Een overeenkomst waarbij minstens één van de determinerende beweegredenen van een partij erin bestaat een rechtsregel te ontduiken die de openbare orde aanbelangt, heeft een ongeoorloofde oorzaak en is dus absoluut nietig.
Dit kan het geval zijn indien partijen afspreken hun werkelijke rechtsverhouding te verschuilen achter een gesimuleerde of geveinsde overeenkomst en daardoor een regel van openbare orde of van dwingend recht schenden.
Dit kan ook het geval zijn wanneer partijen een werkelijke overeenkomst aangaan maar hiermee een resultaat willen bereiken dat door een regel van openbare orde of dwingend recht verboden is of met het opzet de dwingende wet of de wet van openbare orde bedrieglijk toe te passen.
In dit geval erkent het Hof van Cassatie het bestaan van een schending van het algemeen rechtsbeginsel van het verbod op wetsontduiking.
Het verbod op wetsontduiking beteugelt gedrag waardoor de wetsontduiker weliswaar binnen de formele grenzen van een rechtsregel handelt, maar deze rechtsregel aanwendt in strijd met zijn doel. De wetsontduiker doet immers uitsluitend een beroep op deze rechtsregel om aan de toepassing van een andere rechtsregel van openbare orde of van dwingend recht te ontsnappen en om een resultaat te kunnen bereiken dat door deze strengere, ontdoken rechtsregel verboden wordt.
Het typevoorbeeld hiervan is een schijnhuwelijk (zie artikel 146bis Oud BW) door een buitenlandse man of vrouw om aan bepaalde dwingende regels van de vreemdelingenwetgeving te ontsnappen.
Maar ook de erkenning van een kind met de loutere intentie om een verblijfsrechtelijk voordeel te verkrijgen, wordt beschouwd als een toepassingsgeval van wetsontduiking bestaande in de afwending van het doel van het rechtsinstituut van de erkenning van een kind.
De erkenning wordt immers van haar doel afgewend wanneer zij niet wordt aangewend om een juridische afstamming te doen vaststellen gesteund op hetzij de biologische, hetzij de socio-affectieve werkelijkheid van de ouder-kindverhouding, maar zij enkel als doel heeft een verblijfsrechtelijk voordeel te verkrijgen uit de afstammingsband en dus de strengere verblijfsregels voor migranten te omzeilen.
De erkenner wil in dat geval immers een onrechtmatig voordeel halen uit de gunstige verblijfsregels die verbonden zijn aan de vaststelling van een afstammingsband (van openbare orde) en, als spiegelbeeld, ontsnappen aan de strengere wetgeving voor migranten (die eveneens van openbare orde is).
Een erkenning die er uitsluitend op gericht is een verblijfsrechtelijk voordeel te verkrijgen in strijd met het doel van de afstammingsregels, heeft bijgevolg een ongeoorloofde oorzaak en is absoluut nietig.
Een rechtshandeling die ertoe strekt om rechtsregels of rechtsinstellingen die de openbare orde betreffen, af te wenden van het doel waarvoor deze zijn ingesteld, namelijk enkel om een onrechtmatig voordeel te verkrijgen uit de toepassing van een andere rechtsregel of rechtsinstelling die de openbare orde aanbelangt, heeft een ongeoorloofde oorzaak en is dus volstrekt nietig.
De regels inzake het afstammingsrecht en het Belgisch nationaliteits- en verblijfsrecht, die de staat van de persoon in respectievelijk de familie en de natie vaststellen, zijn van fundamenteel belang voor de ordening van de maatschappij, zodat zij de openbare orde raken.
Krachtens artikel 2 Oud Burgerlijk Wetboek kan door bijzondere overeenkomsten of, meer algemeen, door rechtshandelingen geen afbreuk worden gedaan aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen.
Krachtens artikel 1131 Oud Burgerlijk Wetboek kan een rechtshandeling aangegaan uit een ongeoorloofde oorzaak geen gevolg hebben. Dit is het geval wanneer de determinerende beweegredenen strijdig zijn met de openbare orde of met dwingende wetsbepalingen.
Hieruit volgt dat de erkenning van een kind een ongeoorloofde oorzaak heeft en dus volstrekt nietig is, wanneer zij bedoeld is om de afstammingsregels aan te wenden in strijd met het doel waarvoor zij zijn ingesteld, namelijk enkel met het doel een verblijfsrechtelijk voordeel te verkrijgen dat verbonden is aan de vaststelling van een afstammingsband.
Iedere belanghebbende kan deze volstrekte nietigheid inroepen, die de maatschappelijke ordening wil beschermen, met inbegrip van de erkenner zelf die bewust een leugenachtige erkenning heeft gedaan met de bedoeling een verblijfsrechtelijk voordeel voor het kind te verkrijgen.
De schijnerkenner die middels leugenachtige verklaringen een kind heeft erkend met de bedoeling van het verwerven van een verblijfsrechtelijk voordeel, begaat een wetsontduiking en stelt een daad strijdig met de openbare orde. Toch kan deze schijnerkenner zelf de nietigheid van zijn eigen erkenning inroepen en zich op de strijdigheid met de openbare orde beroepen zelfs dus gegeven het door hem begane bedrog , nl. de erkenning van een kind waarvan hij wist dat het al een wettelijke vader zou hebben». Aldus kan de schijnerkenner op zijn eigen leugenachtige erkenning terugkomen» en kan hij leugenachtigheid van zijn erkenning aanwenden om deze erkenning nadien ongedaan te maken.