Een intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, ook wel intercommunale geheten, is een vereniging van gemeenten met als doel taken van gemeenschappelijk belang te realiseren, vooral op het gebied van:
- afvalinzameling en -verwerking
- nutsvoorzieningen (elektriciteit, gas, water en kabeldistributie)
- sociale huisvesting
- streekontwikkeling.
Een intergemeentelijk samenwerkingsverband mag niet zonder meer worden gelijkgesteld met een gemeente of met de som van de deelnemende gemeenten. Met een intergemeentelijk samenwerkingsverband wordt immers een dienstgewijze gedecentraliseerde dienst tot stand gebracht. Zij die het beheer hebben van een gedecentraliseerde dienst, oefenen het hun opgedragen beslissingsrecht niet uit in naam van de betrokken lokale besturen, maar in naam van de publiekrechtelijk rechtspersoon waarvan zij de organen of de vertegenwoordigers zijn.
Krachtens het specialiteitsbeginsel mogen publiekrechtelijke rechtspersonen alleen met het oog op het verwezenlijken van hun doel handelen, waarbij zij alle rechten genieten die verenigbaar zijn met hun aard en het doel waarvoor zij werden opgericht.
Geen enkele bepaling verbiedt op algemene wijze een intercommunale vereniging om diensten te verstrekken op het grondgebied van gemeenten die er geen deel van uitmaken, net zoals in het verleden werd toegestaan dat een gemeente water levert op het grondgebied van een buurgemeente, met dien verstande evenwel dat de relaties met de gebruikers in dat geval van contractuele aard zijn, terwijl ze op het grondgebied zelf van reglementaire aard kunnen zijn.
Naast haar kernbevoegdheden en taken, beperkt tot het grondgebied van de betrokken gemeenten, beschikt de opdrachthoudende vereniging als rechtspersoon ook over de juridische mogelijkheid om buiten dit kader verhoudingen aan te gaan, zoals overeenkomsten te sluiten die het haar mogelijk moeten maken haar taken uit te oefenen of te optimaliseren. Zij mag deze overeenkomsten ook aangaan met rechtssubjecten van buiten haar territorium en dit ook in het kader van een overheidsopdracht.
Een opdrachthoudende vereniging is gerechtigd om dergelijke bijkomende activiteiten te verrichten op het grondgebied van gemeenten die er geen deel van uitmaken, op voorwaarde dat de activiteit valt onder of verband houdt met de reguliere activiteiten, de activiteit inpasbaar is binnen het doel van de vereniging en het gaat om bijkomstige activiteiten, zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de uitvoering van de taken waarvoor de gemeentes een beheersoverdracht hebben verricht.
Ook publiekrechtelijke rechtspersonen zijn een ondernemer in de zin van artikel 2, 10°, van de wet overheidsopdrachten 2016 en van artikel 2.1.10°, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 «betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG» (hierna: richtlijn 2014/24/EU) te mogen worden beschouwd.
Het begrip ondernemer wordt in artikel 2, 10°, van de wet overheidsopdrachten 2016, in navolging van de Europeesrechtelijke definitie van dit begrip, als volgt gedefinieerd: «elke natuurlijke persoon, elke privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon of elke combinatie van deze personen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die werken, een werk in de zin van de bepaling onder 19°, leveringen of diensten op de markt aanbiedt. Het betreft, naargelang het geval, een aannemer, leverancier of dienstverlener».
Het voorschrift dat inhoudt dat intercommunales geen handelskarakter mogen hebben, mag niet zo worden begrepen dat zij geen activiteiten kunnen uitoefenen die van industriële of commerciële aard zijn en die onder het toepassingsgebied van artikel 57 van de wet van 30 maart 1976 «betreffende de economische herstelmaatregelen» vallen.
Zo ook dient te worden aangenomen dat het voorschrift dat de verbintenissen van de samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid, ongeacht de doelstellingen van het samenwerkingsverband, geen handelskarakter hebben, niet zo mag worden begrepen dat dit op algemene wijze elke deelname aan een overheidsopdracht zou uitsluiten.
Het gewest als regelgever kent deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een een hybride rechtsvorm toe. De intercommunale is aldus een sui-generis rechtsvorm.
Aan de rechtsvorm liggen er publiekrechtelijke elementen ten grondslag.
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Vlaamse Gewest kunnen één van de vijf sui-generis rechtsvormen aannemen, waarop een deel van het vennootschapsrecht aanvullend van toepassing is.
In het Waalse Gewest nemen de intercommunales de vorm van een NV of een CVBA aan – in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dit enkel de CVBA – waarop er vervolgens afwijkingen mogelijk zijn.