In werkingtreding: 12/02/2011
Tekst Inhoudstafel Begin
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene beginselen
Artikel 1. Dit besluit zet de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten om, en in het bijzonder artikel 11.
Art. 2. Dit besluit is van toepassing op de asielzoekers, in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna " de wet "), die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° Ze krijgen materiële hulp in een opvangstructuur, in toepassing van artikel 6, § 1, van de wet en verblijven er ook daadwerkelijk.
2° Ze kregen een arbeidskaart C toegekend, in toepassing van artikel 17, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
3° Op basis van de onder 2° bedoelde arbeidskaart, oefenen ze een activiteit als werknemer uit op het Belgisch grondgebied.
Art. 3. De asielzoeker die aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden voldoet, dient de opvangstructuur waar hij gehuisvest wordt, ongeacht of deze beheerd wordt door het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (hierna " het Agentschap ") of door een partner, schriftelijk op de hoogte te brengen van elk element dat verband houdt met zijn beroepssituatie en met de evolutie van deze situatie. In het geval de asielzoeker gehuisvest is bij een partner, dient de partner de informatie gegeven door betrokken asielzoeker, zonder verwijl door te geven aan het Agentschap.
De in het vorige lid bedoelde informatie omvat onder meer volgende elementen : de verkrijging van een arbeidskaart C, de afsluiting van een arbeidsovereenkomst, een kopie van de arbeidsovereenkomst, de volledige of gedeeltelijke wijziging van de arbeidsovereenkomst, de evolutie van de tewerkstellingsduur van de werknemer of het loon, de gegevens in verband met de arbeidsuren.
Elk verzuim, opzettelijk of uit nalatigheid, om de in het eerste en in het tweede lid bedoelde informatie mee te delen, en elke misleidende mededeling van informatie, verleent het Agentschap een recht om de opeisbare bedragen, terug te vorderen van de asielzoeker, evenals de intresten op deze sommen tegen de wettelijke rentevoet.
Voor de asielzoeker die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 van huidig koninklijk besluit, zijn de opeisbare bedragen overeenkomstig het derde lid van huidig artikel, de bijdragen op basis van zijn maandelijks nettoloon bedoeld in artikel 6 van huidig besluit, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 1 van huidig besluit beoogde voorwaarden.
Art. 4. Het bedrag van het door de asielzoeker geïnde loon in het kader van zijn activiteit als werknemer, dat gebruikt wordt voor de toepassing van huidig besluit, wordt op maandelijkse basis berekend.
Voor de toepassing van dit besluit is de notie loon die welke bedoeld wordt in artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals uitgebreid en ingeperkt door de artikelen 19 tot 20 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de voornoemde wet van 27 juni 1969.
In afwijking van de in het vorige lid bedoelde bepalingen, is van de notie loon voor de toepassing van huidig besluit uitgesloten de eindejaarspremie of de dertiende maand die door de werkgever of door een bestaanszekerheidsfonds worden toegekend.
Het loon is gekoppeld aan de periode waarop het betrekking heeft.
Wanneer een loon in de zin van dit artikel aan de asielzoeker wordt betaald op grond van het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen en dit loon wordt toegekend voor een periode van meer dan een maand, wordt het bedrag van dit loon berekend op maandbasis voor de toepassing van huidig besluit.
Onder gelijkgestelde werkdagen dient te worden verstaan de niet-gepresteerde dagen waarvoor de asielzoeker een recht op loon behoudt.
Wanneer een loon in de zin van het tweede lid aan de asielzoeker betaald wordt, ongeacht het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen, wordt dit in aanmerking genomen voor de maand waarin dit loon hem werd betaald.
HOOFDSTUK II. - Bijdrage tot de materiële hulp door de asielzoekers die professionele inkomsten ontvangen uit een activiteit als werknemer
Art. 5. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in artikel 2 beoogde asielzoekers die minstens aan één van volgende voorwaarden voldoen :
1° Ze beschikken ofwel over een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minder dan zes maanden, ofwel over een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minder dan zes maanden kan geraamd worden, ofwel over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode nog steeds loopt of waarin de partijen hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter, § 1, eerste lid, van voornoemde wet.
2° Het nettomaandloon dat ze krijgen, is niet hoger dan het leefloon dat ze zouden kunnen krijgen in toepassing van de artikelen 14 en 15 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, naargelang de categorie waartoe ze zouden behoren als ze aan de voorwaarden zouden voldoen om hiervan te genieten.
Onder nettomaandloon dient te worden verstaan het maandelijks brutoloon min de persoonlijke bijdrage tot de sociale zekerheid en de fiscale inhouding.
Art. 6. De asielzoekers die voldoen aan een of aan beide van de in artikel 5 bedoelde voorwaarden krijgen verder materiële hulp in een opvangstructuur en dragen bij tot de materiële hulp in functie van het bedrag van hun maandelijks nettoloon.
