Uittreksel uit het NBW
Art. 5.92 NBW . “Ontbinding door de inwerkingstelling van een ontbindend beding
Het ontbindend beding verleent de schuldeiser het recht om het contract te ontbinden zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter wanneer de schuldenaar een van zijn verbintenissen niet nakomt.
De schuldeiser stelt het beding in werking door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
Commentaar bij art. 5.92 NBW
(bron memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
De bepaling van art. 5.92 NBW betreft het thans zogeheten “uitdrukkelijk” ontbindend beding, ook “pacte commissoire exprès” in het Frans genoemd.
Het eerste lid van art 5.92 NBW bevestigt het geldend recht dat de geoorloofdheid van het ontbindend beding erkent, reeds bekrachtigd bij artikel 1656 van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot verkoop van onroerende goederen.
Bijzondere, dwingende bepalingen kunnen de aanwending van ontbindende bedingen in bepaalde bijzondere overeenkomsten uitsluiten of beperken, zoals in het geval van huurovereenkomsten voor onroerende goederen (art. 1762bis) en van consumentenkrediet (art. VII.105 WER).
Met een ontbindend beding duiden de contractspartijen de verbintenissen aan waarvan de toerekenbare niet-nakoming de ontbinding van het contract zal rechtvaardigen. Het beding kan gestipuleerd worden voor elke tekortkoming of enkel voor bepaalde tekortkomingen. Het kan ook betrekking hebben op de voortijdige niet-nakoming van het contract (zie art. 5.90, tweede lid).
Voorts beoogt het beding, in het merendeel der gevallen, dat aan de schuldeiser die slachtoffer is van toerekenbare niet-nakoming de bevoegdheid wordt verleend om het contract te ontbinden, zonder voorafgaand beroep op de rechter, door een kennisgeving aan de schuldenaar die een van de verbintenissen miskent die in het beding zijn aangeduid.
Het artikel regelt dat soort van ontbindende bedingen, dat een buitengerechtelijke ontbinding van conventionele oorsprong organiseert, waardoor de schuldeiser niet blootgesteld wordt aan de onzekerheden die gepaard gaan met de beoordeling van de ten laste gelegde tekortkoming door de rechter en met de traagheid van het gerecht
Indien de partijen een dergelijke buitengerechtelijke ontbinding willen organiseren, moet het ontbindend beding geen twijfel laten bestaan over de bedoeling om de voorafgaande rechterlijke tussenkomst uit te sluiten.
De partijen kunnen ook de doeltreffendheid van het ontbindend beding opvoeren door de schuldeiser vrij te stellen van een ingebrekestelling voorafgaand aan de ontbinding of door een schadebeding tot vaststelling van het aanvullend herstel bij de ontbinding toe te voegen.
Het tweede lid van artikel 5.92 NBW regelt de inwerkingstelling van het ontbindend beding. Het codificeert de verplichting van de schuldeiser om aan zijn schuldenaar schriftelijk kennis te geven van zijn beslissing tot ontbinding van het contract met toepassing van het beding.
De ontbinding wordt immers niet automatisch teweeggebracht louter door de toerekenbare niet-nakoming van de schuldenaar, ook al stipuleert het ontbindend beding dat het contract “van rechtswege en zonder aanmaning zal worden ontbonden” in geval van niet-nakoming. De partij die het contract wil ontbinden, moet haar schuldenaar in kennis stellen van haar voornemen om een beroep te doen op het ontbindend beding opdat het uitwerking zou hebben. Voorts moet de schuldeiser een keuze maken tussen de verschillende sancties die voorhanden zijn en dus zijn schuldenaar in kennis stellen van zijn keuze.
De schuldeiser moet het ontbindend beding in werking stellen met inachtneming van de voorwaarden die door de partijen zijn gestipuleerd in het contract alsook met de vereisten van goede trouw. Teneinde de schuldenaar te beschermen en een gerechtelijke controle a posteriori mogelijk te maken, vereist de voorgestelde bepaling dat de kennisgeving gemotiveerd is, in die zin dat zij melding moet maken van de tekortkomingen die de schuldeiser aan zijn schuldenaar verwijt. Voorafgaand aan de kennisgeving richt hij een ingebrekestelling tot zijn schuldenaar, tenzij een beding of een uitzondering hem daarvan vrijstelt (zie artt. 5 231-5 233).
Bij betwisting van de buitengerechtelijke ontbinding heeft de schuldenaar steeds de mogelijkheid om zich te wenden tot de rechter, die dan een dubbele controle a posteriori zal kunnen uitoefenen. De rechter kan immers controleren of de inwerkingstelling van het ontbindend beding regelmatig is en of de ontbinding rechtmatig is, of zij met andere woorden conform de vereisten van de goede trouw is en dus geen inbreuk vormt op het verbod op rechtsmisbruik. Hij beschikt daarentegen niet meer over de bevoegdheid om een laatste uitvoeringstermijn toe te kennen aan de schuldenaar.
