Op de zittingen van de rechtbank mogen principieel geen video-opnames gemaakt worden, audio-opnames gemaakt of foto's genomen.
Door de
wet van 25 april 2024 (BS 03/06/2024) werd een artikel 759/1 in het gerechtelijk wetboek ingevoegd, luidende:
"Art. 759/1. Het maken van geluids- of audiovisuele opnames van de zitting, het bewaren, het verspreiden daarvan onder derden of het verrichten van enige andere verwerking, zonder voorafgaande toestemming van het gerecht, wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en met een geldboete van tweehonderd euro tot tienduizend euro, of met een van die straffen alleen.In geen geval mogen opnames van beeld of geluid die op grond van het eerste lid verboden zijn, nadien als bewijsmiddel worden toegelaten."In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 759/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 759/2. Het gerecht waarvoor de openbare zitting wordt gehouden, kan beslissen, ten uitzonderlijken titel, de openbare zitting op te nemen wanneer deze geluids- of audiovisuele opname van belang is voor het aanleggen van historische justitiearchieven of voor educatieve doeleinden met het oog op kennis over te dragen over het recht of over de werking van het rechtssysteem, met de toestemming van de personen voor de opname van hun stem en afbeelding, elk voor wat hen betreft. Die toestemming kan worden ingetrokken op elk ogenblik tijdens de zitting.Elke op de zitting, fysiek of per videoconferentie verschijnende, eraan deelnemende of er zetelende persoon, alsook het publiek kan worden onderworpen aan deze opnames.De opname kan plaatsvinden op voorwaarde dat zij het goede verloop van het geding en de uitoefening van de rechten van verdediging niet belemmert. De opnames worden vanaf vaste punten gemaakt.Het gerecht kan te allen tijde de opname schorsen of beëindigen in de uitoefening van zijn bevoegdheid van handhaving van de orde ter terechtzitting.Deze opname wordt gemaakt en bewaard middels het videoconferentiesysteem bedoeld in artikel 763bis, § 1, 2°, voor een termijn van dertig jaar, waarna het in het Rijksarchief bedoeld in de archiefwet van 24 juni 1955 wordt overgebracht. De Koning bepaalt de praktische en technische nadere regels in verband met de opname en met zijn bewaring.De opnames die worden bewaard in het videoconferentiesysteem kunnen worden geraadpleegd en verwerkt voor educatieve of historische onderzoeksdoeleinden, met de schriftelijke toelating van de beheerder bedoeld in artikel 763ter, § 2, onder de voorwaarden die hij bepaalt.De in het beheerscomité bedoeld in artikel 782, § 6, vertegenwoordigde entiteiten, treden op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, 7), en overeenkomstig artikel 26 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) of, in voorkomend geval, in de zin van artikel 26, 8°, en overeenkomstig artikel 52 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.In geen geval mag de opname nadien als bewijsmiddel worden toegelaten."Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De wettelijke bepalingen houdt aldus onder meer een verbod in ten aanzien van:
- partijen of advocaten die ter zitting stiekem een geluidsopname maken;
- magistraten, griffiers of deurwachters die op de zitting opname maken
- publiek in de zaal die op de zitting opnames maken
- personen die van buiten de zittingszaal opnames maken
zie ook art. 565 Sv.
Ratio legis: Het opnemen van gesprekken heeft een belemmerend gesprek op alle betrokken actoren, waardoor de spontaneïteit gefnuikt wordt, wat een negatieve invloed kan hebben op de waarheidsvinding. In die zin strekt het verbod van een ongeoorloofde opname tot een goede rechtsbedeling.
Deontologische Codex advocaten
In de Codex Deontologie voor advocaten is een verbod ingeschreven in
Art. 160 Een advocaat mag rechtstreeks noch onrechtstreeks gesprekken, vergaderingen of zittingen (laten) registreren op geluids- of beelddragers, zonder voorafgaande kennisgeving.