan te overtuigen dat diens seksuele oriëntatie, genderidentiteit of genderexpressie kan gewijzigd worden door conversiepraktijken. Hieronder wordt eveneens het doorverwijzen naar een derde persoon of instantie die deze conversiepraktijken uitoefent bedoeld. Ouders kunnen eveneens “aanzetten tot” conversiepraktijken wanneer ze hun kind onder druk zetten om conversiepraktijken te ondergaan. Ook personen die zich schuldig maken aan haatspraak of enige andere vorm van publieke of private uiting van misprijzen tegenover personen die slachtoffer kunnen zijn van conversiepraktijken en die oproepen om conversiepraktijken te ondergaan vallen onder deze strafbepaling.
Een ander voorbeeld betreft het sturen van een persoon naar het buitenland om daar een conversiepraktijk te ondergaan.
Het aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan, betreft de situatie waarin een bepaalde persoon anderen aanspoort om een persoon uit hun omgeving conversiepraktijken te doen ondergaan.
Een voorbeeld van het aanzetten van een persoon tot het doen ondergaan van conversiepraktijken is de vaak voorkomende situatie waarin een religieuze leider de familieleden van een slachtoffer onder druk zet om het slachtoffer de conversiepraktijk te doen ondergaan.
Het artikel bestraft eveneens het met welk middel ook op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van conversiepraktijken. Met reclame wordt bedoeld elke maatregel die er toe strekt om conversiepraktijken te promoten of te doen geloven in hun effectiviteit, onder meer door middel van internet, affichering, strooibriefjes, mondelinge promotie, enz.
De misdrijven bestraft in de artikelen 311 tot 316 Sw. 2024 worden toegevoegd aan lijst van misdrijven in artikel 356 Sw. 2024 dat bepaalt dat personen die onder normale omstandigheden gebonden zouden zijn aan beroepsgeheim, dit beroepsgeheim in bepaalde gevallen mogen verbreken ten aanzien van de procureur des Konings. Het betreft meer bepaald situaties waarin er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of een kwetsbare persoon die deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en zij hun integriteit niet zelf of met hulp van anderen kunnen beschermen.
Art. 315 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Het verzwaard aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan of om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het verzwaard maken van reclame voor conversiepraktijken stelt:
“Het aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het maken van reclame voor conversiepraktijken, in geval dit tot het plegen van het misdrijf bedoeld in artikel 311 heeft geleid, wordt bestraft met een straf van niveau 2.”
Commentaar:
In het geval dat de hierboven vernoemde handelingen effectief leiden tot het plegen van het misdrijf bedoeld in artikel 312, nl. het uitvoeren van conversiepraktijken, worden de misdrijven zwaarder bestraft.”
Art. 316 Sw 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Specifiek verbod stelt:
“De rechtbanken kunnen de personen die veroordeeld zijn voor feiten bedoeld in deze afdeling, voor een maximale duur van vijf jaar, verbieden een beroepsactiviteit of sociale activiteit uit te oefenen die verband houdt met het plegen van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten.”
Commentaar:
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor de rechtbanken om een verbod tot het uitoefenen van een beroepsactiviteit of een sociale activiteit die verband houdt met de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten op te leggen, voor een maximale duur van vijf jaar.
Een beroepsactiviteit of een sociale activiteit kan verband houden met de in dit hoofdstuk strafbaar gestelde feiten als de feiten gepleegd werden in het kader van de uitoefening van die beroepsactiviteit of die sociale activiteit of als de aard van de beroepsactiviteit of de sociale activiteit een valse legitimiteit verleent aan de conversiepraktijken.
Het betreft bijvoorbeeld de psychiater die zich in het kader van hulpverlening aan een persoon schuldig maakt aan het uitvoeren van conversiepraktijken, of de jeugdwerker werkzaam bij een jongerenorganisatie met een religieuze affiliatie die in het kader van diens jeugdwerk jongeren aanzet om conversiepraktijken te ondergaan.
Bron memorie toelichting wetsontwerp tot invoering Sw. 2024.