In heel wat gevallen is het de bedoeling van echtgenoten dat bij overlijden van één van hen het vermogen voor het grootst mogelijk deel toekomt aan de langstlevende.
Een en ander wordt uitgewerkt via het huwelijkscontract door ondermeer het stelsel van algehele gemeenschap, inbreng, door het klassieke verblijvingsbeding of door bedingen van aanwas.
Aldus worden de rechten van de langstlevende echtgenoot uitgebreid ten nadele van de reservataire erfgenamen.
Maar het kan ook voorkomen dat echtgenoten, zeker wanneer zij kinderen uit een vorige relatie hebben het tegenovergestelde willen bekomen, het weze om hun kinderen te beschermen, het weze om de goede vrede met deze kinderen te bewaren die zich wel eens durven verzetten tegen een (nieuw) huwelijk van hun ouder in de vrees aldus hun erfrechten beknot te zien.
Echtgenoten die reeks afstammelingen hebben voortkomende uit een andere relatie, hebben de mogelijkheid om bij huwelijkscontract of later wijzigingsakte een regeling treffen waarbij de rechten van de langstlevende echtgenoot beperkt worden:
Echtgenoten kunnen bij hun tweede huwelijk verzaken aan de abstracte reserve in hun huwelijksovereenkomst, zodat hun huwelijk het erfrecht van de voorkinderen niet zou aantasten.
Zij kunnen ook bijkomend verzaken aan de concrete reserve. Aldus ka ook afstand gedaan van het reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op de gezinswoning en het huisraad. Door deze mogelijkheid werd een bijkomende "bezorgdheid" van de voorkinderen weggenomen waardoor de mogelijkheid bestaat dat het huwelijk de voorkinderen niet benadeelt en er dus ten aanzien van hen geen rem moet bestaan om een (tweede)huwelijk aan te gaan, omdat dit het erfrecht van de voorkinderen zou benadelen.
Uittreksel uit het Burgerlijk wetboek:
Art. 1388.<W 14-07-1976, art. 2> De echtgenoten mogen niet afwijken van de regels die hun wederzijdse rechten en verplichtingen bepalen, noch van de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij noch van de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen.
(De echtgenoten kunnen bij huwelijkscontract of bij wijzigingsakte, wanneer op dat tijdstip een van hen één of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden, geheel of ten dele, zelfs zonder wederkerigheid, een regeling treffen over de rechten die de ene in de nalatenschap van de andere kan uitoefenen. [1 Deze regeling doet geen afbreuk aan het recht van de ene, om bij testament of bij akte onder de levenden te beschikken ten gunste van de andere. Ze kan in geen geval aan de langstlevende het recht van bewoning ontnemen van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende het gezin tot voornaamste woning diende en het recht van gebruik van het daarin aanwezige huisraad voor een periode van zes maanden vanaf de dag van het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende.]1) <W 2003-04-22/46, art. 5, 013 ; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[1 De artikelen 1100/2 tot 1100/6 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in het tweede lid.]1
----------
(1)<W 2018-07-22/01, art. 7, 039; Inwerkingtreding : 01-09-2018>