Art. 7. De in het artikel 6 beoogde asielzoekers dragen op progressieve wijze bij tot de materiële hulp, ongeacht het totale bedrag van hun maandelijks nettoloon, op volgende wijze :
1° Voor de loonschijf tussen 0 en 79,99 euro, is geen enkele bijdrage verschuldigd.
2° Voor de loonschijf van 80 tot 149,99 euro, is een bijdrage verschuldigd van 35 % van de betrokken loonschijf, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijf.
3° Voor de loonschijf tussen 150 en 299,99 euro, is een bijdrage van 50 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven.
4° Voor de loonschijf tussen 300 en 499,99 euro, is een bijdrage van 65 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderds de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven.
5° Voor de loonschijf vanaf 500 euro is een bijdrage van 75 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven.
Het in de vorige leden bedoelde nettomaandloon moet begrepen worden in de zin van artikel 5, tweede lid.
De voorziene bedragen van de loonschijven worden elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden van het derde trimester volgens volgende formule : de nieuwe bedragen zijn gelijk aan de basisbedragen vermenigvuldigd met het nieuw indexcijfer en gedeeld door de startindex. Het bekomen resultaat wordt afgerond op de euro. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze zijn van toepassing vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van hun aanpassing.
Voor de toepassing van het vorige lid dient te worden verstaan onder :
1° : het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden : het indexcijfer dat bepaald wordt door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, op basis van de berekening van het gemiddelde loon van de volwassen bedienden van de privé-sector, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst;
2° : basisbedragen : de bedragen die van kracht zijn op 1 januari 2009;
3° : nieuwe index : de index van het derde trimester 2009 en van de volgende jaren;
4° : startindex : het indexcijfer van het derde trimester 2008.
Het Agentschap beschikt over het recht om de verschuldigde bijdragen aan de materiële hulp rechtstreeks bij de betrokken asielzoeker in te vorderen.
Art. 8. De verschuldigde bijdragen voor elke loonschijf, in toepassing van het vorig artikel, kunnen maandelijks evolueren in functie van de wijzigingen in het nettomaandloon van de asielzoeker.
HOOFDSTUK III. - Opheffing van de verplichte plaats van inschrijving voor de asielzoekers die professionele inkomsten ontvangen uit een activiteit als werknemer
Art. 9. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde asielzoekers, die aan beide volgende voorwaarden voldoen :
1° Ze beschikken ofwel over een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minstens zes maanden, ofwel over een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minstens zes maanden kan geraamd worden, ofwel over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode verstreken is en waarin de partijen niet hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter, § 1, eerste lid, van voornoemde wet.
2° Het nettomaandloon dat ze ontvangen, is hoger dan het leefloon dat ze zouden kunnen krijgen in toepassing van de artikelen 14 en 15 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, naargelang de categorie waar ze toe zouden behoren als ze aan de voorwaarden zouden voldoen om hiervan te genieten.
Het in vorige leden bedoelde nettomaandloon moet begrepen worden in de zin van artikel 4, tweede lid en volgenden.
Wanneer een asielzoeker, na toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, niet langer voldoet aan één van de in het vorige lid bedoelde voorwaarden, heeft dit geen invloed op de verdere toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op deze asielzoeker.
Art. 10. Wanneer een asielzoeker voldoet aan de in artikel 9 beoogde voorwaarden, heft het Agentschap de verplichte plaats van inschrijving die hem overeenkomstig artikels 9 tot 12 van de wet was toegewezen, op, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11, § 1.
Deze opheffing kan niet gebeuren alvorens hij het in artikel 9, 2°, beoogde loon daadwerkelijk voor de tweede maal heeft ontvangen, en vindt plaats ten laatste binnen een termijn van een maand vanaf de inning van dit tweede loon.
In afwachting van de daadwerkelijke opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, zijn de regels van hoofdstuk 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 2 van dit besluit beoogde voorwaarden.
Art. 11. § 1. Zelfs wanneer de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld door artikel 9, kan het Agentschap beslissen niet over te gaan tot de in artikel 10 bedoelde opheffing van de verplichte plaats van inschrijving in het bijzonder wanneer de medische of de gezinssituatie van de asielzoeker dit rechtvaardigt. In dit geval zijn de regels van hoofdstuk 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 2 beoogde voorwaarden.
§ 2. In bijzondere omstandigheden, verbonden aan de situatie van de asielzoeker, die het Agentschap in het bijzonder zal motiveren en op voorwaarde dat de asielzoeker voldoet aan de in artikel 2 beoogde voorwaarden, kan het Agentschap, bij wijze van afwijking, beslissen om over te gaan tot de in artikel 10 beoogde opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, ook al is niet voldaan aan de door artikel 9 gestelde voorwaarden.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12. De Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2011.