De vordering tot terugbetaling ingesteld door een patiënt tegen een zorgenverstrekker, wegens te veel betaalde sommen is geen vordering van een zorgenverstrekker in de zin va art. 2277bis BW en verjaart dus niet na 2 jaar, gezien de vordering van de patiënt een vordering wegens onverschuldigde betaling is.
Het reconstrueren van een borst na een mutilerende ingreep wordt door het RIZIV als medisch noodzakelijk aanzien en verdient terugbetaald te worden.
Het wegnemen van oude prothesen kan evenzeer worden aangerekend aan het RIZIV op basis van nomenclatuurnummer 251602, dat vergoeding voorziet voor het wegnemen van een borstimplantaat omwille van een gedocumenteerde complicatie.
Het plaatsen van nieuwe prothesen na het wegnemen van oude prothesen die omwille van complicaties dienden weggenomen is eveneens medisch noodzakelijk was en betreft een medische ingreep betrof, waarvoor een tussenkomst in het prothesematerieel verantwoord was en geen esthetische ingreep. Immers ook het wegnemen van een borstprothese met complicaties is een mutilerende ingreep. Het nadien reconstrueren van de borst met een nieuw implantaat is dan ook medisch noodzakelijk en verdient evenzeer terugbetaling.
Het ondertekenen “overeenkomst geplande ingreep plastische heelkunde”, ondertekend door appellante, die in strijd is met de opnameverklaring, doet hieraan geen afbreuk.
Immers kan deze overeenkomst geen gevolg hebben, aangezien ze volledig in strijd is met artikel 98 van de ziekenhuiswet, die van openbare orde is. Krachtens artikel 6 van het Burgerlijk Wetboek kan door een bijzondere overeenkomst geen afbreuk worden gedaan aan de wetten die de openbare orde en goede zeden betreffen. Op die basis kunnen dan ook geen ereloonsupplementen voor plastische chirurgie en anesthesie aangerekend.
Een patiënt kan niet meer terugvorderen dan hetgeen werkelijk ten onrechte door de patiënt zelf werd betaald. Hetgeen ten onrechte door het ziekenfonds werd betaald, dient door het ziekenfonds terugbetaald.