Het houden van huisdieren in een gehuurde woning in strijd met een verbod in de huurovereenkomst, is niet voldoende om een contractuele fout te bewijzen. Een clausule die het bezit van huisdieren verbiedt, kan worden beschouwd in de huidige stand van sociale opvattingen en gewoonten, als een aantasting van het recht op een privéleven, gezinsleven en woonplaats zoals voorzien in artikel 8.1 van het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
zie ter zake rechtbank in eerste aanleg Brussel, 7 april 2006, tijdschrift van de vrederechters, editie maart 1 april 2007, pagina 176.
De Vrederechter van Aalst verfijnt deze regel in zijn vonnis van 12 mei 2015, RW 2015-2016, 1235:
Een volledig verbod op het houden van huisdieren, zoals opgenomen in art. 9bis van de huurovereenkomst, is buiten verhouding met het beoogde doel ervan; de handhaving van het verhuurde goed kan niet geschaad worden door het houden van niet-schadelijke of niet-hinderlijke huisdieren. Een dergelijk volledig verbod dient bovendien te worden beschouwd als een aantasting van het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Een verbod dat beperkt is tot huisdieren die schade of overlast veroorzaken, is wél binnen verhouding met voormeld doel (M. Dambre e.a., Handboek Algemeen Huurrecht, die Keure, 2015, nrs. 127 en 129; Vred. Moeskroen 12 april 2010, T.Vred. 2012, 169-170). Voor zover verweerder nog huisdieren zou houden, is niet aangetoond dat deze schade of overlast veroorzaken, zodat er dienaangaande geen reden is om de huurovereenkomst te ontbinden....
Het inlassen in een huurcontract waarbij de huurprijs verhoogd wordt indien de huurder een huisdier gaat houden werd door de vrederechter van Willebroek in een vonnis van 27 januari 2020 onwettig verklaard wegens strijdigheid met artikel 8.1 EVRM. Een huurverhoging wegens het houden van een huisdier werd door de vrederechter aanzien als een onevenredig ten aanzien van het beoogde doel, zijnde het behoud van het onroerend goed in goede staat. Art. 8.1 EVRM garandeert het recht op privéleven , gezinsleven en woning. Een clausule die het houden van huisdieren verbiedt of bemoeilijkt is hiermee in strijd. de verplichtingen. De huur kan niet ontbonden worden wegens wanbetaling wegens het niet betalen van een contractuele, doch onwettelijke verhoging van de huur wegens het houden van een huisdier. Zie A. Godfroid, Meer huur betalen voor het houden van een huisdier, De Juristenkrant 26 februari 2020, p. 3.
Het houden van huisdieren kan een grond van ontbinding van de huur uitmaken mits er hinder door de verhuurder wordt bewezen en de hinder van die aard is dat de ontbinding van de huur proportioneel is ten aanzien van de hinder. Het houden van een buitensporig aantal huisdieren kan een dergelijk ontbindingsgrond uitmaken (vb. Het houden van 20 katten zoals weerhouden als ontbindingsgrond door de Vrederechter van Leuven in diens vonnis van 6 oktober 2016, afl. 1, 36, noot Timmermans.
Een vonnis van de vrederechter te Gent van 28 januari 2020, RW 2020-2021,154 laat een andere wind waaien door te stellen dat art. 1134, eerste lid BW bepaalt dat contracten, niet enkel de partijen maar ook de rechtbank tot wet strekken. Een huurcontract is volgens dit vonnis niet vrijblijvend, maar strekt de partijen tot wet. Wanneer het houden van huisdieren principieel verboden is, dienen de huurders zich daaraan te houden. Indien huurders tegen een huisdierverbod in het contract toch wel dieren wilden houden, dan hoorden zij het huurcontract destijds niet te onderschrijven en een andere woning of studio te zoeken (zo stelt de rechter in dit vonnis)..
Het inlassen van een verbod tot het houden van huisdieren blijft bij een beoordeling beter overeind indien het in het contract gemotiveerd wordt door bijvoorbeeld de beperkte ruimte, de bouwmaterialen, de hygiëne, de geluidsisolatie...
Onderscheid dient gemaakt tussen een verbod tot het houden van huisdieren in alleenstaande woningen en in appartementen. Reglementen van inwendige orde van appartementsgebouwen kunnen voorzien in een verbod tot het houden van huisdieren, waarbij deze reglementen ook afdwingbaar zijn ten aanzien van de huurders. Een dergelijk verbod beschermt niet alleen het privéleven van de bewoner van het appartement maar ook het privéleven van de andere bewoners van het appartementsgebouw, waarbij deze rechten contractueel werden vastgelegd in het kader van afdwingbare afspraken die het nabuurschap en samenleven in het woonblok regelen. Aldus kan een verbod tot het houden van huisdieren in appartementsgebouwen gemakkelijker worden afgedwongen, dan wel overeind blijven na rechterlijke beoordeling.
De Vrederechter te Genk oordeelt dan weer in een verder op deze webpagina geciteerde bijdrage dat het bezit van huisdieren, zelfs indien ze geen hinder veroorzaken, in strijd met een verbodsclausule in de huurovereenkomst, niet voldoende is om een contractuele fout te bewijzen. Zulke clausule kan in de huidige stand van de sociale opvattingen en gewoonten worden beschouwd als een aantasting van een recht op privéleven, gezinsleven en woonplaats, voorzien in art. 8.1 EVRM. Het legitieme belang van de verhuurder bij de handhaving van het gehuurde goed kan geenszins geschaad worden door het houden van niet schadelijke huisdieren, zoals katten en (kleine) honden.