Een referentieadres is een precies adres in een Belgische gemeente:
• bij een natuurlijke persoon,
• ofwel op de zetel van een OCMW
• ofwel bij een rechtspersoon.
Opzet: mogelijkheid bieden aan bepaalde categorieën van personen die geen vaste verblijfplaats hebben, om op een bepaald adres ingeschreven te worden in de bevolkingsregisters zonder effectief op dat adres te verblijven.
Krachtens art. 1, § 2, eerste lid van de wet van 19 juli 1991 «betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen» worden de in § 1, 1o van hetzelfde artikel bedoelde Belgen en (toegelaten) vreemdelingen, op hun aanvraag door de gemeente waar zij gewoonlijk vertoeven, ingeschreven op een referentieadres (1) hetzij wanneer zij in een mobiele woning verblijven; (2) hetzij wanneer zij om beroepsredenen of bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben.
Luidens art. 1, § 2, tweede lid van voormelde wet van 19 juli 1991 wordt onder «referentieadres» verstaan het adres (1) van (a) hetzij een natuurlijke persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, (b) hetzij een rechtspersoon; (2) waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of deze rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven.
Art. 1, § 2, derde lid van voormelde wet van 19 juli 1991 bepaalt dat de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, zich ertoe verbindt daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toekomen. Hierbij mag de natuurlijke persoon of de rechtspersoon geen winstbejag nastreven. Enkel verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk die minstens vijf jaar rechtspersoonlijkheid genieten en die zich in hun statuten tot doel hebben gesteld onder meer de belangen van één of meer rondtrekkende bevolkingsgroepen te behartigen of te verdedigen, kunnen optreden als rechtspersoon bij wie een natuurlijke persoon een referentieadres kan hebben.
Het concept referentieadres heeft een wettelijke grondslag gevonden ingevolge de wet van 24 januari 1997 «houdende wijziging van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, strekkende tot verplichte inschrijving in de bevolkingsregisters van de personen die in België geen verblijfplaats hebben».
Het was eerder al (beperkt) van kracht ingevolge (art. 20 van) een van de (vier) uitvoeringsbesluiten van 16 juli 1992 «betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister». Dit KB kwam er in uitvoering van art. 3, tweede lid van de voormelde wet van 19 juli 1991. Krachtens die bepaling stelt de Koning de aanvullende regels vast voor het bepalen van het hoofdverblijf en het referentieadres.
Art. 8 van de voormelde wet van 19 juli 1991 voorziet in een georganiseerd administratief beroep, waarbij de administratieve beslissing tot ambtshalve afvoering uit de bevolkingsregisters kan worden aangevochten.
Een beslissing tot ambtshalve afvoering uit de bevolkingsregisters staat in nauwe relatie met de prerogatieven van het openbare overheidsgezag (art. 164 Gw.), zodat de wetgever de verdere beoordeling onttrekt aan de gewone justitiële rechtscolleges (art. 40 Gw.; art. 556, eerste lid Ger.W.).
Art. 8, § 1 van de voormelde wet van 19 juli 1991 bepaalt meer precies dat, «bij moeilijkheden of betwistingen in verband met het hoofdverblijf, de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, de plaats ervan bepaalt, na zo nodig een onderzoek ter plaatse te hebben laten uitvoeren. De Minister kan de hem aldus toevertrouwde bevoegdheden overdragen aan de ambtenaar die de leiding heeft van het bestuur dat bevoegd is voor de bevolking. Indien de plaats waar hij woont bekend is, worden de persoon van wie de inschrijving in de bevolkingsregisters moet worden geregulariseerd, en eventueel zijn wettelijke vertegenwoordiger en de betrokken gemeente(n), daarvan bij een ter post aangetekende brief op de hoogte gesteld, om hun de mogelijkheid te geven hun eventuele opmerkingen of verweermiddelen binnen vijftien dagen na deze kennisgeving te doen gelden. Deze personen, alsook de vertegenwoordigers van de betrokken gemeente(n) worden op hun verzoek gehoord door de Minister of, indien deze van zijn delegatierecht gebruikgemaakt heeft, door de ambtenaar die gedelegeerd is om de beslissing te nemen. Wanneer die termijn verstreken is, neemt de Minister of zijn gemachtigde een beslissing. Ingeval uit dat onderzoek blijkt dat de betrokken persoon zijn laatste bekende adres heeft verlaten zonder daarvan de vereiste aangifte te doen en dat de plaats waar hij zich gevestigd heeft niet gevonden kan worden, wordt hij ambtshalve van de bevolkingsregisters afgevoerd.»
