Opdat consumenten met kennis van zaken kunnen beslissen, moeten zij vóór het sluiten van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgen over de kredietvoorwaarden, de kredietkosten en zijn verplichtingen, die zij mogen meenemen en nader bestuderen. Om voor een zo groot mogelijke transparantie te zorgen en aanbiedingen vergelijkbaar te maken.
De consument moet uitgebreid worden geïnformeerd voordat hij de kredietovereenkomst sluit, ongeacht of bij de verkoop van het krediet een kredietbemiddelaar betrokken is. Daarom moeten de voorschriften inzake precontractuele informatie in het algemeen ook gelden voor kredietbemiddelaars.
In de zich uitbreidende kredietmarkt is het met name belangrijk dat kredietgevers zich niet inlaten met onverantwoordelijke leningpraktijken of kredieten toestaan zonder de kredietwaardigheid vooraf te hebben beoordeeld, en de lidstaten moeten het nodige toezicht uitvoeren om dergelijk gedrag te vermijden en de noodzakelijke middelen bepalen om de kredietgever te sanctioneren wanneer dat toch het geval is. [...] [K]redietgevers moeten de verantwoordelijkheid hebben om de kredietwaardigheid van elke consument te beoordelen. Daartoe zouden zij de mogelijkheid moeten hebben om gebruik te maken van informatie die door de consument is verstrekt, niet alleen bij de voorbereiding van de betrokken kredietovereenkomst, maar ook in de loop van een reeds lang bestaande commerciële relatie.
Afgezien van de precontractuele informatie waarop de consument recht heeft, kan hij nog aanvullende bijstand nodig hebben om uit te maken welke kredietovereenkomst in het palet aangeboden producten voor zijn behoeften en financiële situatie het meest geschikt is. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat kredietgevers dergelijke hulp omtrent de door hen aan de consument aangeboden kredietproducten verlenen. Zo nodig moet de consument persoonlijk toelichting krijgen op de relevante precontractuele informatie en de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten, zodat hij zich rekenschap kan geven van de gevolgen die deze voor zijn economische situatie kunnen hebben. In voorkomend geval moet deze plicht tot hulp aan de consument ook voor kredietbemiddelaars gelden. De lidstaten kunnen bepalen op welke wijze en in welke mate deze toelichtingen aan de consument moeten worden gegeven, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin het krediet wordt aangeboden, de noodzaak van hulp aan de consument en de aard van afzonderlijke kredietproducten.
Om de krediettoestand van een consument te beoordelen, dient de kredietgever ook de relevante gegevensbestanden te raadplegen; de wettelijke en feitelijke omstandigheden kunnen vereisen dat die raadpleging in wisselende mate plaatsvindt.
Artikel 5 van richtlijn 2008/48, met het opschrift „Precontractuele informatie”, bepaalt in de leden 1, eerste alinea, en 6:
„1. Geruime tijd voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, op basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en, in voorkomend geval, de door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt, op papier of op een andere duurzame drager, verstrekt overeenkomstig het formulier ‚Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet’ in bijlage II. De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van dit lid en van artikel 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2002/65/EG wanneer hij de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet heeft verstrekt.
[...]
6. De lidstaten zien erop toe dat de kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars de consument een passende toelichting verstrekken om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt, zo nodig door de ingevolge lid 1 te verstrekken precontractuele informatie, de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten en de specifieke gevolgen hiervan voor de consument toe te lichten, met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaalt. De lidstaten kunnen de wijze waarop en de mate waarin dergelijke bijstand wordt verleend, alsmede de identiteit van degene door wie de bijstand wordt verleend, aanpassen aan de specifieke omstandigheden waarin de overeenkomst wordt aangeboden, de persoon aan wie zij wordt aangeboden, en het soort krediet dat wordt aangeboden.”
De bewijslast betreffende de niet-nakoming van het solvabiliteitsonderzoek mag niet ten laste van de consument worden gelegd. De kredietgever draagt de bewijslast van voldoende onderzoek naar de draagkracht van het krediet door de consument en de vervulling van de informatieplicht.
De Europese richtlijn richtlijn 2008/48 verzet zich tegen een standaardbeding stellende dat de consument heeft erkend dat de op de kredietgever rustende precontractuele verplichtingen volledig en naar behoren zijn nagekomen, waardoor de bewijslast betreffende de nakoming van deze verplichtingen wordt omgekeerd, met als gevolg dat afbreuk kan worden gedaan aan de doeltreffendheid van de rechten die bij richtlijn 2008/48 worden toegekend.
Artikel 8, lid 1, van de Europese richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het er zich enerzijds niet tegen verzet dat de kredietwaardigheid van de consument enkel op basis van door deze laatste verstrekte informatie wordt beoordeeld, mits het om toereikende informatie gaat en gewone verklaringen van de consument vergezeld gaan van bewijsstukken, en het anderzijds de kredietgever niet de verplichting oplegt om de door de consument verstrekte informatie systematisch te controleren.
Alvorens de kredietovereenkomst te sluiten, kan een consument aanvullende bijstand nodig hebben om uit te maken welke kredietovereenkomst voor zijn behoeften en financiële situatie het meest geschikt is. De kredietgever moet hem dus een passende toelichting verstrekken om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst beantwoordt aan zijn behoeften en financiële situatie, zo nodig door de precontractuele informatie, de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten en de specifieke gevolgen hiervan voor hem toe te lichten, met inbegrip van de gevolgen indien hij niet betaalt.
Deze verplichting tot het verstrekken van een passende toelichting heeft dus tot doel de consument in staat te stellen een geïnformeerd besluit te nemen over het afsluiten van een bepaald soort kredietovereenkoms
Daarentegen beoogt de in artikel 8, lid 1, van richtlijn 2008/48 vastgestelde verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen, zoals in punt 35 van het onderhavige arrest reeds is uiteengezet, de kredietgever een verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen en te voorkomen dat hij een lening verleent aan consumenten die niet kredietwaardig zijn.
De informatieverplichtingen van de kredietgever zijn precontractuele verplichtingen. Bijgevolge kunnen deze verplichtingen niet pas in het stadium van het sluiten van de kredietovereenkomst worden vervuld, maar dient dit geruime tijd daarvoor te geschieden, doordat eerst – vóórdat deze overeenkomst wordt gesloten.