De controle van de formele regelmatigheid van de ontbinding heeft betrekking op de geldigheid van het beding en de naleving van de toepassingsvoorwaarden ervan (zoals de vereiste van een schriftelijke kennisgeving en de motivering ervan, de aanwezigheid van een aan de schuldenaar toerekenbare tekortkoming, de vereiste van een aanmaning wanneer de schuldeiser daarvan niet is vrijgesteld). De schuldeiser die beslist het contract te ontbinden terwijl het ontbindend beding wettelijk verboden is of wanneer hij de toepassingsvoorwaarden ervan niet in acht neemt, begaat een fout omdat hij zonder beslissingsbevoegdheid heeft gehandeld
De controle van de rechtmatigheid van de ontbinding geeft de rechter de gelegenheid om na te gaan of de toepassing van het ontbindend beding in de gegeven omstandigheden niet voortkwam uit een rechtsmisbruik. Een ontbinding kan als abusief worden beschouwd wanneer de ten laste gelegde tekortkoming miniem is en het beding in zeer algemene zin geformuleerd is, doelend op “de gevallen van tekortkoming”, zonder verdere preciseringen of wanneer vaststaat dat de schuldenaar een redelijk aanbod heeft gedaan om daaraan te verhelpen maar de schuldeiser dat voorstel verworpen heeft zonder gegronde reden.
Op die manier kan de ernst van de contractuele tekortkomingen naderhand onderworpen worden aan een marginale toetsing die rekening houdt met de concrete omstandigheden van de zaak. Het Hof van Cassatie heeft die mogelijkheid voor de feitenrechter om a posteriori na te gaan of de inwerkingstelling van het ontbindend beding geen rechtsmisbruik inhoudt, bekrachtigd (Cass. 9 maart 2009, Pas., 2009, 689, concl. op tegenspraak: Genicot, Arr. Cass., 2009, blz. 762, R.G.D.C., 2010, blz. 130, noot J.-F. Germain en J.T., 2009, 392; Cass. 8 februari 2010, Pas., 2010, 402 en T.B.O., 2011, 163; Cass. 5 december 2014, AR C.14 0061.N. (impl.) en . Antwerpen, 29 juni 2007, R.W., 2009-10, 105, noot J. De Coninck; Rb. Gent, 13 januari 2009, R.W., 2009-10, 114).
Hiernavolgend artikel 5.94 NBW bepaalt dat, in het geval van een onregelmatige of van een abusieve buitengerechtelijke ontbinding, de verklaring van de schuldeiser onwerkzaam is.
Het contract wordt dus niet ontbonden en blijft gevolgen sorteren. In de rechtsleer was die sanctie reeds naar voren gebracht, zowel voor het geval van onregelmatigheid als voor het geval van rechtsmisbruik bij de inwerkingstelling van het ontbindend beding
Een vergelijkbare sanctie kan worden overwogen voor het geval waarin de inwerkingstelling van het ontbindend beding rechtsmisbruik uitmaakt, vermits het Hof van Cassatie van oordeel is dat het herstel ervan erin kan bestaan de schuldeiser het recht te ontzeggen om zich op het beding te beroepen (Cass. 8 februari 2001, Pas., 2001, 244, Arr. Cass., 2001, 245, R.W., 2001-02, 778, noot A. Van Oevelen; Cass., 1 oktober 2010, Pas., 2010, 2470, R.W., 2011-12, 142, noot S. Jansen en S. Stijns, R.G.D.C./T.B.B.R.,2012, 387, noot P. Bazier. Bv. Antwerpen 29 juni 2007, R.W., 2009-10, 105, noot J. De Coninck).
De rechtsleer schaart zich achter deze wijze van sanctionering van het rechtsmisbruik, in het bijzonder in het geval van misbruik bij de toepassing van een uitdrukkelijk ontbindend beding.
Aldus sanctioneert de rechter het precieze gebruik dat gemaakt wordt van het ontbindend beding in de gegeven omstandigheden, maar zonder nietigverklaring of verbeuring van het beding, dat niet uit het contract verdwijnt. Ingeval van een tekortkoming naderhand van de schuldenaar, zal de schuldeiser (onder voorbehoud van rechtsmisbruik) opnieuw een beroep kunnen doen op het ontbindend beding.
Art. 5.94 NBW . “Onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding
De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
Art. 5.94 NBW . “Onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding
De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
Commentaar bij art. 5.94 NBW
(bron memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Bij betwisting van een buitengerechtelijke ontbinding zal vaak de schuldenaar het geschil bij de rechter aanhangig maken. De schuldeiser kan evenwel ook in rechte optreden, bijvoorbeeld om de bevestiging van zijn beslissing te verkrijgen en een einde te maken aan een betwisting vanwege zijn schuldenaar. Hij kan ook een uitvoerbare titel willen bekomen om aanvullende schadevergoeding bij de ontbinding of eventuele restituties te verkrijgen.