Art. 8, § 2 van de voormelde wet van 19 juli 1991 bepaalt: «De behoorlijk met redenen omklede beslissing van de Minister of zijn gemachtigde wordt bij een ter post aangetekende brief betekend aan de betrokken gemeentebesturen. Deze doen ambtshalve de inschrijvingen en afvoeringen die hun worden opgelegd zodra de beslissing hun bekend is. Zij geven onverwijld, bij een ter post aangetekende brief, aan de betrokken personen, aan de Minister of zijn gemachtigde, kennis van de uitvoering van de beslissing. De gemeente die de inschrijving verricht, laat in voorkomend geval de identiteitskaart, de vreemdelingenkaart of het verblijfsdocument vervangen of wijzigen van de betrokken persoon, die daartoe wordt verzocht zich bij de bevolkingsdienst van de gemeente aan te melden.»
Art. 8, § 3 van de voormelde wet van 19 juli 1991 vervolgt: «Na twee opeenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen kan de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven op kosten van de gemeenteoverheden die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, ten einde de maatregelen te treffen die nodig zijn voor de uitvoering van de beslissingen aangaande het bepalen van het hoofdverblijf. De invordering van de kosten geschiedt, zoals inzake directe belastingen, nadat de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard.»
Het aldus georganiseerde administratieve beroep, brengt mee dat de bedoelde in essentie feitelijke discussie over het al dan niet vervuld zijn van de voorwaarden om op het referentieadres te (...) te worden ingeschreven niet kan gevoerd worden voor de gewone justitiële rechtscolleges.
Herziening van de regeling met betrekking tot het referentieadres
De personen die, om beroepsredenen, geen hoofdverblijfplaats (meer) hebben, worden op hun verzoek ingeschreven op een referentieadres voor een maximale duur van één jaar.
Deze voorwaarde van maximale duur is niet van toepassing op de volgende personen :
1° het militair personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten dat in het buitenland gestationeerd is, de militairen die in het buitenland gedetacheerd zijn, hetzij bij internationale of supranationale organismen, hetzij bij een militaire basis in het buitenland, voor de duur van hun stationering of detachering;
2° de personeelsleden van de federale politie die afwezig zijn uit het Koninkrijk, die ofwel het militaire personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten in het buitenland begeleiden, ofwel een specifieke opdracht vervullen in het buitenland, voor de duur van hun begeleiding of opdracht;
3° de dienstplichtigen onder de wapens en de gewetensbezwaarden voor de duur van hun dienst, de dienstplichtigen die vrijstelling van militaire dienst genieten krachtens artikel 16 van de op 30 april 1962 gecoördineerde dienstplichtwetten, voor de duur van hun dienst of hun coöperatieopdracht;
4° de federale, gewestelijke en gemeenschapsambtenaren die een functie opnemen op een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland, op voorwaarde dat zij een hiërarchische band hebben met het posthoofd en dat zij ingeschreven worden op de diplomatieke lijst van de voornoemde vertegenwoordiging, voor de duur van hun opdracht;
5° de personen die op coöperatieopdracht gestuurd worden door verenigingen die erkend zijn krachtens de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking, voor de duur van hun coöperatieopdracht.
Let wel, naast het stelsel van het referentieadres bestaat dus sinds het koninklijk besluit van 9 maart 2017 het stelsel van tijdelijke afwezigheid. Men kan echter geen referentieadres hebben en tevens het statuut hebben van tijdelijke afwezigen. Het is het ene of het andere.