De rechter bij wie de zaak a posteriori aanhangig is gemaakt, heeft de keuze tussen bevestiging of afkeuring van de beslissing van de schuldeiser om het contract te ontbinden.
De toelichting bij de artikelen 5.92 en 5.93 geeft aan, aan de hand van talrijke bronnen, dat de rechter bij wie de zaak a posteriori aanhangig is gemaakt, over een dubbele controlebevoegdheid beschikt. Hij kan immers gevraagd worden om de regelmatigheid van de inwerkingstelling van de ontbinding te controleren (zijn de inhoudelijke en vormelijke toepassingsvoorwaarden ervan nageleefd? ) en de rechtmatigheid ervan (is de beslissing tot ontbinding abusief? ).
De bepaling van artikel 5.94 NBW bepaalt de sanctie en voorziet erin dat, wanneer de kennisgeving van de ontbinding als onregelmatig of abusief wordt beoordeeld, zij dan onwerkzaam is.
De ontbinding door de schuldeiser vormt immers een partijbeslissing. Wanneer zij genomen wordt door de schuldeiser buiten de toepassingsvoorwaarden voor zijn beslissingsbevoegdheid om of door misbruik van zijn bevoegdheid, blijft de beslissing zonder gevolg. Het contract wordt dus niet ontbonden.
De bepaling verankert dus de sanctie van onwerkzaamheid. In geval van een onregelmatige buitengerechtelijke ontbinding gaat zij uit van het arrest van het Hof van Cassatie van 11 mei 2012, dat bevestigt dat wanneer een ontbinding krachtens een ontbindend beding niet voldoet aan de geldende voorwaarden, zij geen doorgang vindt en in de regel effect blijft sorteren.
Een vergelijkbare oplossing werd erkend in het kader van een onregelmatige opzegging van een contract van bepaalde duur (Cass. 12 juni 2012, Pas. 2012, blz. 1317).
De onwerkzaamheid van een onregelmatige of abusieve opzegging wordt eveneens in aanmerking genomen in artikel 5.76, vierde lid, met betrekking tot het contract van bepaalde duur.
Ingeval de schuldeiser misbruik gemaakt heeft van zijn bevoegdheid om het contract te ontbinden bij kennisgeving, kan de sanctie van dat misbruik thans ook erin bestaan om aan de abusieve uitoefening van die bevoegdheid haar gevolgen te ontzeggen.
De rechtsleer voorafgaand aan het NBW gaat uit van de arresten van 8 februari 2001 en 10 oktober 2010 van het Hof van Cassatie, die de ontzegging erkennen als een van de sancties van het abusieve gebruik van een beding (aangehaald in de toelichting bij art. 5.92).
Met betrekking tot ontbindende bedingen heeft de rechtsleer er reeds voor gepleit om een eenzijdige ontbinding alle rechtsgevolgen te ontnemen indien zij abusief is.
Wanneer de buitengerechtelijke ontbinding wordt afgekeurd door de rechter en onwerkzaam wordt verklaard, blijft het contract van kracht en zijn de regels betreffende de sancties van de niet-nakoming en van de contractuele aansprakelijkheid opnieuw van toepassing op de contractspartijen. Een onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding kan immers een contractuele tekortkoming inhouden, die toerekenbaar is aan de schuldeiser die daartoe ten onrechte het initiatief had genomen.
Aangezien het contract niet ontbonden wordt, kan de schuldenaar de uitvoering ervan in natura kiezen en vragen dat de rechter de schuldeiser zou bevelen om de nakoming van zijn verbintenissen weer op te nemen. Hij kan ook een schadeherstel verkrijgen.
Hij zou de voorkeur kunnen geven aan de ontbinding van het contract ten nadele van de schuldeiser die foutief gehandeld heeft, met een aanvullend schadevergoeding.
De rechter kan ook ertoe gebracht worden om het contract ten nadele van elk van de partijen te ontbinden.
Uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek
ONTBINDENDE VOORWAARDE.
Art. 1183. _ Een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verbintenis teniet doet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan.
Zij schort de uitvoering van de verbintenis niet op; alleen verplicht zij de schuldeiser om, ingeval de door de voorwaarde bedoelde gebeurtenis plaatsheeft, terug te geven hetgeen hij ontvangen heeft.
Art. 1184. In wederkerige contracten is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen, voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt.
In dit geval is het contract niet van rechtswege ontbonden. De partij jegens wie de verbintenis niet is uitgevoerd, heeft de keus om ofwel de andere partij te noodzaken de overeenkomst uit te voeren, wanneer de uitvoering mogelijk is, ofwel de ontbinding van de overeenkomst te vorderen, met schadevergoeding.
De ontbinding moet in rechte gevorderd worden, en aan de verweerder kan, naar gelang van de omstandigheden, uitstel worden verleend.